Operating Instructions and Installation Instructions

30
5
De rookgastemperatuur kan met de turbulatoren in twee
fasen aangepast worden:
“Standaard”: Uitleveringstoestand
“Low”: Een juiste dimensionering, vakkundige
afregeling en jaarlijks onderhoud zijn de
voorwaarden. Het voordeel hierbij is het
gebruik van zwavelarme stookolie
1.)
.
1.)
Bij branders met vlamkop-opzetstuk
moet het opzetstuk tijdens het jaarlijkse
onderhoud op slijtage gecontroleerd
worden.
Rookgastemperaturen onder 130 °C bij 60 °C ketel-
temperatuur moeten bij normale werking vermeden
worden. Door het ombuigen van de turbulatorvleugels (be-
halve de onderste 4 vleugels) of door een geringe aanpas-
sing van het vermogen kan de rookgastemperatuur ver-
hoogd worden.
De turbulatoren moeten voor de inbedrijfstel-
ling van de installatie aangepast worden.
Na de inbedrijfstelling kunnen de vleugels van
de turbulatoren door nabuigen beschadigd
worden. Andere manipulaties zoals b.v. verkor-
ten, zij niet toegelaten. Alle rookgasbuizen
moeten met turbulatoren uitgerust zijn.
OPGELET
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Aanpassing turbulatoren van “standaard” naar “low” (afgebeeld)
WTU 15-S
WTU 20-S
WTU 25-S
WTU 30-S
WTU 43-S
WTU 35-S
WTU 50-S
WTU 55-S
Om van de “standaard”-instelling van de turbulatoren naar
de instelling “low” om te schakelen, moeten de zwart
gearceerde vleugels van de turbulatoren naar buiten
omgebogen worden zoals afgebeeld.
5.4 Aanpassing van de rookgastemperatuur