Operation Manual

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
DAU49394
Controle- en waarschu-
wingslampjes
DAU11021
Controlelampje
richtingaanwijzers “
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUM2792
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 1.0 L (0.26 US gal, 0.22 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht
wanneer u de sleutel naar draait, of als
het waarschuwingslampje blijft branden,
laat het elektrisch circuit dan controleren
door een Yamaha-dealer.
DAUM3300
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de
tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht
wanneer u de sleutel naar ” draait, of als
het waarschuwingslampje blijft branden,
laat het elektrisch circuit dan controleren
door een Yamaha-dealer.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Als de motor oververhit raakt, staan op pa-
gina 6-32 nadere instructies vermeld.
DAU54432
Waarschuwingslampje
motorstoring “”
Dit waarschuwingslampje begint te knippe-
ren of blijft branden wanneer een elektrisch
systeem dat de motorwerking controleert,
defect is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te contro-
leren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
1. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “
2. Controlelampje grootlicht “
3. Controlelampje richtingaanwijzers “
4. Waarschuwingslampje
brandstofniveau “
5. Waarschuwingslampje motorstoring “
ZAUM1062
O
I
L
CHA
N
GE
12
3
4
5
U1GBD0D0.book Page 2 Monday, July 15, 2013 2:21 PM