Operation Manual
STARTEN EN RIJDEN
}}
485
daarvoor het rempedaal hoeft te bedienen. Bij
activering van het systeem gaan de remlichten
branden.
Met het rempedaal kunt u de auto altijd remmen
en langzamer stapvoets rijden of de auto hele-
maal tot stilstand brengen.
De regeling wordt samen met de lagesnelheids-
regeling Low Speed Control (LSC) geactiveerd
en biedt ondersteuning bij ritten in het terrein en
op een gladde ondergrond en verbetert de rijei-
genschappen. De systemen zijn bestemd voor
gebruik op lage snelheden, tot zo'n 40 km/h (25
mph).
Aandachtspunten bij ritten met
geactiveerde HDC
•
Als u tijdens ritten op een steile aflopende
helling het systeem uitschakelt, wordt de
remwerking langzaam verlaagd.
•
HDC is te gebruiken in schakelstand D, R en
in de 1e of 2e versnelling bij handmatig
schakelen.
•
Bij handmatig schakelen is het niet mogelijk
om op te schakelen naar de 3e versnelling of
hoger.
N.B.
Wanneer het LSC met HDC geactiveerd is
door de rijstand OFF ROAD, veranderen het
gaspedaalgevoel en de motorrespons.
N.B.
De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de
openbare weg.
N.B.
De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
hogere snelheden en moet bij lagere snelhe-
den opnieuw ingeschakeld worden, als dat
wenselijk is.
Gerelateerde informatie
•
Afdalingsremregeling activeren en deactive-
ren met functieknop (p. 485)
•
Rijmodus wijzigen (p. 478)
•
Lagesnelheidsregeling (p. 483)
•
Vierwielaandrijving (p. 472)
Afdalingsremregeling activeren en
deactiveren met functieknop
Bij een auto zonder rijmodusknop op de tunnel-
console zit een functieknop voor de afdalings-
remregeling met
Hill Descent Control op het
functiescherm van het middendisplay.
Afdalingsremregeling kiezen op
functiescherm van middendisplay
De afdalingsremregeling werkt alleen op lage
snelheden.
–
Tik op de knop Hill Descent Control om
het systeem te activeren of deactiveren.
> Een brandend lampje in de knop geeft
aan dat de functie geactiveerd is.
Bij uitschakeling van de motor wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
N.B.
De functie wordt uitgeschakeld bij ritten op
hogere snelheden en moet bij lagere snelhe-
den opnieuw ingeschakeld worden, als dat
wenselijk is.