Operation Manual

5 6
• Als het bliksemsymbool op het display verschijnt, betreft het een
stroomvoerende elektrische leiding.
• Statische opladingen kunnen het detectiebereik van een elektrische
leiding met maximaal 30 cm vergroten.
• Werk in dit gedeelte niet aan het muurwerk.
• Werkzaamheden in het gebied van elektrische leidingen zijn alleen
toegestaan, als voordat het werk begint gewaarborgd is, dat de stro-
omtoevoer naar de betreffende leidingen onderbroken is.
• Het geregistreerde object kan afhankelijk van de diepte breder of
smaller zijn, dan het display aangeeft.
• Markeer steeds het begin en het einde van het object. Het midden
tussen de beide markeringen is dan het midden van het object.
U kunt de volgende objecten (materialen) met het apparaat opsporen:
– hout/balken (STUD), maximale plaatsbepalingsdiepte 19 mm
– metaal (METAL), maximale plaatsbepalingsdiepte 30 mm
– elektrische leidingen (AC), maximale plaatsbepalingsdiepte 50 mm
– Met de instelling DEEP kunnen bijzonder diep liggende balken/hout
en metalen delen worden gepeild (max. plaatsbepalingsdiepte 38 mm)
Modus uitkiezen
– Druk op de toets MODE om de gewenste modus uit te kiezen
STUD METAL AC DEEP
Zoekprocedure starten
Houd de kalibratietoets ingedrukt, tot u klaar bent met zoeken.
Het apparaat aan het object ijken
Voor iedere zoekprocedure vindt een ijking van het apparaat plaats.
VERBORGEN OBJECTEN OPSPOREN
Batterij inzetten
U hebt een 9 volt blokbatterij nodig van de grootte 6 F 22 (6 LR 61, bij
de levering inbegrepen).
Batterij inzetten: open het batterijvakdeksel aan
de onderkant van het apparaat. Trek de aansluit-
schoen iets naar voren en druk de batterij op
de aansluitschoen. Houd u daarbij aan de juiste
richting van de polen. Sluit het batterijvakdeksel
weer.
HET APPARAAT AAN- EN UITSCHAKELEN
Druk op de toets om het apparaat in- en uit te schakelen. Na
60 seconden zonder invoer schakelt het apparaat automatisch uit.
VERBORGEN OBJECTEN OPSPOREN
Om personen- of zaakschades te vermijden, moet het volgende
beslist worden nageleefd:
LET OP!
• Balken en draagbalken worden op regelmatige afstanden in het
metselwerk geplaatst. Bepaal de afstand tussen de balken of draag-
balken, voordat u werkzaamheden aan het muurwerk uitvoert.
• Onregelmatigheden in de afstanden duiden bijvoorbeeld op elektri-
sche leidingen of waterleidingen.
• Afhankelijk van de toestand van de oppervlakken kunnen er meet-
fouten optreden.
• Als u wat opspoort, moet u steeds controleren of dit eventueel een
elektrische leiding is.
BEDIENING