Operation Manual

186
Hoofdstuk 16Automix
03DNederlandstalige Handleiding
Tijdens het opnemen van automix, worden parameterwijzigingen, zoals EQ, pan, enzo-
voort, op het in deze stap geselecteerde kanaal toegepast. U kunt verschillende kanalen
selecteren en faderverplaatsingen en mute events voor deze kanalen opnemen omdat
ieder kanaal zijn eigen fader en [ON] knop bevat.
Selecteer met de [FADER MODE] knoppen aux en effects send faders voor het opne-
men van automix.
Verwissel met de [EFFECT 1] en [EFFECT 2] knoppen de effect return fader tussen
effect returns 1 en 2 . De effect return [SEL] knop, die normaal gebruikt wordt om
effect returns te selecteren, wordt nu gebruikt om effect return editing aan en uit te zet-
ten tijdens het opnemen van automix en kan dus niet gebruikt worden om de effecten
te selecteren.
9. Start de externe timecode bron.
Het opnemen van automix begint en de REC schakelaar stopt met knipperen en licht
op.
De time counter toont de inkomende timecode.
Houdt één van de cursorknoppen ingedrukt en druk op de [SEL] knop van een ander
kanaal om dat kanaal voor EQ, pan, of andere wijzigingen te selecteren, zonder het
geselecteerde kanaal voor het opnemen van automix te beïnvloeden. Met bijvoorbeeld
de EQ-pagina geselecteerd kunt u hiermee tijdens het opnemen van automix EQ events
van verschillende kanalen stuk voor stuk mee opnemen.
10. Maak de benodigde parameterwijzigingen.
Als het opnemen van automix voortgaat en het automix geheugen wordt gebruikt,
tonen de size-kaders de hoeveelheid beschikbaar geheugen.
Pas niveaus aan met de faders en mute kanalen met de [ON] knoppen. Alleen events
van voor automix-opname geselecteerde kanalen worden opgenomen.
Selecteer met de SETUP, CHANNEL CONTROL en FADER MODE knoppen mix
parameterpaginas. Het kanaal dat wordt geselecteerd voor automix-opname wordt het
geselecteerde kanaal op deze paginas. Wijzig de parameters met het PARAMETER
wiel, [ENTER] knop en de muis.
Evenzo wat betreft mix parameterwijzigingen, het volgende kan worden opgeroepen:
mix-scenes, EQ-programs, effectprograms, dynamiek programs en kanaalprograms.
Tijdens het opnemen worden faders voor ongeselecteerde kanalen bevroren en kun-
nen niet worden verplaatst. Forceer, om schade te voorkomen, deze faders niet.
11. Stop, om het opnemen van automix te stoppen, de externe timecode bron, of
gebruik de automix STOP schakelaar.
Met de REC schakelaar keert u terug naar normaal en de STOP schakelaar licht op.
Als de Undo-functie aanstaat, verschijnt er een bevestigingsdialoogbox die u vraagt of
u de opgenomen events wilt opnemen of annuleren.
Opgenomen events worden toegevoegd aan de huidige automix.
U kunt terugkeren naar de vorige automix door de nieuwe opgenomen data te weg te
gooien met de undo-functie. Zie
Automix Functies Undo-en
op pagina 200 voor meer
informatie.
Het opnemen van automix kan worden gestopt met de ABORT schakelaar. Als het
opnemen van automix wordt geannuleerd, wordt de nieuw opgenomen data wegge-
gooid. Als de Undo-functie aanstaat, wordt de nieuw opgenomen data gekopieëert naar
de undo-buffer. U moet de ABORT schakelaar tijdens het opnemen indrukken. Het
indrukken na het opnemen heeft geen nut. Als het geheugen laag is en de undo buffer