Specifications

Table Of Contents
Voices gebruiken, creëren en bewerken
Het volume en de toonbalans bewerken (MIXING CONSOLE)
CVP-409/407 Gebruikershandleiding
94
10 Als u in stap 5 een van de DSP 2–5-effectblokken hebt geselecteerd:
U kunt zowel de standaardparameters als de variatieparameter bewerken.
Druk op de knop [B] om het standaardtype parameter te selecteren. Druk op
de knop [E] om de variatieparameter te selecteren.
11 Selecteer een van de parameters die u wilt bewerken met de knoppen
[4
ππ
ππ
]/[5
ππ
ππ
].
Welke parameters beschikbaar zijn, is afhankelijk van het geselecteerde
effecttype.
12 Pas de waarde voor de geselecteerde parameter aan met de knoppen
[6
ππ
ππ
]/[7
ππ
ππ
]. Als u in stap 5 het effectblok REVERB, CHORUS of
DSP1 hebt geselecteerd:
Pas het effectretourniveau aan door op de knop [8
π†
] te drukken.
13 Druk op de knop [I] (SAVE) om de display op te roepen voor het
opslaan van uw originele effect.
14 Selecteer de bestemming voor het opslaan van het effect met de
knoppen [3
ππ
ππ
]–[6
ππ
ππ
].
Het maximum aantal effecten dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van
het effectblok.
15 Druk op de knop [I] (SAVE) om het effect op te slaan (pagina 69).
Gebruik bij het oproepen van het opgeslagen effect dezelfde procedure als
bij stap 8.
Het blok, de categorie en het
type van het effect opnieuw
selecteren
Gebruik de knoppen [1
π†
]–
[3
π†
]. De opnieuw
geselecteerde effectconfiguratie
wordt in het vak in de
linkerbovenhoek van de display
weergegeven.
10
13
11 12
Effect Return Level:
Hiermee wordt het niveau of de
hoeveelheid bepaald van het toe
te passen effect.
Deze parameter wordt ingesteld
voor alle gedeelten of kanalen.
14
15