User Manual
Table Of Contents
- Cover
- Inhoud
- Verschillen tussen de DTX-PRO en de DTX-PROX
- Links uit de Gebruikershandleidingen
- Hoe de triggers geluiden genereren
- De relatie tussen triggeringangsaansluitingen, triggeringangen en triggeringangsbronnen
- Invoermodus van de triggeringangsaansluiting
- Geluiden die worden gespeeld per trigger (Inst en Voice)
- Voices en layers
- Gebruikersvoices
- Importeren naar gebruikersvoices
- De manier wijzigen waarop een gebruikersvoice wordt afgespeeld (one-shot of loop)
- Gebruikersvoices bewerken en beluisteren
- De triggeringang of triggeringangsbron selecteren
- Effectprocessorontwerp
- Intern geheugen van PRO-serie modules
- MENU-knop
- KIT-modus
- CLICK-modus
- RECORDER-modus
- Oefenen met de trainingsfunctie
- Fader Select FX
- Fader Select CUSTM
- LIVE SET Mode
- Instellingen voor live performances
- Een computer aansluiten
- Problemen oplossen
- Referentie
MENU-knop
68
DTX-PRO DTX-PROX Naslaggids
5.
Begin met bewerken.
Als er al een wave in de geselecteerde bank is geladen, of als er al
een bestand met dezelfde bestandsnaam bestaat, wordt het
bevestigingsscherm voor overschrijven weergegeven.
Als u niet wilt overschrijven, drukt u op de knop 'NO' ([F3]) om terug
te keren naar het vorige scherm.
Scherm Parameter Omschrijving
IMPORT Selecteer een bestand in het bevestigingsscherm en
druk op de knop 'YES' ([F1]).
Druk op de knop 'NO' ([F3]) om wijzigingen te annuleren.
DELETE Druk in het bevestigingsscherm op de knop 'YES' ([F1]).
Druk op de knop 'NO' ([F3]) om wijzigingen te annuleren.
LO/HI Selecteer het doel om te bewerken (Low of High) met
[F3], en stel vervolgens de waarde in met de [–][+]-
regelaars.
U kunt ook de [COMP]-knop gebruiken om de laagste
waarde in te stellen en de [EFFECT]-knop om de
hoogste waarde in te stellen.
SPLIT Wanneer het bevestigingsscherm wordt geopend, drukt
u op de knop 'YES' ([F1]).
Druk op de knop 'NO' ([F3]) om wijzigingen te annuleren.
NAME Gebruik de [–][+]-regelaars om een teken te selecteren
en verplaats de cursor vervolgens met de knoppen ' '
en ' ' ([F1] en [F3]) naar de volgende tekenpositie.
U kunt een wavenaam van maximaal 16 tekens lang
toewijzen.
Als u alle tekens hebt ingevoerd, drukt u op de knop 'OK'
([F2]).