User's Manual

14 Nl
VERHELPEN VAN STORINGEN
Geen geluid. Het geluid is onderbroken. Druk op de MUTE-toets op de afstandsbediening of
draai aan de VOLUME-regelaar.
3
De bedrading is niet op de juiste manier
aangesloten.
Sluit de stereokabels van de audio-apparaten en de
luidsprekerkabels correct aan. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
5
Op de aangesloten component is het
afspelen gestopt.
Zet de component aan en start het afspelen.
8
Er is geen geschikte ingangsbron
geselecteerd.
Kies een geschikte ingangsbron met de INPUT-
keuzeknop op het voorpaneel (of een van de INPUT-
keuzetoetsen op de afstandbediening).
8
De SPEAKERS-keuzeknop is niet correct
ingesteld.
Stel de overeenkomstige SPEAKERS-keuzeknop in op
de A-, B- of A+B-stand.
8
Het geluid valt
plotseling weg.
De beveiliging is in werking getreden door
een kortsluiting, enz.
Controleer of de IMPEDANCE SELECTOR-instelling
juist is.
4
Controleer of de luidsprekerkabels niet in contact staan
met elkaar en of ze geen kortsluiting tegen het
achterpaneel van het toestel veroorzaken. Schakel
vervolgens de stroom van het toestel weer in.
5
Het toestel is te warm geworden. Denk goed na over waar u het toestel plaatst. Let erop
dat de openingen in het bovenpaneel niet worden
geblokkeerd.
De automatische sluimerfunctie heeft het
toestel uitgezet.
Controleer of er geen andere problemen zijn die het
probleem kunnen hebben veroorzaakt en zet dan het
toestel opnieuw aan.
7
Er komt slechts aan
één kant geluid uit
de luidspreker.
De bedrading is niet op de juiste manier
aangesloten.
Verbind de kabels correct. Als het probleem zich blijft
voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
5
De BALANCE-regelaar is verkeerd
ingesteld.
Stel de BALANCE-regelaar in op de geschikte stand.
9
De lage tonen
klinken te zwak en
de weergave is
sfeerloos.
De kabels (+ en –) zijn verkeerd om
aangesloten op de versterker of de
luidsprekers.
Sluit de luidsprekerkabels aan op de juiste fase (+ en –).
6
U hoort een
“gezoem”.
De bedrading is niet op de juiste manier
aangesloten.
Sluit de audiostekers stevig aan. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
5
De platenspeler is niet verbonden met de
GND-aansluiting.
Verbind de platenspeler met de GND-aansluiting van
dit toestel.
5
Het volumeniveau is
laag bij het afspelen
van een plaat.
De platenspeler is aangesloten op andere
aansluitingen dan de PHONO-
aansluitingen.
Verbind de platenspeler met de PHONO-aansluitingen.
5
De plaat wordt afgespeeld op een
platenspeler met een MC-cassette.
Gebruik een platenspeler met een MM-cassette.
Het volumeniveau
kan niet verhoogd
worden of het geluid
is vervormd.
De component aangesloten op de LINE 2
REC- of LINE 3 REC-aansluitingen van dit
toestel is uitgeschakeld.
Schakel de stroom van de component in.
Het geluid is van
mindere kwaliteit
wanneer u luistert
met een
hoofdtelefoon
verbonden met de
cd-speler of het
cassettedeck die op
dit toestel
aangesloten zijn.
Het toestel staat uit of staat in wachtstand. Schakel het toestel in.
8
Het geluidsniveau is
laag.
Het geluid is onderbroken. Druk op de MUTE-toets op de afstandsbediening of
draai aan de VOLUME-regelaar.
3
De Loudness-regelaarfunctie staat aan. Draai het volume omlaag, stel de LOUDNESS-regelaar
op FLAT (vlak) en pas het volume opnieuw aan.
9
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Zie pagina