Operation Manual

50
Control Sets en Externe MIDI Control
In een Control Set worden de controllers aan
interne parameters van de synthesizer toegewe-
zen. Sommige controllers zijn echter oorspronke-
lijk ontworpen voor een bepaald doel en verstu-
ren van tevoren gedefinieerde MIDI Control
Change boodschappen, ongeacht de Control Set
plaatsing in de synthesizer.
Het Pitch Bend Wiel, het Modulatie Wiel en
keyboard aftertouch zijn bijvoorbeeld oorspronke-
lijk ontworpen om pitch bend, modulatie en
aftertouch te besturen. Daarom wordt bij gebruik
van deze controllers altijd pitch bend, modulatie
en aftertouch informatie via de MIDI OUT-
aansluiting verstuurd.
Laten we de Pan parameter aan het Pitch Bend
Wiel toewijzen in een Control Set. Als u nu het
Pitch Bend Wiel beweegt, pant de interne
toongenerator van de synthesizer het geluid, maar
worden tegelijkertijd de oorspronkelijke Pitch
Bend boodschappen via de MIDI OUT-aansluiting
verstuurd.
De controllers kunnen ook MIDI Control Change
boodschappen versturen om de parameters van
externe MIDI-apparatuur te besturen. Deze toewij-
zingen zijn te vinden in het VOICE (Vce) CTRL
Assign1/2 scherm van de Utility Mode.
Aangezien het Pitch Bend Wiel, het Modulatie Wiel
en keyboard aftertouch van tevoren gedefinieerde
MIDI Control Change boodschappen versturen,
kunt u er geen MIDI Control Change boodschap-
pen aan toewijzen.
U kunt een controller ook zo instellen dat het één
soort Control boodschappen naar de synthesizer’s
interne toongenerator stuurt, maar een andere soort
naar de MIDI OUT-aansluiting.
In een Control Set kunt u bijvoorbeeld Resonantie
toewijzen aan de Assignable [1]-knop. Vervolgens
kunt u in het Voice CTRL Assign2-scherm van de
Utility Mode Control Change Nummer 1 (Modulatie)
aan dezelfde knop toewijzen. Als u nu aan de knop
draait, wordt resonantie op het geluid van de
interne toongenerator toegepast en tegelijkertijd
modulatie-informatie naar het externe MIDI-
apparaat verstuurd dat is aangesloten op de MIDI
OUT-aansluiting.
Dit aspect maakt deze synthesizer een ideale master
controller bij het besturen van externe MIDI-
apparatuur. Voeg eventueel een voetpedaal of
Breath Controller toe voor nog meer besturings-
mogelijkheden.
Parameters Toewijzen aan Knoppen [A], [B] en [C]
In de volgende procedure wordt uitgelegd hoe u een
gewenste parameter kunt toewijzen aan Knop [A], [B]
of [C]. U kunt alle algemene systeemparameters
toewijzen (voor alle Play Modes) en alle MIDI
Control Change Nummers. In het voorbeeld wordt
Knop [A] ingesteld om Reverb Return te besturen.
1 Druk op de [UTILITY]-knop om naar de
Utility Mode te gaan.
2 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTRL
Knop [A] (Systeem Control Knop A) scherm.
3 Selecteer met Knop [2] REV-Rtn (Reverb Return).
Nu kunt u met Knop [A] onder het spelen het Reverb
Return niveau besturen in de Voice/Performance/
Phrase Clip Play Mode. U kunt tevens (door aan
Knop [A] te draaien) Control Change boodschappen
versturen of ontvangen via de MIDI IN- en MIDI
OUT-aansluitingen met het Controller Nummer dat is
ingesteld in de CC# parameter.
Zie voor toewijsbare parameters “Systeem Controller
Bestemmingsparameters” in de aparte Datalijst.
OUT IN
Pitch
Toongenerator
LFO1 PAN
MIDI
MIDI Control
Pitch Bend
Wiel
Control Set
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL KnobA) CC# Dest
Sys 01[ModWheel] EQLow-G
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL KnobA) CC# Dest
Sys 01[ModWheel] REV-Rtn
N.B.
N.B.