Operation Manual

BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire.
423
1.
Zet de keuzehendel in stand D. Wacht totdat
het stuur gedraaid is en rijd langzaam vooruit.
2. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken.
3. Schakel in de achteruit en rijd langzaam ach-
teruit.
4. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd,
waarna met grafische voorstellingen en een mel-
ding wordt aangegeven dat het insteken is afge-
rond. U moet mogelijk later corrigeren - alleen u
kunt beoordelen of de auto goed geparkeerd
staat.
BELANGRIJK
De waarschuwingsafstand is korter, wanneer
de sensoren worden gebruikt door PAP dan
wanneer Park Assist de sensoren gebruikt.
Gerelateerde informatie
Actieve parkeerhulp* (p. 419)
Uitparkeren met actieve
parkeerhulp
De functie
Uitparkeren kan u helpen om een
parkeervak uit te rijden.
N.B.
Het verlaten van een parkeervak met
Uitparkeren is alleen bestemd voor een
parallel geparkeerde auto - het systeem werkt
niet voor een haaks geparkeerde auto.
De functie Uitparkeren is te
activeren in het functiescherm
op het middendisplay of in het
camerascherm.
U doet dat als volgt:
1.
Tik op de knop
Uitparkeren in het functie-
scherm of in het camerascherm.
2. Geef met de richtingaanwijzer aan in welke
richting de auto het parkeervak moet verla-
ten.
3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het
beeld en de melding op het middendisplay u
hiertoe verzoeken. Volg de instructies op
dezelfde manier als bij de parkeerprocedure.
Let erop dat het stuur kan "terugveren" bij het
uitschakelen van de functie. U moet dan mogelijk
het stuur terugdraaien tot de maximale stuuruit-
slag om uit het parkeervak te kunnen rijden.
Als PAP oordeelt dat u zonder extra manoeuvres
kunt uitparkeren, wordt de functie uitgeschakeld,
ook al denkt u misschien dat de auto nog in het
parkeervak staat.
Gerelateerde informatie
Actieve parkeerhulp* (p. 419)