Operation Manual
BEDIENING > 97
CONTROLEREN EN AFDRUKKEN
Controleren en afdrukken maakt het mogelijk een exemplaar ter
controle af te drukken alvorens de overige kopieën van een document
af te drukken.
Instellen van Controleren en afdrukken:
1.
Open het document in uw toepassing.
2.
Klik op [Bestand] en dan op [Afdrukken].
3.
Geef het aantal kopieën aan dat u wilt afdrukken bij [Kopieën].
4.
Vanuit het keuzemenu selecteert u [Taaktype].
5.
Selecteer [Controleren en afdrukken].
6.
Geef de taaknaam aan van maximaal 16 tekens in [Taaknaam].
7.
Voer een viercijferig persoonlijk ID nummer (PIN) in met
behulp van de numerieke tekens 0 t/m 9 dat u van de
netwerkbeheerder heeft ontvangen, of maak er zelf een.
8.
Klik op [Afdrukken].
Dit verwerkt het document en laadt het op de harde schijf van de
printer.
OPMERKING
> De interne harde schijf moet in de printer zitten en geactiveerd zijn
om de afdruktaak vast te kunnen houden voor het definitieve
afdrukken.
> Indien er onvoldoende ruimte is op de harde schijf wordt de melding
SCHIJF VOL getoond en zal er slechts een exemplaar worden
afgedrukt.
> Indien de toepassing een sorteeroptie heeft, dient die te worden
UITGEZET om controleren en afdrukken correct te laten werken.
> Controleren en afdrukken is in sommige toepassingen wellicht niet
beschikbaar.
> De Afdruk plug-ins dienen geïnstalleerd te zijn. Indien u de
LaserWriter driver gebruikt, dient de plug-in geactiveerd te zijn.