Xerox WorkCentre 7500 Series Multifunction Printer Xerox WorkCentre 7500 Series ® ® User Guide Guide d'utilisation Italiano Guida per l’utente Dansk Betjeningsvejledning Magyar Felhasználói útmutató Deutsch Benutzerhandbuch Norsk Brukerhåndbok Русский Руководство пользователя Español Guía del usuario Suomi Käyttöopas Türkçe Kullanıcı Kılavuzu Português Guia do usuário Čeština Uživatelská příručka Ελληνικά Εγχειρίδιο χρήστη Polski Przewodnik użytkownika Română Ghid de utilizare
© 2011 Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niet-gepubliceerde rechten voorbehouden op basis van de auteursrechten in de Verenigde Staten. De inhoud van de publicatie mag op generlei wijze worden gereproduceerd of verveelvoudigd zonder toestemming van Xerox Corporation.
Inhoudsopgave 1 Veiligheid 9 Kennisgevingen en veiligheid ......................................................................................................................................... 9 Algemene richtlijnen ............................................................................................................................................... 10 Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit ..................................................................................................
Inhoudsopgave Drivers en hulpprogramma's installeren - Windows .................................................................................. 27 Drivers en hulpprogramma's installeren - Macintosh OS X versie 10.4 en later ............................ 28 Drivers en hulpprogramma's installeren - UNIX en Linux ....................................................................... 29 Overige drivers ...........................................................................................................
Inhoudsopgave 6 Kopiëren 67 Eenvoudige kopieertaken .............................................................................................................................................. 67 Glasplaat ...................................................................................................................................................................... 68 AOD ..............................................................................................................................
Inhoudsopgave Internetfaxopties selecteren ............................................................................................................................. 138 Het adresboek gebruiken............................................................................................................................................. 142 Een persoonsvermelding toevoegen ..............................................................................................................
Inhoudsopgave Meer informatie ...................................................................................................................................................... 228 A Specificaties 229 Printerconfiguraties en -opties .................................................................................................................................. 229 Standaardfuncties .....................................................................................................................
Inhoudsopgave Europese Unie .................................................................................................................................................................. 247 Huishoudelijk gebruik ............................................................................................................................................ 248 Professioneel en zakelijk gebruik ...................................................................................................................
1 1 Veiligheid In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Kennisgevingen en veiligheid ............................................................................................................................................ 9 Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit ................................................................................................................. 10 Veiligheid bij de bediening ...................................................................
Veiligheid Algemene richtlijnen WAARSCHUWINGEN: Duw geen objecten in sleuven of openingen van de printer. Aanraking van een voltagepunt of kortsluiting van een onderdeel kan brand of elektrische schokken tot gevolg hebben. Verwijder geen kleppen of beschermplaten die met schroeven zijn bevestigd, tenzij u optionele apparatuur installeert en instructies hebt ontvangen om dit te doen. Schakel de printer uit bij het uitvoeren van deze installaties.
Veiligheid Telefoonkabel VOORZICHTIG: Gebruik uitsluitend een telefoonkabel met een kabeldikte van 26 AWG (American Wire Gauge) of groter. Veiligheid bij de bediening Uw printer en de bijbehorende verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strenge veiligheidseisen. Ze zijn onderzocht en goedgekeurd door veiligheidsinstanties en voldoen aan de gestelde milieunormen. Als u de volgende veiligheidsvoorschriften in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken veilige werking van uw printer.
Veiligheid Voor meer informatie in de Verenigde Staten en Canada gaat u naar www.xerox.com/environment . In andere landen kunt u contact opnemen met uw plaatselijke Xerox®-vertegenwoordiger of gaat u naar www.xerox.com/environment_europe . Printerverbruiksartikelen Gebruik alleen verbruiksartikelen die voor de printer zijn ontwikkeld. Gebruik van niet-geschikte materialen kan resulteren in slechte prestaties en gevaarlijke situaties.
Veiligheid Heet oppervlak op of in de printer. Wees voorzichtig om lichamelijk letsel te voorkomen. U mag de tonerafvalcontainer niet verbranden. U mag de afdrukmodule niet langer dan 10 minuten aan licht blootstellen. Raak de afdrukmodule niet aan. Heet oppervlak. Wacht de aangegeven tijd voordat u het oppervlak aanraakt. Waarschuwing: Bewegende onderdelen. Wees voorzichtig om lichamelijk letsel te voorkomen.
2 2 Toepassingen In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Onderdelen van de printer ............................................................................................................................................... 16 Informatiepagina's ............................................................................................................................................................. 20 Energiespaarstand ........................................................
Toepassingen Onderdelen van de printer In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Aanzicht links/voorzijde ..................................................................................................................................................... 16 Bedieningspaneel................................................................................................................................................................. 16 Aanzicht links/achterzijde ..................
Toepassingen 5 6 7 8 9 11 12 13 14 4 3 2 1 17 16 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 10 15 Apparaatstatus - toont de status van de printer op het aanraakscherm. Opdrachtstatus - toont lijsten met de actieve of voltooide opdrachten op het aanraakscherm. Functies - geeft toegang tot de opties van de geselecteerde kopieer-, scan- of faxfunctie via het aanraakscherm.
Toepassingen Aanzicht links/achterzijde 8 6 5 4 9 10 3 7 2 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 11 Stroomonderbreking SIM-sleuf Status-indicatielampjes Ethernet-aansluiting USB-geheugenkaartaansluitingen USB-aansluiting 7. 8. 9. 10. Faxaansluitingen (optioneel) Ontgrendelingsknop bovenpaneel D links Ontgrendelingsknop bovenpaneel A links Ontgrendelingsknop bovenpaneel B duplexeenheid 11. Ontgrendelingshendel onderpaneel C links AOD 2 3 4 5 6 8 1 7 1. 2. 3. 4.
Toepassingen Interne onderdelen 3 4 5 6 7 8 2 1 9 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Tweede transferrol Fusereenheid Ontgrendelingshendel afdrukmodule Tonercassettes Hoofdstroomschakelaar Afdrukbandreiniger Tonerafvalcontainer Afdrukmodules Klep afdrukmodule LX-kantoorafwerkeenheid 5 6 7 8 9 10 11 12 13 4 3 2 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Toepassingen Professionele afwerkeenheid 1 2 3 4 5 6 7 9 8 1. 2. 3. 4. 5. Middelste opvangbak Voorklep afwerkeenheid Bovenste opvangbak rechts Uitgangsklep Middelste opvangbak rechts 6. 7. 8. 9. Nietcassette Opvangbak AVH-module Nieteenheid AVH-module AVH-module Informatiepagina's Op de harde schijf van de printer zijn een aantal informatiepagina's opgeslagen. Informatiepagina's bevatten configuratie- en fontinformatie, demopagina's enzovoort. 1.
Toepassingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Druk op het bedieningspaneel van de printer op de toets Apparaatstatus en selecteer het tabblad Hulpprogramma's. Selecteer Apparaatinstellingen > Algemeen > Energiebesparing. Selecteer een optie: Intelligent gereed: wekken/slapen van de printer wordt geregeld op basis van eerdere gebruikspatronen. Met opdracht geactiveerd: de printer wordt gewekt wanneer activiteit wordt vastgesteld.
Toepassingen Beheerfuncties In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: CentreWare Internet Services......................................................................................................................................... 22 Facturerings- en gebruiksinformatie ............................................................................................................................ 22 Accountadministratie ...............................................................
Toepassingen Accountadministratie Met Accountadministratie kunt u de facturering en het aantal kopieer-, afdruk-, scan- en faxopdrachten per gebruiker bijhouden. Voor alle opdrachten is verificatie van een gebruikers-ID en account-ID nodig. De systeembeheerder moet gebruikersaccounts maken en de toepassing Accountadministratie inschakelen. Voor meer informatie raadpleegt u de Handleiding voor de systeembeheerder op www.xerox.com/office/WC75xxdocs .
Toepassingen Handleiding voor de systeembeheerder www.xerox.com/office/WC75xxdocs Zelfstudievideo's www.xerox.com/office/WC75xxdocs Recommended Media List (Lijst met aanbevolen media) Verenigde Staten: www.xerox.com/paper Europa: www.xerox.com/europaper Technische ondersteuningsinformatie voor uw printer www.xerox.com/office/WC75xxsupport omvat: on-line technische ondersteuning, toegang tot de Online Support Assistant (Online Support-assistent), downloads voor drivers.
3 3 Installatie en instellingen In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Overzicht van installatie en instellingen..................................................................................................................... 25 De software installeren...................................................................................................................................................... 27 Zie ook: Installatiehandleiding bij uw printer geleverd.
Installatie en instellingen De printer inschakelen Deze printer heeft twee aan/uit-schakelaars. De schakelaar aan de bovenkant van de printer, onder het bedieningspaneel, regelt alleen voeding naar de elektronische componenten van de printer. De tweede schakelaar, achter de voorklep, regelt de voeding naar de printer. Schakel beide in om de printer te kunnen bedienen. Schakel eerst de aan/uit-schakelaar achter de voorklep in en dan de schakelaar aan de bovenkant.
Installatie en instellingen De software installeren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Vereisten van besturingssysteem.................................................................................................................................. 27 Drivers en hulpprogramma's installeren - Windows ............................................................................................. 27 Drivers en hulpprogramma's installeren - Macintosh OS X versie 10.4 en later ...
Installatie en instellingen Plaats de Software and Documentation disc (cd met software en documentatie) in het juiste station op uw computer. Het installatieprogramma start automatisch. Als het installatieprogramma niet start, navigeert u naar het station op uw computer en dubbelklikt u op Setup.exe. 2. Als u de taal wilt wijzigen, klikt u op Taal, selecteert u uw taal en klikt u vervolgens op OK. 3. Klik op Installeer de drivers en klik vervolgens op Printer- en scandrivers installeren. 4.
Installatie en instellingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Plaats de Software and Documentation disc (cd met software en documentatie) in het juiste station op uw computer. Open de map Mac en vervolgens de map Mac OS 10.4+Universal PS. Open Xerox® WorkCentre WC75xx CD.dmg. Dubbelklik om WorkCentre WC75xx CD.mpkg uit te voeren. Klik op Doorgaan in de volgende drie vensters. Klik op Ik ga akkoord om de licentieovereenkomst te accepteren.
Installatie en instellingen c. 2. Druk een configuratie-overzicht af en bewaar het ter referentie. Zie Configuratie-overzicht op pagina 20 voor meer informatie. Ga op uw computer als volgt te werk: a. Ga naar www.xerox.com/office/WC75xxdrivers en selecteer uw printermodel. b. Selecteer UNIX in het menu Besturingssysteem en klik vervolgens op Start. c. Selecteer het pakket Xerox® Services for UNIX Systems voor het juiste besturingssysteem.
4 4 Papier en ander afdrukmateriaal In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Ondersteund papier ............................................................................................................................................................ 32 Papier plaatsen ..................................................................................................................................................................... 37 Op speciaal papier afdrukken ...............
Papier en ander afdrukmateriaal Ondersteund papier In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Aanbevolen media............................................................................................................................................................... 32 Papier bestellen.....................................................................................................................................................................
Papier en ander afdrukmateriaal Papier dat de printer kan beschadigen Sommige papiersoorten en ander afdrukmateriaal kunnen de afdrukkwaliteit verminderen, meer papierstoringen veroorzaken of uw printer beschadigen. Gebruik geen van de volgende media: Ruw of poreus papier. Inkjetpapier. Glans- of gecoat papier niet bestemd voor laserprinters. Gefotokopieerd papier. Papier dat gevouwen of gekreukeld is. Papier met uitgeknipte delen of perforaties. Geniet papier.
Papier en ander afdrukmateriaal Ondersteunde papiersoorten en -gewichten Laden Soorten en gewichten Lade 1-6 Gewoon (60–105 g/m2) Zijde 2 gewoon (60–105 g/m2) Bankpostpapier (60–105 g/m2) Geperforeerd (60–105 g/m2) Voorbedrukt (60–105 g/m2) Briefhoofd (60–105 g/m2) Kringlooppapier (60–105 g/m2) Zwaar (106–169 g/m2) Zijde 2 zwaar (60–169 g/m2) Glans (60–169 g/m2) Zijde 2 glans (60–169 g/m2) Extra zwaar (170–256 g/m2) Zijde 2 extra zwaar (170–256 g/m2) Zwaar glans (170–256 g/m2) Zijde 2 zwaar glans (170–2
Papier en ander afdrukmateriaal grote papierlade JIS B5 (182 x 257 mm) Letter (8,5 x 11 inch) Briefkaart (100 x 148 mm) Briefkaart (148 x 200 mm) A6 (105 x 148 mm) A5 (148 x 210 mm) A4 (210 x 297 mm) Extra groot A4 (223 x 297 mm) A3 (297 x 420 mm) JIS B6 (128 x 182 mm) JIS B5 (182 x 257 mm) 215 x 315 mm JIS B4 (257 x 364 mm) SRA3 (320 x 450 mm) DL-envelop (110 x 220 mm) C4-envelop (229 x 324 mm) C5-envelop (162 x 229 mm) Foto (3,5 x 5 inch) Briefkaart (3,5 x 5 inch) Briefkaart (4 x 6 inch) Briefkaart (5
Papier en ander afdrukmateriaal Ondersteunde papierformaten voor automatisch 2-zijdig afdrukken Standaard Europese formaten Standaard Noord-Amerikaanse formaten Briefkaart (148 x 200 mm) A5 (148 x 210 mm) A4 (210 x 297 mm) Extra groot A4 (223 x 297 mm) A3 (297 x 420 mm) JIS B6 (128 x 182 mm) JIS B5 (182 x 257 mm) 215 x 315 mm JIS B4 (257 x 364 mm) SRA3 (320 x 450 mm) Briefkaart (6 x 9 inch) Statement (5,5 x 8,5 inch) 8 x 10 inch Executive (7,25 x 10,5 inch) Letter (8,5 x 11 inch) 9 x 11 inch US Folio (8
Papier en ander afdrukmateriaal Papier plaatsen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Papier plaatsen in lade 1–4 ............................................................................................................................................. 37 Papier plaatsen in lade 3 en 4 van de dubbele grote papierlade .................................................................... 39 Lade 6 in de grote papierlade configureren ............................................
Papier en ander afdrukmateriaal 3. Waaier de randen van het papier uit voordat u het papier in de laden plaatst. Hiermee scheidt u vellen die eventueel aan elkaar zijn blijven vastzitten en vermindert u de kans op papierstoringen. Opmerking: Haal het papier pas uit de verpakking als u het gaat gebruiken. Zo worden papierstoringen voorkomen en loopt het papier niet vast. 4. Plaats het papier tegen de linkerzijde van de lade. Opmerking: Zorg dat het papier niet boven de maximumvullijn uitkomt.
Papier en ander afdrukmateriaal Papier plaatsen in lade 3 en 4 van de dubbele grote papierlade In de dubbele grote papierlade kunnen grotere hoeveelheden papier worden geplaatst, zodat het afdrukken minder vaak onderbroken hoeft te worden. De papierlade bevat feitelijk drie laden. In lade 2 kunnen papierformaten van maximaal SRA3/12 x 18 inch worden geplaatst. In lade 3 en 4 kan alleen papier van het formaat A4/letter worden geplaatst.
Papier en ander afdrukmateriaal 4. 5. 6. 7. Stel de geleiders zo af dat deze de randen van de stapel raken. Sluit de lade. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen. Selecteer Bevestigen op het aanraakscherm van de printer. Lade 6 in de grote papierlade configureren Lade 6 is een speciale grote papierlade. Lade 6 moet worden geconfigureerd ter ondersteuning van het gebruikte papier.
Papier en ander afdrukmateriaal 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Verwijder de schroef die de afstandsplaat aan de achterzijde van de lade op zijn plaats houdt. Til de afstandsplaat op om deze te verwijderen. Plaats de tabs aan de onderzijde van de plaat in de sleuven onder in de lade die overeenkomen met het papierformaat. Verschuif de bovenzijde van de afstandsplaat, zodat de pin aan de achterzijde van de lade in het bijpassende gat in de plaat valt.
Papier en ander afdrukmateriaal Papier in lade 6 (grote papierlade) plaatsen 1. 2. 3. Trek lade 6 naar buiten tot deze niet meer verder kan. Open de zijdeur tot deze niet verder kan. Waaier de randen van het papier uit voordat u het papier in de laden plaatst. Hiermee scheidt u vellen die eventueel aan elkaar zijn blijven vastzitten en vermindert u de kans op papierstoringen. Opmerking: Haal het papier pas uit de verpakking als u het gaat gebruiken.
Papier en ander afdrukmateriaal 5. 6. 7. 8. Stel de geleiders zo af dat ze de randen van het papier raken. Sluit de lade. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen. Selecteer Bevestigen op het aanraakscherm van de printer. Papier in lade 5 (handmatige invoer) plaatsen In de lade voor handmatige invoer kunnen de meest uiteenlopende mediasoorten worden geplaatst.
Papier en ander afdrukmateriaal 3. 4. 5. 44 Plaats het papier in het midden en verschuif de geleiders tot ze de randen van de stapel net aanraken. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen. Selecteer Bevestigen op het aanraakscherm van de printer.
Papier en ander afdrukmateriaal Op speciaal papier afdrukken In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Enveloppen ............................................................................................................................................................................. 45 Etiketten ...................................................................................................................................................................................
Papier en ander afdrukmateriaal Enveloppen in lade 5 (handmatige invoer) plaatsen 1. 2. Open de lade voor handmatige invoer door deze naar buiten te draaien. Plaats de enveloppen in de handmatige invoer met de kleppen gesloten en omhoog en zodanig dat de kleppen zich aan de rechterkant van de lade bevinden. 3. Plaats de stapel in het midden en verschuif de geleiders tot ze de randen van de stapel net aanraken. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier.
Papier en ander afdrukmateriaal 3. 4. 5. 6. Stel de geleiders zo af dat deze de randen van de stapel raken. Sluit de lade. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen. Selecteer Bevestigen op het aanraakscherm van de printer. Etiketten Etiketten kunnen worden bedrukt vanuit lade 1–5. Richtlijnen voor afdrukken op etiketten Gebruik etiketten die voor laserprinters bedoeld zijn. Gebruik geen vinyletiketten.
Papier en ander afdrukmateriaal Etiketten in lade 5 (handmatige invoer) plaatsen 1. 2. 3. 4. 5. Verwijder al het papier uit de lade voordat u etiketten plaatst. Plaats etiketten met de beeldzijde omlaag en met de bovenkant van de pagina naar de voorkant van de printer. Stel de geleiders zo af dat deze de randen van de stapel raken. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen. Selecteer Bevestigen op het aanraakscherm van de printer.
Papier en ander afdrukmateriaal Glanspapier in lade 5 (handmatige invoer) plaatsen 1. 2. 3. 4. 5. Verwijder al het overige papier uit de lade voordat u glanspapier plaatst. Plaats alleen de hoeveelheid papier die u denkt nodig te hebben. Plaats het papier met de glanszijde of de te bedrukken zijde omlaag. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen. Selecteer Bevestigen op het aanraakscherm van de printer.
5 5 Afdrukken In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Afdrukken - overzicht .......................................................................................................................................................... 51 Afdrukopties selecteren ..................................................................................................................................................... 52 Afdrukfuncties ..........................................................
Afdrukken Afdrukopties selecteren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Help in de printerdriver ...................................................................................................................................................... 52 Afdrukopties in Windows .................................................................................................................................................. 53 Afdrukopties in Macintosh ................................
Afdrukken Afdrukopties in Windows Standaard afdrukopties voor Windows instellen Wanneer u in een willekeurige softwaretoepassing afdrukt, gebruikt de printer de instellingen voor de afdrukopdracht, die zijn opgegeven in het venster Voorkeursinstellingen. U kunt uw meestgebruikte afdrukopties instellen en deze opslaan, zodat u de instellingen niet telkens hoeft te wijzigen wanneer u afdrukt.
Afdrukken Een set veelgebruikte afdrukopties opslaan voor Windows U kunt een set opties definiëren en opslaan, zodat u deze kunt toepassen op toekomstige afdrukopdrachten. Een set afdrukopties opslaan: 1. Open het document in uw applicatie en klik op Bestand > Afdrukken. 2. Selecteer de printer en klik vervolgens op Eigenschappen. Klik op de tabbladen in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer de gewenste instellingen. 3.
Afdrukken 1. 2. 3. 4. 5. 6. Open het document in uw applicatie en klik op Bestand > Druk af. Selecteer uw printer in de lijst Printers. Selecteer de gewenste afdrukopties in de keuzelijsten in het dialoogvenster Druk af. Klik op Voorinstellingen > Sla op als. Voer een naam in voor de afdrukopties en klik vervolgens op OK om de set opties op te slaan in de lijst Voorinstellingen. Als u deze opties wilt gebruiken bij het afdrukken, selecteert u de naam in de lijst Voorinstellingen.
Afdrukken Afdrukfuncties In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Op beide zijden van het papier afdrukken ................................................................................................................ 56 Papieropties voor afdrukken selecteren ..................................................................................................................... 57 Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (N op 1) ..............................................
Afdrukken Opmaakopties voor 2-zijdige pagina U kunt de pagina-opmaak voor 2-zijdig afdrukken opgeven, waarmee wordt bepaald hoe de afgedrukte pagina's worden omgedraaid. Deze instellingen onderdrukken de instellingen voor paginarichting in de applicatie.
Afdrukken gevouwen papier, waardoor de paginabeelden anders enigszins naar buiten zouden verschuiven wanneer het papier wordt gevouwen. U kunt een waarde van nul tot en met 1 punt opgeven. Bindrug Verschuiving Kleuropties gebruiken De kleuropties bepalen de manier waarop de printer kleur gebruikt om uw document te produceren. De PostScript-driver van Windows en de Macintosh-driver bieden de meest uiteenlopende reeks kleurfuncties en -correcties.
Afdrukken lichtheid, het contrast, de verzadiging, de cyaan, magenta en gele onderdelen van de kleur aan te passen. Omslagen afdrukken Een omslag is de eerste of de laatste pagina van een document. U kunt papierbronnen voor de omslagen selecteren die afwijken van de papierbron voor het hoofdgedeelte van een document. U kunt bijvoorbeeld het briefhoofdpapier van uw bedrijf voor de eerste pagina van een document gebruiken. U kunt ook zwaar papier voor de eerste en laatste pagina van een rapport gebruiken.
Afdrukken Afwijkende documentpagina's afdrukken U kunt de kenmerken opgeven van alle pagina's in de afdrukopdracht, die afwijken van de instellingen voor de rest van de afdrukopdracht. Uw afdrukopdracht bestaat bijvoorbeeld uit 30 pagina's, waarvan u er 5 wilt afdrukken op één zijde van een speciale papiersoort. U wilt de rest van de pagina's 2-zijdig afdrukken op gewoon papier.
Afdrukken Niet aanpassen - hiermee wordt het formaat van het beeld op het origineel niet vergroot of verkleind. Automatisch schalen - hiermee wordt de afdruk gewijzigd van het ene standaardpapierformaat in het andere. Het origineelformaat wordt aangepast, zodat het op het geselecteerde afdrukpapierformaat past, zoals weergegeven in het veld Papierformaat afdruk.
Afdrukken Aangepaste formaten maken en opslaan U kunt vanuit lade 1-5 op aangepast papier afdrukken. Instellingen voor aangepaste papierformaten worden in de printerdriver opgeslagen, waarna u ze in al uw applicaties kunt selecteren. Zie Ondersteunde aangepaste papierformaten op pagina 32 voor papierformaten die voor elke lade worden ondersteund. Aangepaste formaten maken en opslaan voor Windows: 1. Klik op het tabblad Papier/aflevering van de printerdriver. 2.
Afdrukken Wanneer u een reeks beveiligde afdrukopdrachten afdrukt, kunt u een standaard toegangscode instellen in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de printerdriver. Gebruik de standaard toegangscode voor alle afdrukopdrachten die vanaf die computer worden verzonden. Als u een andere toegangscode moet gebruiken, kunt u de code onderdrukken in de printerdriver van de applicatie. Een beveiligde afdrukopdracht vrijgeven voor afdrukken: 1. Druk op het bedieningspaneel op de toets Opdrachtstatus. 2.
Afdrukken 1. 2. Druk op de toets Startpagina Functies. Druk op het pictogram Afdrukken via. Opmerking: Als Afdrukken via USB niet is ingeschakeld, heet het pictogram Opgeslagen opdracht opnieuw afdrukken. Als Opgeslagen opdracht opnieuw afdrukken niet is ingeschakeld, heet het pictogram Afdrukken via USB. Als geen van beide functies is ingeschakeld, wordt het pictogram niet weergegeven. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Afdrukken 3. 4. 5. 6. 7. Druk op de naam van het afdrukbare bestand. Selecteer het aantal kopieën en het papierformaat, de papierkleur en de papiersoort voor de afdrukopdracht. Druk op de groene toets Start. Druk op Terug om terug te keren naar het vorige scherm. Druk op Bladeren om nog meer mappen en afdrukbare bestanden op te zoeken.
6 6 Kopiëren In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Eenvoudige kopieertaken ................................................................................................................................................. 67 Kopieerinstellingen selecteren ........................................................................................................................................ 69 Eenvoudige kopieertaken Kopieën maken: 1.
Kopiëren Glasplaat Til de klep van de AOD omhoog en plaats de eerste pagina met de beeldzijde omlaag tegen de linkerbovenhoek van de glasplaat. Het origineel moet worden uitgelijnd met het overeenkomstige papierformaat, dat op de rand van de glasplaat wordt aangegeven. De glasplaat ondersteunt papierformaten tot maximaal 310 x 430 mm (12,25 x 17 inch). Standaard papierformaten worden automatisch door de glasplaat herkend.
Kopiëren Kopieerinstellingen selecteren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Basisinstellingen ................................................................................................................................................................... 70 Instellingen afdrukkwaliteit............................................................................................................................................. 76 Opmaakinstellingen ..........................
Kopiëren Basisinstellingen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Kopieeropdrachten in kleur of zwart/wit selecteren.............................................................................................. 70 Het beeld verkleinen of vergroten................................................................................................................................. 70 De papierlade selecteren .............................................................................
Kopiëren 1. 2. 3. 4. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. Druk op een van de volgende opties voor Verkleinen/vergroten: Met de toetsen min (-) of plus (+) verkleint of vergroot u het percentage stapsgewijs. U kunt nu gaan kopiëren. Verkleinings-/vergrotings-% - hiermee kunt u een specifieke waarde opgeven met de alfanumerieke toetsen. U kunt nu gaan kopiëren. Druk op Meer voor extra opties. a.
Kopiëren 3. 2->1-zijdig - hiermee worden beide zijden van de originelen gescand en worden 1-zijdige kopieën gemaakt. Druk op de groene toets Start. De AOD kopieert nu automatisch beide zijden van het 2-zijdige origineel. Er verschijnt een bericht op het bedieningspaneel als het volgende origineel op de glasplaat moet worden gelegd. Kopieën in sets selecteren U kunt kopieeropdrachten die uit meerdere pagina's bestaan automatisch in sets laten sorteren.
Kopiëren 5. 6. 7. Druk op Geavanceerde instellingen en stel de beschikbare opties in: a. Selecteer een van de volgende opties voor Beeld op zijde 1: Beeld binnen vouwen - hiermee wordt het beeld op de binnenkant van de vouw afgedrukt. Beeld buiten vouwen -hiermee wordt het beeld op de buitenkant van de vouw afgedrukt. b. Selecteer een van de volgende opties voor Sets/stapels: Sets Stapels c.
Kopiëren 6. 7. Om de richting van de originelen te selecteren, drukt u op Origineelrichting en selecteert u een van de volgende opties in het keuzemenu: Staande beelden worden rechtop in de AOD geplaatst. Liggende beelden worden met de bovenkant naar links in de AOD geplaatst. Druk op Opslaan. Kopieën perforeren Als uw printer over de professionele afwerkeenheid of de LX-kantoorafwerkeenheid met perforatie-optie beschikt, kunt u uw kopieën perforeren.
Kopiëren Opmerking: Nietopties variëren afhankelijk van de afwerkeenheid. 5. 6. Om de richting van de pagina te wijzigen, drukt u op Origineelrichting en selecteert u een van de volgende opties in het keuzemenu: Portretoriginelen Landschaporiginelen Druk op Opslaan.
Kopiëren Instellingen afdrukkwaliteit In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De origineelsoort opgeven ............................................................................................................................................... 76 Helderheid, scherpte en verzadiging aanpassen .................................................................................................... 76 Achtergrondverschillen automatisch onderdrukken ..................................
Kopiëren Het contrast aanpassen Contrast is het relatieve verschil tussen lichte en donkere gebieden in een beeld. Het contrast van de kopieën vergroten of verkleinen: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. 2. Druk op het tabblad Afdrukkwaliteit en druk vervolgens op Beeldverbetering. 3. Pas het contrast aan in het scherm Beeldverbetering: Kies Auto contrast om het contrast door de printer te laten instellen. Kies Handmatig contrast om het contrast zelf aan te passen.
Kopiëren Opmaakinstellingen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De richting van het origineel opgeven ........................................................................................................................ 78 Het formaat van het origineel opgeven ..................................................................................................................... 78 Boek kopiëren selecteren .....................................................................
Kopiëren Opmerking: Gebruik de glasplaat voor het kopiëren van boeken, tijdschriften en andere ingebonden documenten. Plaats geen ingebonden originelen in de AOD. Boek kopiëren instellen: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. 2. Druk op het tabblad Opmaakaanpassing en druk vervolgens op Boek kopiëren. 3. Selecteer een van de volgende opties in het scherm Boek kopiëren: Uit - hiermee worden beide pagina's van een geopend boek als één beeld op een enkel vel gekopieerd.
Kopiëren Randen op kopieën wissen: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. 2. Druk op het tabblad Opmaakaanpassing en druk vervolgens op Randen wissen. 3. Selecteer een van de volgende opties in het scherm Randen wissen: Alle randen - hiermee wordt dezelfde hoeveelheid gewist van alle vier hoeken. Druk op de pijlen van Alle randen om de hoeveelheid op te geven die van de randen moet worden gewist.
Kopiëren Instellingen afleveringsformaat In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Een katern maken ................................................................................................................................................................ 81 Omslagen toevoegen ......................................................................................................................................................... 81 Paginering van Begin hoofdstukken opgeven ...
Kopiëren Opmerking: Het papier dat voor de omslagen wordt gebruikt, moet hetzelfde formaat hebben als het papier dat voor de rest van het document wordt gebruikt. Het type omslagen en de lade voor het omslagpapier selecteren: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. 2. Druk onder Papiertoevoer op de lade met het papier dat u voor het hoofdgedeelte van de opdracht wilt gebruiken. Opmerking: Als de papiertoevoer is ingesteld op Auto-selectie, zijn omslagen niet beschikbaar. 3.
Kopiëren 1. 2. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. Druk onder Papiertoevoer op de lade met het papier dat u voor het hoofdgedeelte van de opdracht wilt gebruiken. Opmerking: Als de papiertoevoer is ingesteld op Auto-selectie, is Begin hoofdstukken niet beschikbaar. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Druk op het tabblad Afleveringsformaat en druk vervolgens op Speciale pagina's > Begin hoofdstukken.
Kopiëren 1. 2. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. Druk onder Papiertoevoer op de lade met het papier dat u voor het hoofdgedeelte van de opdracht wilt gebruiken. Opmerking: Als de papiertoevoer is ingesteld op Auto-selectie, kunnen er geen invoegingen worden toegevoegd. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Druk op het tabblad Afleveringsformaat en druk vervolgens op Speciale pagina's > Invoegingen.
Kopiëren 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. Opmerking: Als de papiertoevoer is ingesteld op Auto-selectie, zijn afwijkende documentpagina's niet beschikbaar. 2. 3. 4. 5. Druk onder Papiertoevoer op de lade met het papier dat u voor het hoofdgedeelte van de opdracht wilt gebruiken. Druk op het tabblad Afleveringsformaat en druk vervolgens op Speciale pagina's > Uitzonderingen.
Kopiëren Druk op het veld Beginpaginanummer en geef dan het paginanummer op met behulp van de alfanumerieke toetsen. d. Druk onder Positie op een pijl om het paginanummer in de kop of voet van de pagina te zetten. Op het voorbeeldscherm wordt de plaats van het paginanummer weergegeven. e. Druk op Opslaan. f. Als u de opmaak van de tekst wilt wijzigen, drukt u op Opmaak en stijl, selecteert u de gewenste instellingen en drukt u op Opslaan. Een opmerking invoegen: a. Druk op Opmerking > Aan. b.
Kopiëren d. Druk op een bestaand voorvoegsel in de lijst. Opmerking: Als u een nieuw voorvoegsel wilt maken, drukt u op een lege rij, voert u maximaal acht tekens in via het toetsenbord op het aanraakscherm en drukt u op Opslaan. e. 7. Druk onder Positie op een pijl om het Bates-stempel in de kop of voet van de pagina te zetten. Op het voorbeeldscherm wordt de plaats van de Bates-stempel weergegeven. f. Druk op Opslaan. g.
Kopiëren 5. Druk op Opslaan. Een beeld herhalen U kunt meerdere kopieën van een origineel beeld maken op een of beide zijden van het papier. Dit is handig voor het dupliceren van een klein beeld. Een beeld herhalen op een vel papier: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. 2. Druk op het tabblad Afleveringsformaat en druk vervolgens op Paginaopmaak > Beeld herhalen. 3.
Kopiëren Geavanceerde kopieertaken In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Een kopieeropdracht opbouwen .................................................................................................................................... 89 Een proefexemplaar afdrukken...................................................................................................................................... 89 Kopieerinstellingen opslaan .................................................
Kopiëren Opmerking: Het proefexemplaar telt niet mee in het aantal dat u hebt opgegeven. Als u bijvoorbeeld drie exemplaren selecteert en een proefexemplaar afdrukt, blijven er drie exemplaren bewaard totdat ze worden vrijgegeven voor afdrukken. Er worden in totaal vier exemplaren afgedrukt. Een proefexemplaar van uw kopieeropdracht afdrukken: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Kopiëren. 2. Druk op de gewenste kopieerinstellingen. 3.
7 7 Scannen In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Eenvoudige scantaken ....................................................................................................................................................... 91 Scannen naar een map...................................................................................................................................................... 94 Scannen naar bestandsopslagplaatsen op het netwerk ...............................
Scannen 3. 4. 5. 6. 7. Gebruik de AOD voor documenten van één of meer pagina's. Verwijder alle nietjes en paperclips van de pagina's en plaats de pagina's met de beeldzijde omhoog in de AOD. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Werkstroom Scannen. Druk op de pijl Omlaag en selecteer vervolgens de sjablonengroep in het menu. Selecteer de gewenste sjabloon in de lijst.
Scannen AOD Plaats de originelen met de beeldzijde omhoog en met pagina 1 bovenop. De bevestigingsindicator gaat branden als de originelen op de juiste wijze zijn geplaatst. Stel de papiergeleiders zo af dat ze net de originelen raken. De AOD ondersteunt papiergewichten van 38–128 g/m² voor 1-zijdige pagina's en 50–128 g/m² voor 2-zijdige pagina's.
Scannen Scannen naar een map In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Scannen naar de openbare map ................................................................................................................................... 94 Scannen naar een privé-map .......................................................................................................................................... 95 Een privé-map maken .............................................................
Scannen 6. 7. 8. Druk op het tabblad Geavanceerde instellingen voor meer opties. Zie Geavanceerde instellingen selecteren op pagina 101 voor meer informatie. Druk op de groene toets Start. Het scherm Opdrachtvoortgang verschijnt en het origineel wordt gescand. Het bestand wordt op de harde schijf van de printer opgeslagen. Verplaats het bestand naar uw computer via CentreWare Internet Services. Zie Scanbestanden ophalen op pagina 95 voor meer informatie.
Scannen 1. At your computer, open a Web browser, type the IP address of the printer in the address field, then press Enter or Return. Opmerking: Als u het IP-adres van uw printer niet weet, raadpleegt u Het IP-adres van de printer opzoeken op pagina 22. 2. 3. 4. 5. Klik op het tabblad Scannen. Selecteer Mailboxen in het weergavegedeelte. Klik in het gedeelte Scannen naar mailbox de map waarnaar u wilt scannen.
Scannen Scannen naar bestandsopslagplaatsen op het netwerk In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Scannen naar voorgedefinieerde bestandsopslagplaats op het netwerk ................................................... 97 Een scanbestemming toevoegen ..................................................................................................................................
Scannen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. At your computer, open a Web browser, type the IP address of the printer in the address field, then press Enter or Return. Klik op het tabblad Scannen. Selecteer Sjablonen in het weergavegebied. Klik onder Sjabloonbewerkingen op Nieuwe sjabloon maken. Selecteer in het gedeelte Nieuwe distributiesjabloon bij Bestemming toevoegen aan sjabloon de optie Een scanbestemming invoeren. Klik op het veld Beschrijvende naam en maak een naam voor de sjabloon.
Scannen 6. 7. Voorinstellingen Scannen Zie De basisscaninstellingen wijzigen op pagina 100 voor meer informatie. Druk op het tabblad Geavanceerde instellingen voor meer opties. Zie Geavanceerde instellingen selecteren op pagina 101 voor meer informatie. Druk op de groene toets Start.
Scannen Scanopties instellen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De basisscaninstellingen wijzigen ............................................................................................................................... 100 Geavanceerde instellingen selecteren ...................................................................................................................... 101 Opmaakaanpassingen selecteren ..........................................................
Scannen OCR Optische tekenherkenning- hiermee wordt een groot bestand met de hoogste afdrukkwaliteit geproduceerd. Goede afdrukkwaliteit - hiermee wordt een groot bestand met de hoogste afdrukkwaliteit geproduceerd. Eenvoudig scannen - hiermee wordt een groot bestand geproduceerd met minimale beeldverwerking en compressie. Geavanceerde instellingen selecteren Met geavanceerde instellingen kunt u beeldopties, beeldverbeteringen, scanresolutie. bestandsgrootte en het bijwerken van sjablonen beheren.
Scannen Opmaakaanpassingen selecteren De optie Opmaakaanpassing voorziet in extra instellingen voor het formaat en de richting van het origineel en voor het wissen van de randen. Opmaakaanpassingen selecteren: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Werkstroom Scannen. 2. Druk op het tabblad Opmaakaanpassing. 3. De richting van het originele beeld opgeven: a. Druk op Origineelrichting. b.
Scannen 1. 2. 3. 4. 5. 6. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Werkstroom Scannen. Druk op het tabblad Opslagopties. Een voorvoegsel voor bestandsnamen definiëren: a. Druk op Bestandsnaam. b. Voer een naam voor uw beeldbestand in via het toetsenbord op het aanraakscherm. c. Druk op Opslaan. Een bestandsindeling selecteren: a. Druk op Bestandsindeling. b.
Scannen 1. 2. 3. 4. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Werkstroom Scannen. Druk op het tabblad Opdrachtmodule en druk vervolgens op Opbouwopdracht > Aan Schakel het selectievakje Dit venster weergeven tussen segmenten in of uit. Het eerste segment programmeren en scannen: a. Plaats de originelen voor het eerste segment. b. Druk op de groene toets Start op het bedieningspaneel. Opmerking: Als er een toegangscode vereist is, neemt u contact op met de systeembeheerder. 5. 6.
Scannen 5. 6. Druk op de groene toets Start. Het scherm Opdrachtvoortgang verschijnt en het origineel wordt gescand. Het bestand wordt in de hoofddirectory van uw USB-stick opgeslagen. Verwijder uw USB-stick uit de printer.
Scannen Scannen naar een e-mailadres In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Een gescand beeld naar een e-mailadres verzenden.......................................................................................... 106 E-mailopties instellen .......................................................................................................................................................
Scannen 7. Druk op de groene toets Start. E-mailopties instellen U kunt de volgende e-mailinstellingen wijzigen: Bestandsnaam Bestandsindeling Bericht Antwoord aan De e-mailopties wijzigen: 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de AOD. 2. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op E-mail. 3.
Scannen Voor de optie Doorzoekbaar drukt u op Documenttaal en selecteert u vervolgens een taal in het keuzemenu. e. Druk op Opslaan. Wijzig het bericht: a. Druk op Bericht. b. Gebruik in het scherm Bericht het toetsenbord van het aanraakscherm om het bericht in te voeren dat bij de beelden verschijnt. c. Druk op Opslaan. Het Antwoord aan-adres wijzigen: a. Druk op Antwoord aan. b. Voer in het scherm Antwoord aan een e-mailadres in via het toetsenbord op het aanraakscherm. c. Druk op Opslaan.
Scannen Scannen met het Xerox®-scanprogramma In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Rechtstreeks naar uw computer scannen ................................................................................................................ 109 Scansjablonen maken en verwijderen....................................................................................................................... 111 Map- en e-mailprofielen voor Xerox®-scanprogramma beheren ...........................
Scannen Opmerking: Als het scannen mislukt, wordt een bevestigingsoverzicht voor werkstroom scannen afgedrukt met daarin de mislukte status.
Scannen Scansjablonen maken en verwijderen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Een sjabloon maken met afdrukvoorbeeld ............................................................................................................. 111 Een sjabloon maken voor scannen van beelden naar een map..................................................................... 112 Een scansjabloon verwijderen ..........................................................................................
Scannen e. 3. 4. Selecteer een van de volgende opties voor Bestandsindeling: Multi-page TIFF Single-page TIFF JPEG BMP GIF f. Selecteer een van de volgende opties onder Type opdracht: 1-zijdig 2-zijdig 2-zijdig, zijde 2 roteren Klik op de optie Afdrukvoorbeeld in Xerox®-scanprogramma. Met deze optie wordt het gescande beeld naar de door u opgegeven map verzonden, en verschijnt het beeld op de tabbladen Scannen naar e-mail en Kopiëren naar map.
Scannen 3. 4. 5. Legal (8,5 x 14") KKE c. Selecteer een van de volgende opties voor Resolutie: 150x150 200x200 300x300 400x400 600x600 d. Selecteer een van de volgende opties voor Origineelsoort: Foto en tekst Foto Tekst Grafische afbeeldingen e. Selecteer een van de volgende opties voor Bestandsindeling: Multi-page TIFF Single-page TIFF JPEG BMP GIF f.
Scannen Een scansjabloon verwijderen Een scansjabloon verwijderen uit het Xerox®-scanprogramma en het aanraakscherm van de printer: 1. Open het Xerox®-scanprogramma op uw computer via een van de volgende methoden: Windows: klik met de rechtermuisknop op het pictogram Xerox®-scanprogramma op de taakbalk en selecteer vervolgens Xerox®-scanprogramma openen. Als het pictogram niet in de taakbalk verschijnt, klikt u op Start > Programma's > Xerox® Office Printing > Scannen > Xerox®-scanprogramma.
Scannen Map- en e-mailprofielen voor Xerox®-scanprogramma beheren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: E-mailprofielen maken of bewerken .......................................................................................................................... 115 E-mailprofielen verwijderen ........................................................................................................................................... 115 Mapprofielen maken of bewerken..............
Scannen 2. 3. 4. 5. in de taakbalk verschijnt, klikt u op Start > Programma's > Xerox® Office Printing > Scannen > Xerox®-scanprogramma. Macintosh: navigeer naar Programma's > Xerox® > Xerox®-scanprogramma en dubbelklik vervolgens op Xerox®-scanprogramma. Klik op het tabblad Scannen naar e-mail. Selecteer het profiel dat u wilt verwijderen in de keuzelijst E-mailprofielen. Klik op Verwijderen. Wanneer u hierom wordt gevraagd, klikt u op Ja om het profiel te verwijderen.
Scannen 2. 3. 4. 5. Klik op het tabblad Kopiëren naar map. Selecteer het profiel dat u wilt verwijderen in de keuzelijst Mapprofielen. Klik op Verwijderen. Wanneer u hierom wordt gevraagd, klikt u op Ja om het profiel te verwijderen.
Scannen De hulpprogramma's Scannen naar e-mail en Kopiëren naar map gebruiken In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Een e-mailprofiel gebruiken ........................................................................................................................................... 118 Nieuwe e-mailinstellingen selecteren ........................................................................................................................ 118 Een mapprofiel gebruiken ......
Scannen 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. in de taakbalk verschijnt, klikt u op Start > Programma's > Xerox® Office Printing > Scannen > Xerox®-scanprogramma. Macintosh: navigeer naar Programma's > Xerox® > Xerox®-scanprogramma en dubbelklik vervolgens op Xerox®-scanprogramma. Klik op het tabblad Scannen naar e-mail. Selecteer een of meer beelden die u met een e-mail wilt verzenden. Klik op het veld Naam basisbijlage en voer een bestandsnaam in.
Scannen 1. 2. 3. 4. 120 Open het Xerox®-scanprogramma op uw computer via een van de volgende methoden: Windows: klik met de rechtermuisknop op het pictogram Xerox®-scanprogramma op de taakbalk en selecteer vervolgens Xerox®-scanprogramma openen. Als het pictogram niet in de taakbalk verschijnt, klikt u op Start > Programma's > Xerox® Office Printing > Scannen > Xerox®-scanprogramma. Macintosh: navigeer naar Programma's > Xerox® > Xerox®-scanprogramma en dubbelklik vervolgens op Xerox®-scanprogramma.
8 8 Faxen In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Eenvoudige faxtaken........................................................................................................................................................ 121 Een interne fax verzenden.............................................................................................................................................. 123 Een serverfax verzenden ..............................................................
Faxen 3. 4. 5. 6. Serverfax - hiermee wordt het document gescand en via een Ethernet-netwerk naar een faxserver verzonden, die de fax vervolgens naar een faxapparaat verzendt. Internetfax - hiermee wordt het document gescand en als bijlage bij een e-mailbericht naar een ontvanger verzonden.
Faxen AOD Plaats de originelen met de beeldzijde omhoog en met pagina 1 bovenop. De bevestigingsindicator gaat branden als de originelen op de juiste wijze zijn geplaatst. Stel de papiergeleiders zo af dat ze net de originelen raken. De AOD ondersteunt papiergewichten van 38–128 g/m² voor 1-zijdige pagina's en 50–128 g/m² voor 2-zijdige pagina's.
Faxen 4. Een voorblad opnemen: a. Druk op Voorblad > Aan. b. Druk op het veld Aan, voer vervolgens de naam van de ontvanger in via het toetsenbord op het aanraakscherm en druk op Opslaan. c. Druk op het veld Van, voer vervolgens de naam van de afzender in via het toetsenbord op het aanraakscherm en druk op Opslaan. d. Als u een opmerking wilt toevoegen, voert u een van de volgende handelingen uit: Druk op een bestaande opmerking en druk vervolgens op Opslaan. Druk op een opmerking.
Faxen Interne faxopties selecteren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Helderheid en scherpte aanpassen ............................................................................................................................ 125 Achtergrondverschillen automatisch onderdrukken ........................................................................................... 125 Het contrast aanpassen ...............................................................................
Faxen Het contrast aanpassen Contrast is het relatieve verschil tussen lichte en donkere gebieden in een beeld. Het contrast vergroten of verkleinen: 1. Druk op het tabblad Afdrukkwaliteit en druk vervolgens op Beeldverbetering. 2. Pas het contrast aan in het scherm Beeldverbetering: Kies Handmatig contrast om het contrast zelf aan te passen. Verplaats de schuifbalk voor Handmatig contrast omhoog of omlaag om het contrast te verhogen of verlagen.
Faxen 3. Alleen linkerpagina - hiermee wordt alleen de linkerpagina van het boek gescand. Druk zo nodig op de pijlen van Bindrug wissen om de hoeveelheid in te stellen die van de bindrug moet worden gewist. Alleen rechterpagina - hiermee wordt alleen de rechterpagina van het boek gescand. Druk zo nodig op de pijlen van Bindrug wissen om de hoeveelheid in te stellen die van de bindrug moet worden gewist. Druk op Opslaan.
Faxen 1. 2. 3. Druk op het tabblad Faxopties en op Uitgesteld verzenden. Druk op Tijdstip en stel de tijd in: a. Druk op het veld Uur en voer vervolgens een getal in met de alfanumerieke toetsen of druk op de pijlen. b. Druk op het veld Minuten en voer vervolgens een getal in met de alfanumerieke toetsen of druk op de pijlen. c. Als uw printer is ingesteld op 12-uurs weergave, drukt u op VM of NM. Druk op Opslaan. De fax wordt op het opgegeven tijdstip verzonden.
Faxen 1. 2. 3. 4. 5. Druk op het tabblad Faxopties en op Mailboxen. Selecteer Opslaan in lokale mailbox. Druk op het vak Mailboxnummer en voer vervolgens het mailboxnummer in met de alfanumerieke toetsen. Druk op het vak Mailbox-toegangscode en voer vervolgens de 4-cijferige toegangscode in met de alfanumerieke toetsen. Druk op Opslaan. Lokale mailboxdocumenten afdrukken Opmerking: U moet eerst documenten in een mailbox opslaan om deze functie te kunnen gebruiken.
Faxen 3. Voor beveiligd pollen drukt u op een of meer van de volgende opties om faxnummers aan de toegangslijst toe te voegen: Faxnummer - in dit veld kunt u handmatig een faxnummer invoeren. Voer het nummer in met de alfanumerieke toetsen en druk op Toevoegen. Adresboek - hiermee kunt u individuele opgeslagen faxnummers aan de lijst toevoegen. Selecteer een faxnummer en selecteer Toevoegen aan ontvangers in het keuzemenu. Druk op Sluiten.
Faxen 4. 5. Een later tijdstip instellen waarop uw printer de faxen bij een ander faxapparaat moet ophalen: a. Druk op Uitgesteld verzenden. b. Druk op Tijdstip om de tijd in te stellen. c. Druk op Opslaan. Druk op Nu pollen om de faxen op te halen en af te drukken. Opmerking: Druk op Sluiten om de handeling te annuleren. Een externe mailbox pollen Als extern pollen is ingeschakeld, kunt u documenten ophalen die in de faxmailbox op een ander faxapparaat zijn opgeslagen.
Faxen 1. 2. 3. 4. 5. Druk op het tabblad Opdrachtmodule en druk vervolgens op Opbouwopdracht > Aan Schakel het selectievakje Dit venster weergeven tussen segmenten in of uit. Het eerste segment programmeren en scannen: a. Plaats de originelen voor het eerste segment. b. Selecteer de gewenste instellingen, zoals opmaakaanpassingen, afdrukkwaliteit, enzovoort. c. Druk op de groene toets Start op het bedieningspaneel. Extra segmenten programmeren en scannen: a.
Faxen 4. 5. 6. selecteer vervolgens Toevoegen aan ontvangers in het keuzemenu. Selecteer nog meer vermeldingen en voeg ze toe, of druk op Sluiten. Wijzig zo nodig de faxscanopties: a. Druk op 2-zijdig scannen en selecteer een van de volgende opties in het keuzemenu: 1-zijdig 2-zijdig 2-zijdig, zijde 2 roteren b. Druk op Origineelsoort en selecteer een van de volgende opties in het keuzemenu: Foto en tekst Foto Tekst c.
Faxen Serverfaxopties selecteren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Helderheid aanpassen ..................................................................................................................................................... 134 Achtergrondverschillen automatisch onderdrukken ........................................................................................... 134 Het contrast aanpassen ....................................................................
Faxen 1. 2. Druk op het tabblad Opmaakaanpassing en druk vervolgens op Origineelrichting. Druk op de gewenste richting in het scherm Origineelrichting: Staande beelden en Liggende beelden hebben betrekking op de richting waarin de originelen in de AOD zijn geplaatst. Portretoriginelen en Landschaporiginelen hebben betrekking op de richting van de beelden op de originelen.
Faxen Opmerking: Voordat u deze functie gaat gebruiken, moet u eerst het adres (nummer) voor de fax opgeven. Een faxopdracht opbouwen: 1. Druk op het tabblad Opdrachtmodule en druk vervolgens op Opbouwopdracht > Aan 2. Schakel het selectievakje Dit venster weergeven tussen segmenten in of uit. 3. Het eerste segment programmeren en scannen: a. Plaats de originelen voor het eerste segment. b. Selecteer de gewenste instellingen, zoals opmaakaanpassingen, afdrukkwaliteit, enzovoort. c.
Faxen 1. 2. 3. 4. Plaats het origineel op de glasplaat of in de AOD. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Internetfax. Voer het adres (nummer) voor de fax in: a. Druk op Nieuwe ontvanger. b. Druk op de pijl Omlaag en selecteer vervolgens Aan: of Cc: in het menu. c. Druk op het veld Voer een e-mailadres in en selecteer Toevoegen en voer vervolgens het e-mailadres in via het toetsenbord op het aanraakscherm. d. Druk op Toevoegen. e.
Faxen Internetfaxopties selecteren In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Helderheid en scherpte aanpassen ............................................................................................................................ 138 Achtergrondverschillen automatisch onderdrukken ........................................................................................... 138 Het contrast aanpassen ...............................................................................
Faxen 1. 2. 3. Druk op het tabblad Geavanceerde instellingen en druk vervolgens op Beeldverbetering. Pas het contrast aan in het scherm Beeldverbetering: Kies Handmatig contrast om het contrast zelf aan te passen. Verplaats de schuifbalk voor Handmatig contrast omhoog of omlaag om het contrast te verhogen of verlagen. In de middelste stand, Normaal, wordt het contrast niet gewijzigd. Kies Auto contrast om het contrast door de printer te laten instellen. Druk op Opslaan.
Faxen 3. 200 dpi - goede afdrukkwaliteit. Gemiddelde bestandsgrootte. De standaardinstelling. 300 dpi - hoge afdrukkwaliteit. Grote bestandsgrootte. 400 dpi - hogere afdrukkwaliteit. Grotere bestandsgrootte. 600 dpi - hoogste afdrukkwaliteit. Grootste bestandsgrootte. Druk op Opslaan. De kwaliteit en bestandsgrootte instellen Met de optie Kwaliteit/bestandsgrootte kunt u uit drie instellingen kiezen, waarmee de afdrukkwaliteit en de bestandsgrootte tegen elkaar worden afgewogen.
Faxen Een bevestigingsoverzicht afdrukken Als de status van iedere ontvanger bekend is, kunt u een overzicht van de afleveringsstatus afdrukken. De printer wacht op een afleveringsbericht van iedere ontvanger en drukt vervolgens het overzicht af. Opmerking: Afhankelijk van de reactietijd van de ontvangers kan het overzicht mogelijk vertraagd zijn. Een bevestigingsoverzicht afdrukken: 1. Druk op het tabblad Internetfaxopties en druk vervolgens op Bevestigingsoverzicht. 2. Druk op Overzicht afdrukken. 3.
Faxen Het adresboek gebruiken In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Een persoonsvermelding toevoegen .......................................................................................................................... 142 Een groepsvermelding toevoegen .............................................................................................................................. 143 Snelkiesnummers bewerken of verwijderen....................................................
Faxen b. c. 8. Druk op de bijbehorende snelheid onder in het scherm. Selecteer een snelheid in het keuzemenu en gebruik hierbij zo nodig de pijlen Omhoog en Omlaag. Een voorblad opnemen: a. Druk op Voorblad > Aan. b. Druk op het veld Aan, voer vervolgens de naam van de ontvanger in via het toetsenbord op het aanraakscherm en druk op Opslaan. c. Druk op het veld Van, voer vervolgens de naam van de afzender in via het toetsenbord op het aanraakscherm en druk op Opslaan. d.
Faxen Snelkiesnummers bewerken of verwijderen Bestaande snelkiesvermeldingen wijzigen of verwijderen: 1. Druk op de toets Startpagina Functies en druk vervolgens op Fax. 2. Druk op Adresboek. 3. Druk op de pijl Omlaag en druk vervolgens op Personen of Groepen. 4. Druk op het gewenste snelkiesnummer en gebruik hiervoor zo nodig de schuifpijlen. 5. Selecteer een van de volgende: Gegevens bewerken - hiermee kunt u de eigenschappen van het snelkiesnummer wijzigen.
9 9 Onderhoud In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Onderhoud en reiniging .................................................................................................................................................. 146 Facturerings- en gebruiksinformatie .......................................................................................................................... 173 Verbruiksartikelen bestellen ................................................................
Onderhoud Onderhoud en reiniging In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Algemene voorzorgsmaatregelen ............................................................................................................................... 146 De printer reinigen............................................................................................................................................................. 147 Routineonderhoud ....................................................
Onderhoud De printer reinigen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De buitenkant van de printer reinigen ...................................................................................................................... 147 De glasplaat en de AOD reinigen ................................................................................................................................ 147 De invoerrollen reinigen ..............................................................
Onderhoud 1. 2. Gebruik een pluisvrije doek, bevochtigd met Xerox® antistatische glasreiniger of een andere geschikte niet-agressieve glasreiniger. Reinig de glasplaat en de glasstrook aan de linkerkant. Gebruik een pluisvrije doek en Xerox®-reinigingsvloeistof of Xerox®-aanslagverwijderaar om de onderzijde van de documentklep en de AOD te reinigen. De invoerrollen reinigen Vuil op de invoerrollen van de AOD kan papierstoringen of een verslechterde afdrukkwaliteit tot gevolg hebben.
Onderhoud VOORZICHTIG: Voer deze procedure niet uit wanneer de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1. Open de voorklep van de printer. 2. Draai de oranje hendel naar links. 3. Trek de klep van de afdrukmodule omlaag totdat deze in de ontgrendelde stand vastklikt. 4. Elk van de vier printkoppen beschikt over een eigen reinigingshulpstuk. Trek de lensreiniger van de printkop langzaam naar buiten totdat er drie puntjes zichtbaar zijn.
Onderhoud 5. Duw de lensreiniger van de printkop langzaam weer terug in de printkop totdat deze niet meer verder kan. 6. 7. Herhaal stap 4 en 5 voor elke printkop. Sluit de klep van de afdrukmodule. 8. Draai de oranje hendel naar rechts om deze weer in de vergrendelde stand te zetten. 9. Sluit de voorklep van de printer.
Onderhoud Routineonderhoud In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De tonercassettes vervangen........................................................................................................................................ 151 De tonerafvalcontainer vervangen ............................................................................................................................ 153 De afdrukmodules vervangen............................................................
Onderhoud 2. Plaats uw vingers onder het lipje van de tonercassette en trek de tonercassette recht uit de printer. 3. Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking Beweeg de cassette 10 keer omhoog en omlaag en dan naar links en rechts. 4. Houd de nieuwe tonercassette met de pijl naar boven vast en duw de cassette langzaam naar binnen totdat deze niet verder kan. 5. Duw voorzichtig tegen de tonercassette om te controleren of hij goed vast zit.
Onderhoud 6. Sluit de voorklep van de printer. De tonerafvalcontainer vervangen Er verschijnt een bericht op het bedieningspaneel wanneer de tonerafvalcontainer moet worden vervangen. Wanneer u de tonerafvalcontainer vervangt, moet u de lenzen van de printkop reinigen. Zie De lenzen van de printkop reinigen op pagina 148 voor meer informatie. VOORZICHTIG: Leg een aantal vellen papier op de vloer om eventueel gemorste toner op te vangen.
Onderhoud 3. Trek de oude tonerafvalcontainer langzaam naar buiten en ondersteun de container met uw andere hand. 4. Plaats de oude tonerafvalcontainer in de plastic zak en sluit de zak goed af met de rits. 5. Plaats de oude tonerafvalcontainer in de lege doos. 6. Pak de nieuwe tonerafvalcontainer aan de linkerkant vast en schuif de container in de printer totdat deze op zijn plaats klikt. 7. Reinig de lenzen van de printkop.
Onderhoud VOORZICHTIG: Stel de afdrukmodule niet aan direct zonlicht of sterkte TL-binnenverlichting bloot. Raak het oppervlak van de afdrukmodule niet aan en zorg dat er geen krassen op komen. VOORZICHTIG: Voer deze procedure niet uit wanneer de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1. Open de voorklep van de printer. 2. Pak de oranje hendel van de afdrukmodule zoals aangegeven vast en trek de afdrukmodule recht uit de printer.
Onderhoud 5. 6. 7. 8. Laat de geleiders in de sleuf zitten en verwijder het zwarte vel papier door het in de aangegeven richting te trekken. Verwijder de tape van de bovenkant van de modulebescherming. Houd de bescherming vast en duw de afdrukmodule in de printer met behulp van de oranje hendel. Duw de oranje hendel verder naar binnen totdat deze niet verder kan. 9. Verwijder voorzichtig de bescherming. 10. Duw de afdrukmodule naar binnen totdat deze niet verder kan. 11.
Onderhoud 12. Draai de oranje hendel naar rechts om deze weer in de vergrendelde stand te zetten. 13. Sluit de voorklep van de printer. 14. Gooi de bescherming en de tape als normaal kantoorafval weg. De afdrukbandreiniger vervangen Er verschijnt een bericht op het bedieningspaneel wanneer de afdrukbandreiniger moet worden vervangen. VOORZICHTIG: Voer deze procedure niet uit wanneer de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1. Open de voorklep van de printer. 2.
Onderhoud 4. Trek de afdrukbandreiniger recht uit de printer. WAARSCHUWING: Raak eventuele toner die op de afdrukbandreiniger is blijven vastzitten niet aan. Houd de afdrukbandreiniger niet schuin, anders kan er toner morsen. 5. 6. Verwijder de nieuwe afdrukbandreiniger uit de verpakking. Bewaar de verpakking. Plaats de oude afdrukbandreiniger in de plastic zak. 7. Verwijder de beschermende afdekking van de nieuwe afdrukbandreiniger. VOORZICHTIG: Raak het oppervlak van de afdrukbandreiniger niet aan.
Onderhoud 9. Duw de oranje knop naar binnen en draai de knop met de klok mee tot deze stevig vastzit. 10. Draai de oranje hendel naar links om te afdrukbandreiniger te vergrendelen. 11. Sluit de voorklep van de printer. De tweede transferrol vervangen Er verschijnt een bericht op het bedieningspaneel wanneer de tweede transferrol moet worden vervangen. 1. Verwijder het papier uit de linkerlade en vouw de ladeklep dan op. 2. 3. Open lade 5 (handmatige invoer) zoals weergegeven (1).
Onderhoud WAARSCHUWING: Het gebied rondom de fuser kan heet zijn. Ga voorzichtig te werk om letsel te voorkomen. VOORZICHTIG: Raak de afdrukband niet aan. Als u de band aanraakt, kan de afdrukkwaliteit verminderen of kan de afdrukband beschadigd raken. Raak de transferrol niet aan. Als u de rol aanraakt, kan de afdrukkwaliteit verslechteren. 4. 5. Verwijder de nieuwe tweede transferrol uit de verpakking. Bewaar de verpakking. Duw de oranje hendel in de weergegeven richting. 6.
Onderhoud 7. Plaats de oude tweede transferrol in de plastic zak. 1 8. 2 3 Plaats de nieuwe tweede transferrol zoals aangegeven in de printer. Duw de transferrol omlaag totdat deze op zijn plaats klikt. 2 1 3 9. Verwijder de beschermende afdekking van de tweede transferrol. 10. Sluit de linkerbovenklep A. Tellers voor de levensduur van verbruiksartikelen op nul zetten Voor sommige verbruiksartikelen die vervangen zijn, moet u de tellers voor de levensduur op nul zetten.
Onderhoud Opmerking: Voor toegang tot deze functie via het bedieningspaneel, meldt u zich aan als beheerder. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 162 Druk op de toets Aan-/afmelden, voer de aanmeldingsinformatie van de systeembeheerder in en druk vervolgens op Enter. Zie de Handleiding voor de systeembeheerder voor meer informatie. Druk op Apparaatstatus op het bedieningspaneel. Druk op het tabblad Hulpprogramma's en selecteer vervolgens Systeeminstellingen.
Onderhoud De perforatorafvalcontainer legen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De perforatorafvalcontainer in de LX-kantoorafwerkeenheid legen ........................................................... 163 De perforatorafvalcontainer in de professionele afwerkeenheid legen ..................................................... 164 Er verschijnt een bericht op het bedieningspaneel wanneer de perforatorafvalcontainer vol is.
Onderhoud 4. Plaats de container en schuif hem helemaal terug in de afwerkeenheid. 5. Sluit de voorste transportklep van de afwerkeenheid en sluit vervolgens de bovenste transportklep. De perforatorafvalcontainer in de professionele afwerkeenheid legen WAARSCHUWING: Voer deze procedure niet uit terwijl de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1. Open de voordeur van de afwerkeenheid. 2. Trek de afvalcontainer bij R4 naar buiten 3. Leeg de container.
Onderhoud 4. Plaats de container en schuif hem helemaal terug in de afwerkeenheid. 5. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid.
Onderhoud Nietcassettes vervangen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Nietjes vervangen in de interne afwerkeenheid ................................................................................................... 166 Nietjes vervangen in de hoofdnietcassette van de LX-kantoorafwerkeenheid....................................... 167 Nietjes vervangen in de AVH-module van de LX-kantoorafwerkeenheid. .................................................
Onderhoud 5. Plaats de voorkant van de nieuwe nietjeshouder in de nietcassette (1) en druk vervolgens de achterkant in de cassette (2). 2 1 6. Pak de nietcassette bij de oranje hendel vast en duw hem in de cassette in de nieteenheid totdat hij vastklikt. 7. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid. Nietjes vervangen in de hoofdnietcassette van de LX-kantoorafwerkeenheid. WAARSCHUWING: Voer deze procedure niet uit terwijl de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1.
Onderhoud 4. Pak de nietcassette bij de oranje hendel vast en verwijder hem door hem stevig naar u toe te trekken. 5. 6. Verwijder eventuele losse nietjes of ander vuil uit de binnenkant van de afwerkeenheid. Knijp beide zijden van de nietjeshouder (1) in en haal de nietjeshouder uit de cassette (2). 2 1 1 7. Plaats de voorkant van de nieuwe nietjeshouder in de nietcassette (1) en druk vervolgens de achterkant in de cassette (2). 2 1 8.
Onderhoud WAARSCHUWING: Voer deze procedure niet uit terwijl de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1. Open de zijdeur van de afwerkeenheid. 2. Als de nietcassettes niet zichtbaar zijn, pakt u de verticale panelen aan de linker- en rechterkant van de opening vast en schuif u ze naar het midden. 3. Houd de tabs aan beide zijden van de nietcassette vast en trek de cassette uit de afwerkeenheid. 4.
Onderhoud Opmerking: De AVH-module maakt gebruik van twee nietcassettes. Voor het nieten van katernen moeten beide nietcassettes nietjes bevatten. 5. 6. Herhaal de procedure vanaf stap 2 voor de andere nietcassette. Sluit de zijklep van de afwerkeenheid. Nietjes vervangen in de hoofdnietcassette van de professionele afwerkeenheid. 1. Open de voordeur van de afwerkeenheid. 2. Houd de nietcassettehouder vast aan de oranje hendel R1 en duw hem naar rechts. 3.
Onderhoud 5. Plaats de voorkant van de nieuwe nietjeshouder in de nietcassette (1) en druk vervolgens de achterkant in de cassette (2). 2 1 6. Pak de nietcassette vast aan de oranje tabs en duw hem in de nietcassettehouder totdat hij vastklikt. 7. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid. Nietjes vervangen in de AVH-module van de professionele afwerkeenheid. 1. Open de voordeur van de afwerkeenheid. 2.
Onderhoud 3. Pak de oranje tabs aan beide zijden van de nietcassette vast. 4. Houd de nietcassette bij de oranje tabs vast en draai deze in de aangegeven richting. 5. Til de nietcassette uit de nietcassettehouder. 6. Duw de nietcassette terug in de nietcassettehouder.
Onderhoud 7. 8. Als u geen vastgelopen nietjes kunt vinden, herhaalt u de vorige stappen voor de andere nietcassette. Zet de nietcassettehouder weer in de oorspronkelijke positie terug. 9. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid. Facturerings- en gebruiksinformatie Facturerings- en printergebruiksinformatie worden weergegeven in het scherm Factureringsinformatie. 1. Druk op de toets Apparaatstatus op het bedieningspaneel van de printer. 2.
Onderhoud Verbruiksartikelen bestellen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Plaats van het serienummer .......................................................................................................................................... 174 Verbruiksartikelen .............................................................................................................................................................. 174 Artikelen voor routineonderhoud ....................
Onderhoud Wanneer moeten verbruiksartikelen worden besteld? Er verschijnt een waarschuwing op het bedieningspaneel wanneer verbruiksartikelen bijna vervangen moeten worden. Zorg dat u de vervangende verbruiksartikelen in voorraad hebt. Om afdrukonderbrekingen te voorkomen, is het belangrijk dat u deze verbruiksartikelen bestelt wanneer de berichten voor de eerste keer worden weergegeven. Er verschijnt een foutbericht op het bedieningspaneel wanneer verbruiksartikelen vervangen moeten worden.
10 10 Problemen oplossen In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Algemene problemen oplossen .................................................................................................................................... 178 Storingen ............................................................................................................................................................................... 183 Problemen met de afdrukkwaliteit ...............................
Problemen oplossen Algemene problemen oplossen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De printer heeft twee aan/uit-schakelaars ............................................................................................................. 178 De printer opnieuw starten ............................................................................................................................................ 179 Printer gaat niet aan ..............................................
Problemen oplossen De printer opnieuw starten 1. 2. 3. 4. 5. Zoek de twee aan/uit-schakelaars. Schakel de schakelaar boven op de printer uit. Er verschijnt een bericht op het bedieningspaneel waarin wordt gewaarschuwd dat de printer wordt uitgeschakeld. Als de printer wordt uitgeschakeld, zet u de schakelaar weer aan om de printer opnieuw te starten. Als de printer na twee minuten niet uit gaat, opent u de voorklep en schakelt u de tweede schakelaar uit.
Problemen oplossen Het afdrukken duurt te lang Mogelijke oorzaken Oplossingen De printer is ingesteld op een langzamere Afdrukken op speciale media neemt meer tijd in beslag. Controleer afdrukmode, bijvoorbeeld afdrukken op zwaar of de papiersoort juist is ingesteld in de driver en op het papier of transparanten. bedieningspaneel van de printer. De printer staat in de energiespaarstand. Wacht. Het duurt even voordat het afdrukken begint wanneer de printer uit de energiespaarstand wordt gehaald.
Problemen oplossen De printer maakt vreemde geluiden Mogelijke oorzaken Oplossingen Een van de laden is niet op de juiste manier geïnstalleerd. Open en sluit de lade waaruit u afdrukt. Er bevindt zich een belemmering of vuil in de printer. Schakel de printer uit en verwijder de belemmering of het vuil. Als u het niet kunt verwijderen, neemt u contact op met uw Xerox®-servicevertegenwoordiger.
Problemen oplossen Scannerfouten Mogelijke oorzaken Oplossingen De scanner communiceert niet. Schakel de printer uit en controleer de scannerkabel. Wacht twee minuten en schakel de printer weer in. Als het probleem niet is verholpen, neemt u contact op met uw Xerox®-servicevertegenwoordiger.
Problemen oplossen Storingen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Papierstoringen oplossen................................................................................................................................................ 184 Papierstoringen minimaliseren .................................................................................................................................... 204 Papierstoringen oplossen..................................................
Problemen oplossen Papierstoringen oplossen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Papierstoringen in lade 1, lade 2, lade 3 of lade 4 oplossen ........................................................................... 184 Papierstoringen oplossen in lade 5 (handmatige invoer) ................................................................................. 185 Papierstoringen in linkerbovenklep A oplossen .......................................................................
Problemen oplossen 3. 4. Verwijder het papier uit de lade. Als het papier is gescheurd, verwijdert u de lade uit de printer en controleert u of er geen papiersnippers in de printer zijn achtergebleven. 5. Vul de lade met onbeschadigd papier en duw de lade naar binnen totdat deze niet verder kan. Instellingen papier - Lade X verschijnt op het bedieningspaneel. Controleer het formaat, de soort en de kleur van het papier. Wijzig de selectie van eventuele verkeerde instellingen.
Problemen oplossen 2. 3. 4. 5. 6. Als het papier is gescheurd, controleert u of er geen papiersnippers in de printer zijn achtergebleven. Waaier het verwijderde papier uit en zorg dat alle vier hoeken van het papier netjes recht liggen. Plaats het papier met de te bedrukken zijde omlaag in lade 5. De invoerrand van het papier moet de ingang van de papierinvoer licht raken. Instellingen papier - Lade 5 (handmatige invoer) verschijnt op het bedieningspaneel.
Problemen oplossen 2. 3. Open lade 5 (handmatige invoer) zoals weergegeven (1). Open terwijl u de ontgrendelhendel (2) optilt, de linkerbovenklep A zoals weergegeven (3). 2 3 1 WAARSCHUWING: Het gebied rondom de fuser kan heet zijn. Ga voorzichtig te werk om letsel te voorkomen. VOORZICHTIG: Raak de afdrukband niet aan. Als u de band aanraakt, kan de afdrukkwaliteit verminderen of kan de afdrukband beschadigd raken. Raak de transferrol niet aan.
Problemen oplossen 5. Als er papier in de fuser is vastgelopen, trekt u aan groene hendel A1 om de uitgang van de fuser te openen. 6. Verwijder het papier zoals weergegeven. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de printer worden verwijderd. 7. Als het papier onder aan de ingang van de fuser is vastgelopen, verwijdert u het zoals weergegeven. 8. 9. Zet de groene hendel A1 weer in de normale positie terug. Sluit klep A en dan lade 5.
Problemen oplossen Papierstoringen in de duplexeenheid B oplossen 1. Open lade 5 (handmatige invoer) zoals weergegeven (1). 2 3 1 2. 3. Open terwijl u de ontgrendelhendel (2) optilt, de linkerbovenklep B zoals weergegeven (3). Verwijder het vastgelopen papier zoals weergegeven. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de printer worden verwijderd. 4. Sluit klep B van de duplexeenheid en dan lade 5 (handmatige invoer).
Problemen oplossen 2. Verwijder het vastgelopen papier zoals weergegeven. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de printer worden verwijderd. 3. Als er in de bovenin papier is vastgelopen, kijkt u in de printer om het te verwijderen. Opmerking: Als u niet bij het papier kunt, raadpleegt u Papierstoringen in linkerbovenklep A oplossen op pagina 186. 4. Als er papier in de invoerrol van de lade is vastgelopen, opent u de lade en verwijdert u het papier. 5.
Problemen oplossen 2. 3. Open lade 5 (handmatige invoer) zoals weergegeven (1). Open terwijl u de ontgrendelhendel (2) optilt, de linkerbovenklep A zoals weergegeven (3). 2 3 1 WAARSCHUWING: Het gebied rondom de fuser kan heet zijn. Ga voorzichtig te werk om letsel te voorkomen. VOORZICHTIG: Raak de afdrukband niet aan. Als u de band aanraakt, kan de afdrukkwaliteit verminderen of kan de afdrukband beschadigd raken. Raak de transferrol niet aan.
Problemen oplossen 6. Verwijder het vastgelopen papier zoals weergegeven. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de printer worden verwijderd. 7. 8. Sluit de linkerbovenklep D. Sluit de linkerbovenklep A en dan lade 5 (handmatige invoer). Papierstoringen in de AOD oplossen 1. Til de hendel op en open de bovenklep van de AOD, zoals weergegeven. 2.
Problemen oplossen 3. Als u via het bericht op het bedieningspaneel instructies krijgt om het groene wiel te verdraaien, draait u het wiel in de aangegeven richting. Door het draaien van het groene wiel wordt het origineel uit de AOD verwijderd. 4. Als het bericht aangeeft dat u de binnenklep moet openen, tilt u de hendel met de groene tab op om de binnenklep te openen. Draai het groene wiel in de aangegeven richting om het origineel uit de AOD te voeren. Verwijder het vastgelopen origineel voorzichtig.
Problemen oplossen 9. Laat de AOD-lade zakken. 10. Als het origineel niet is gekreukeld of gescheurd, plaatst u het weer in de AOD aan de hand van de instructies op het aanraakscherm. Opmerking: Als u een storing in de AOD hebt opgelost, plaatst u het volledige document, inclusief de reeds gescande pagina's, weer in de AOD. De printer slaat de gescande pagina's automatisch over en scant alleen de resterende pagina's.
Problemen oplossen 2. Open de bovenklep door hem naar links te draaien. 3. Verwijder het vastgelopen papier. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 4. Sluit de bovenklep van de afwerkeenheid. Storingen in het transport van de afwerkeenheid oplossen 1. Zoek de hendel aan de rechtervoorkant van de middelste opvangbak. 2. Til de hendel van de middelste opvangbak recht omhoog om de transportklep te openen.
Problemen oplossen 3. Verwijder het vastgelopen papier. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 4. Sluit de transportklep. Storingen in de professionele afwerkeenheid oplossen Storingen in de middelste opvangbak oplossen 1. Als het papier bij de uitgang van de middelste opvangbak vastzit, trekt u het papier in de aangegeven richting. 2. Open en sluit de transportklep van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen 2. Verwijder het vastgelopen papier. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 3. Als u geen papier ziet, draait u de groene knop 1 in de aangegeven richting en trekt u het vastgelopen papier voorzichtig naar buiten. 4. Sluit de transportklep van de afwerkeenheid. Storingen bij 2a in de afwerkeenheid oplossen 1.
Problemen oplossen 3. Verplaats groene hendel 2a naar rechts. 4. Verwijder het vastgelopen papier. 5. Als u niet bij het papier kunt of als er een bericht op het bedieningspaneel verschijnt waarin u instructies krijgt, draait u knop 2c in de aangegeven richting om het papier te verwijderen. 6. Verwijder het papier voorzichtig. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 7. 8.
Problemen oplossen 1. Open de voordeur van de afwerkeenheid. 2. Verplaats groene hendel 2b naar rechts. 3. 4. Verwijder het vastgelopen papier. Als u niet bij het papier kunt of als er een bericht op het bedieningspaneel verschijnt waarin u instructies krijgt, draait u knop 2c in de aangegeven richting om het papier te verwijderen. 5. Verwijder het papier voorzichtig. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 6. 7.
Problemen oplossen 1. Open de voordeur van de afwerkeenheid. 2. Trek groene hendel 3 omlaag. 3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 4. 5. Zet hendel 3 weer in de oorspronkelijke positie terug. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid. Storingen bij 4a in de afwerkeenheid oplossen 1. 200 Open de voordeur van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen 2. Trek eenheid 4 met behulp van de groene hendel naar buiten totdat deze stopt. 3. Draai groene knop 4a in de aangegeven richting om het vastgelopen papier uit te voeren. 4. Verwijder het papier voorzichtig zoals weergegeven. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 5. 6. Zet eenheid 4 weer in de oorspronkelijke positie terug. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen 3. Als het vastgelopen papier zichtbaar is, verwijdert u het papier door het in de aangegeven richting te trekken. 4. Trek eenheid 4 met de groene hendel naar buiten totdat deze stopt. 5. 6. Draai groene knop 4a in de aangegeven richting om het vastgelopen papier uit te voeren. Verwijder het papier voorzichtig uit de linkerbovenkant en binnenkant van de eenheid. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 7.
Problemen oplossen 2. Verwijder het papier door het in de aangegeven richting te trekken. Opmerking: Als het papier gescheurd is, moet u zorgen dat alle papiersnippers uit de afwerkeenheid worden verwijderd. 3. Zet uitgangsklep 5 weer in de oorspronkelijke positie terug. Papierstoringen in de opvangbak voor katernen oplossen 1. Open de voordeur van de afwerkeenheid. 2. Draai groene knop 4a in de aangegeven richting om het vastgelopen papier uit te voeren. 3.
Problemen oplossen Papierstoringen minimaliseren De printer is ontwikkeld om te functioneren met minimale papierstoringen wanneer door Xerox® ondersteund papier wordt gebruikt. Andere papiersoorten kunnen storingen veroorzaken. Als ondersteund papier vaak in hetzelfde gebied vastloopt, maakt u dat gebied van de papierbaan schoon of laat u de printer repareren. Papierstoringen kunnen worden veroorzaakt door: Het selecteren van de verkeerde papiersoort in de printerdriver.
Problemen oplossen Papierstoringen oplossen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Meerdere vellen bij elkaar naar binnen getrokken .............................................................................................. 205 Verkeerd ingevoerd papier ............................................................................................................................................. 205 Papierstoringen in de AOD oplossen ............................................
Problemen oplossen De enveloppen zijn verkeerd in lade 5 (handmatige invoer) geplaatst. Plaats de enveloppen in lade 5 (handmatige invoer) met de kleppen gesloten en omhoog en zodanig dat de kleppen als eerste de printer in gaan. Enveloppen zijn op de verkeerde manier in de Plaats de enveloppen in de enveloppenlade met de kleppen enveloppenlade geplaatst. gesloten en omlaag en zodanig dat de kleppen zich aan de linkerkant van de lade bevinden.
Problemen oplossen Het papier is in de verkeerde lade geplaatst. Het papier moet in de juiste lade worden geplaatst. Zie Ondersteund papier op pagina 32 voor meer informatie. Er is gemengd papier in de lade geplaatst. Plaats een soort en formaat papier in de lade.
Problemen oplossen Storingen bij nieten oplossen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Storingen bij nieten in de interne afwerkeenheid oplossen ............................................................................ 208 Nietstoringen in de LX-kantoorafwerkeenheid oplossen .................................................................................. 209 Storingen met katernnietjes in de LX-kantoorafwerkeenheid oplossen ................................................
Problemen oplossen 5. Verwijder de vastgelopen nietjes (1) en druk de klem in de aangegeven richting totdat deze in de vergrendelde positie (2) vastklikt. WAARSCHUWING: De uiteinden van de vastgelopen nietjes zijn scherp. Verwijder de vastgelopen nietjes voorzichtig. 2 1 6. Pak de nietcassette bij de oranje hendel vast en duw hem in de cassette in de nieteenheid totdat hij vastklikt. 7. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen 2. 3. Reik in de kast van de afwerkeenheid en trek de nieteenheid naar u toe totdat hij stopt. Duw de nieteenheid naar rechts, zoals weergegeven. 4. Pak de nietcassette bij de oranje hendel vast en verwijder hem door hem stevig naar u toe te trekken. 5. 6. Verwijder eventuele losse nietjes of ander vuil uit de binnenkant van de afwerkeenheid. Open de klem van de nietcassette door deze stevig in de aangegeven richting te trekken. 7.
Problemen oplossen 8. Pak de nietcassette bij de oranje hendel vast en duw hem in de nieteenheid totdat hij vastklikt. 9. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid. Storingen met katernnietjes in de LX-kantoorafwerkeenheid oplossen De nieteenheid en AVH-module gebruiken twee nietcassettes, aangegeven met R2 en R3. Voor het nieten van katernen moeten beide nietcassettes vrij zijn van vastgelopen nietjes. WAARSCHUWING: Voer deze procedure niet uit terwijl de printer bezig is met kopiëren of afdrukken. 1.
Problemen oplossen 4. Verwijder de vastgelopen nietjes door ze in de aangegeven richting te trekken. 5. Houd de tabs aan beide zijden van de nieuwe nietcassette vast en plaats de cassette dan in de oorspronkelijke positie in de afwerkeenheid. Opmerking: Als het plaatsen van de cassette niet goed wil lukken, moet u controleren of de nietjes in de cassette goed in de cassette zijn geplaatst. Opmerking: De AVH-module maakt gebruik van twee nietcassettes.
Problemen oplossen 2. Houd de nietcassettehouder vast aan de oranje hendel R1 en duw hem naar rechts. 3. Pak de nietcassette bij de oranje tabs vast en verwijder hem door hem stevig naar u toe te trekken. Controleer de binnenkant van de afwerkeenheid op eventuele losse nietjes en verwijder ze. 4. Open de klem van de nietcassette door deze stevig in de aangegeven richting te trekken. 5.
Problemen oplossen 6. Pak de nietcassette vast aan de oranje tabs en duw hem in de nietcassettehouder totdat hij vastklikt. 7. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid. Storingen met katernnietjes in de professionele afwerkeenheid oplossen De nieteenheid en AVH-module gebruiken twee nietcassettes, aangegeven met R2 en R3. Voor het nieten van katernen moeten beide nietcassettes vrij zijn van vastgelopen nietjes.
Problemen oplossen 3. Pak de oranje tabs aan beide zijden van de nietcassette vast. 4. Houd de nietcassette bij de oranje tabs vast en draai deze in de aangegeven richting. 5. Til de nietcassette uit de nietcassettehouder. 6. Verwijder de vastgelopen nietjes door ze in de aangegeven richting te trekken. WAARSCHUWING: De uiteinden van de vastgelopen nietjes zijn scherp. Verwijder de vastgelopen nietjes voorzichtig.
Problemen oplossen 7. Duw de nietcassette terug in de nietcassettehouder. 8. Als u geen vastgelopen nietjes kunt vinden, herhaalt u de vorige stappen voor de andere nietcassette. Zet de nietcassettehouder weer in de oorspronkelijke positie terug. 9. 10. Sluit de voordeur van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen Problemen met de afdrukkwaliteit In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Afdrukkwaliteit regelen ................................................................................................................................................... 217 Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ..........................................................................................................
Problemen oplossen VOORZICHTIG: Sommige papiersoorten en ander afdrukmateriaal kunnen de afdrukkwaliteit verminderen, meer papierstoringen veroorzaken of uw printer beschadigen. Gebruik geen van de volgende media: Ruw of poreus papier. Inkjetpapier. Glanzend of gecoat papier niet bestemd voor laserprinters. Gefotokopieerd papier. Papier dat gevouwen of gekreukeld is. Papier met uitgeknipte delen of perforaties. Geniet papier.
Problemen oplossen Selecteer Kleuraanpassingen om bepaalde kenmerken van de afgedrukte kleur, zoals de lichtheid, het contrast, de verzadiging en de kleurzweem, te veranderen om het gewenste resultaat te bereiken.
Problemen oplossen Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: De pagina's voor het oplossen van problemen met de afdrukkwaliteit afdrukken ............................... 220 Het papier of de media als oorzaak van het probleem uitsluiten ................................................................. 220 Het probleem terugbrengen tot de printer of de applicatie ............................................................................
Problemen oplossen 1. 2. 3. Druk de pagina's via het bedieningspaneel van de printer af voor een diagnose van de afdrukkwaliteit. Zie De pagina's voor het oplossen van problemen met de afdrukkwaliteit afdrukken op pagina 220 voor meer informatie. Als de pagina's goed worden afgedrukt, werkt de printer goed en ligt het probleem met de afdrukkwaliteit bij een applicatie, printerdriver of printerserver.
Problemen oplossen Problemen met de afdrukkwaliteit in de printer oplossen Als u problemen met de afdrukkwaliteit hebt wanneer u een demopagina of het configuratie-overzicht via het bedieningspaneel afdrukt, ligt het probleem bij de printer. De bron van het probleem vinden: 1. Druk de pagina's voor het oplossen van problemen met de afdrukkwaliteit via het bedieningspaneel af. Zie De pagina's voor het oplossen van problemen met de afdrukkwaliteit afdrukken op pagina 220 voor meer informatie. 2.
Problemen oplossen Kleuren zijn niet nauwkeurig. Kopiëren: gebruik de instellingen voor afdrukkwaliteit om de kleurbalans aan te passen. Scannen: controleer of de juiste origineelsoort is ingesteld. Als het probleem aanhoudt, gaat u naar www.xerox.com/office/WC75xxsupport voor online ondersteuningsinformatie.
Problemen oplossen Problemen bij faxen In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Problemen bij het verzenden van faxen ................................................................................................................... 224 Problemen bij het ontvangen van faxen .................................................................................................................
Problemen oplossen Serverfax is ingeschakeld. Controleer of de serverfax is uitgeschakeld. Als het probleem aanhoudt, gaat u naar www.xerox.com/office/WC75xxsupport voor online ondersteuningsinformatie. Problemen bij het ontvangen van faxen Symptomen Oorzaken Oplossingen Er staat niets op de ontvangen fax. Mogelijk is er een probleem met de telefoonverbinding of met het faxapparaat van de afzender. Controleer of er op de printer goede kopieën kunnen worden gemaakt.
Problemen oplossen Help-informatie In dit gedeelte worden de volgende onderdelen behandeld: Berichten op het bedieningspaneel ........................................................................................................................... 226 Scan- en faxwaarschuwingen ....................................................................................................................................... 226 Onderhoudsassistent ...........................................................
Problemen oplossen Opmerking: In geval van faxfouten kan er nog wel worden gescand, gekopieerd of afgedrukt. Opdrachtstatus op het bedieningspaneel bekijken Als u de status van een lijst actieve opdrachten of voltooide opdrachten wilt bekijken, drukt u op de toets Opdrachtstatus. Selecteer het tabblad Actieve opdrachten om de status van de actieve opdrachten die u afdrukt, te bekijken. Selecteer het tabblad Voltooide opdrachten om de status van de laatste 20 voltooide opdrachten te bekijken.
Problemen oplossen Voor toegang tot de Online Support-assistent gaat u naar www.xerox.com/office/WC75xxsupport . Meer informatie U kunt meer informatie over uw printer verkrijgen uit de volgende bronnen: Bron Locatie Installatiehandleiding Geleverd bij de printer Beknopte gebruikshandleiding Geleverd bij de printer Handleiding voor de systeembeheerder www.xerox.com/office/WC75xxdocs Zelfstudievideo's www.xerox.
A 11 Specificaties In deze bijlage vindt u informatie over: Printerconfiguraties en -opties ..................................................................................................................................... 229 Fysieke specificaties .......................................................................................................................................................... 231 Omgevingsspecificaties .....................................................................
Specificaties Dubbele grote papierlade met standaard SRA3/12 x 18 inch-ondersteuning, 2000 A4/Letter-vellen Lade voor handmatige invoer met capaciteit van 100 vellen 2 GB geheugen plus 1 GB paginageheugen Interne harde schijf van 160 GB PostScript- en PCL-fonts Ethernet 10/100/1000Base-Tx-aansluiting Universele seriële bus (USB 2.
Specificaties Unicode afdrukken Fysieke specificaties Basisconfiguratie Breedte: 1063,8 mm (41,8 inch) Diepte: 685 mm (27 inch) Hoogte: 1127,3 mm (44,4 inch) Gewicht: 140,2 kg (308,4 lb.
Specificaties Ruimtevereisten Vereisten voor ruimte rondom de printer bij basisconfiguratie Opmerking: Als de optionele geïntegreerde afwerkeenheid wordt toegevoegd, blijven de vereisten voor ruimte gelijk. 10 cm (3.9 in.) 206.7 cm (81.4 in.) 30.7 cm (12.1 in.) 177.8 cm (70.0 in.) Vereisten voor ruimte rondom de printer met LX-kantoorafwerkeenheid en AVH-module 88.5 cm (34.8 in.) 10 cm (3.9 in.) 206.7 cm (81.4 in.
Specificaties Vereisten voor ruimte rondom de printer met professionele afwerkeenheid 10 cm (3.9 in.) 243 cm (96 in.) 114.1 cm (45 in.) 206.7 cm (81.4 in.) Vereisten voor ruimte rondom de printer met professionele afwerkeenheid en grote papierlade 10 cm (3.9 in.) 243 cm (96 in.) 114.1 cm (45 in.) 206.7 cm (81.4 in.
Specificaties Relatieve luchtvochtigheid In werking: 15% tot 85% (niet-condenserend) Elektrische specificaties Stroomvoorziening Frequentie Benodigde stroom Stroomverbruik (volledig systeem) 110–127 VAC +/-10% 50 Hz +/- 3 Hz 60 Hz +/- 3 Hz 13,2 A 1584 VA bij 120 V (Max) 220–240 VAC +/-10% 50 Hz +/- 3 Hz 60 Hz +/- 3 Hz 8A 1920 VA bij 240 V (Max) 1760 VA bij 220 V (Max) ENERGY STAR-gecertificeerd product De Xerox® WorkCentre 7500-serie multifunctionele printers is ENERGY STAR®-gecertificeerd in
Specificaties Printermodel Kleur Zwart/wit WorkCentre 7525 Multifunction Printer 25 ppm 25 ppm WorkCentre 7530 Multifunction Printer 30 ppm 30 ppm WorkCentre 7535 Multifunction Printer 35 ppm 35 ppm WorkCentre 7545 Multifunction Printer 45 ppm 45 ppm WorkCentre 7556 Multifunction Printer 50 ppm 55 ppm Controllerspecificaties Processor 1,5 GHz processor Geheugen Geheugen Technologie Grootte Kloksnelheid Specificaties Systeemgeheugen DDR2, niet-ECC 2 GB 333 MHz 200-pin SODIMM, 667
Specificaties 236 WorkCentre 7500-serie - multifunctionele printer Handleiding voor de gebruiker
B 12 Informatie over regelgeving In deze bijlage vindt u informatie over: Basisregelgeving ................................................................................................................................................................. 237 Regelgeving met betrekking tot het kopiëren van documenten ................................................................... 239 Regelgeving met betrekking tot het faxen van documenten ...........................................................
Informatie over regelgeving Wijzigingen of modificaties aan deze apparatuur die niet door Xerox zijn goedgekeurd, kunnen de toestemming van de gebruiker om deze apparatuur te bedienen, ongeldig maken. Opmerking: Om te voldoen aan Deel 15 van de FCC-regels, moet gebruik worden gemaakt van afgeschermde interfacekabels. Canada Dit digitale apparaat van Klasse B voldoet aan de Canadese norm ICES-003. Cet appareil numérique de la classe A est conforme à la norme NMB-003 du Canada.
Informatie over regelgeving Regelgeving met betrekking tot het kopiëren van documenten Verenigde Staten Het Congres heeft de reproductie van de volgende onderwerpen onder bepaalde omstandigheden wettelijk verboden. Personen die zich schuldig maken aan dergelijke reproducties, riskeren een geldboete of gevangenisstraf. 1. Obligaties of effecten van de Amerikaanse overheid, zoals: Schuldcertificaten. Nationale bankbiljetten. Dividendbewijs van schuldbrieven.
Informatie over regelgeving 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Obligaties of effecten van een buitenlandse overheid, bank of onderneming. Auteursrechtelijk materiaal, tenzij toestemming is verkregen van de eigenaar van het auteursrecht, of de reproductie binnen het "redelijk gebruik" valt zoals vastgelegd in de bepalingen van het auteursrecht voor bibliotheekreproductierechten. Meer informatie over deze bepalingen is verkrijgbaar bij het Copyright Office, Library of Congress, Washington, D.C.
Informatie over regelgeving Tekens, merken, zegels, verpakkingen of ontwerpen die worden gebruikt door of namens de Canadese regering of een Canadese provincie, de regering van een andere staat dan Canada of een departement, commissie of instelling die is ingesteld of opgericht door de Canadese regering of een Canadese provincie of door een regering van een andere staat dan Canada.
Informatie over regelgeving Informatie over gegevenskoppeling Deze apparatuur voldoet aan Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten van de ACTA (Administrative Council for Terminal Attachments). Op de klep van dit apparaat bevindt zich een label met daarop onder meer een product-ID met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet desgevraagd worden doorgegeven aan het telefoonbedrijf.
Informatie over regelgeving Alleen een Xerox-servicemedewerker of een erkende Xerox-serviceprovider zijn geautoriseerd om reparaties aan de printer uit te voeren. Dit is van toepassing gedurende en na afloop van de servicegarantieperiode. Indien ongeoorloofde reparaties worden uitgevoerd, vervalt de resterende garantieperiode. Dit apparaat mag niet op een 'party line' worden aangesloten. Aansluiting op gemeenschappelijke telefoonlijndiensten is onderhevig aan staatstarieven.
Informatie over regelgeving Opmerking: Hoewel dit product met zowel puls- als toonsignalen (DTMF) kan werken, bevelen wij u aan het product op DTMF-signalen in te stellen, voor een meer betrouwbare en snellere opbouw van de verbinding. Wijziging van dit product, aansluiting op externe beheersoftware of aansluiting op externe beheerapparatuur die niet door Xerox® is goedgekeurd, maakt de certificatie van dit product ongeldig. Nieuw-Zeeland 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Informatie over regelgeving 9. Voor een juiste werking mag de som van de REN's van alle apparaten die tegelijkertijd op een enkele lijn zijn aangesloten, niet hoger zijn dan vijf.
C 13 Recycling en weggooien In deze bijlage vindt u informatie over: Alle landen ............................................................................................................................................................................ 247 Noord-Amerika .................................................................................................................................................................... 247 Europese Unie.................................................
Recycling en weggooien Huishoudelijk gebruik Als dit symbool op uw apparatuur is aangebracht, betekent dit dat de apparatuur niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid. In overeenstemming met de Europese wetgeving moeten elektrische en elektronische apparaten waarvan de bruikbaarheidsduur is verlopen, gescheiden van het huishoudelijk afval worden weggegooid.
Recycling en weggooien en batterijen kunt u contact opnemen met uw gemeente, uw afvalverwerkingsbedrijf of het verkooppunt waar u de artikelen hebt gekocht. Het onjuist weggooien van dit afval kan worden bestraft, overeenkomstig nationale regelgeving. Zakelijke gebruikers in de Europese Unie Als u elektrische en elektronische apparatuur wilt weggooien, neemt u contact op met uw dealer of leverancier voor nadere informatie.