Operation Manual
Beknopte handleiding — cursus voor gevorderden
Een song creëren op de MOTIF ES
105
Gebruikershandleiding
De functie Arpeggio gebruiken
Net als in de modus Voice/Performance, kunt u arpeggio-
afspelen gebruiken in de modus Song/Pattern.
Deze parameter kan voor meerder parts tegelijk op 'on' worden
ingesteld, maar alleen als de parts dezelfde MIDI-ontvangst-
kanaalinstellingen hebben.
n Net als in de modus Voice en modus Performance, kunt u in de modus
Song en modus Pattern het gewenste arpeggiotype registreren onder
de knoppen [SF1] - [SF5].
n Arpeggio-gerelateerde parameters (zoals Type, enz.) zijn onderdeel
van de song-/patroonmixdata.
Het audio-invoergeluid gebruiken
Net als in de modus Performance, kan de audio-invoer worden
gebruikt als een audiopart in de mixinstellingen in de modus
Song/modus Pattern. De gerelateerde parameters kunnen wor-
den ingesteld via de volgende handeling: [SONG] of [PATTERN]
→ Selectie song/patroon → [MIXING] → [EDIT] → [COMMON]
→ [F5] AUDIO IN.
Mixvoices exclusief voor de songs/patterns
creëren
Als u uservoices aan uw song of patroon toewijst en ze vervol-
gens bewerkt (in de modus Voice Edit), kunnen de voices an-
ders klinken dan verwacht. Deze handige eigenschap laat u
mixvoices specifiek voor uw songs en patronen creëren — om
ervoor te zorgen dat de voices precies zo zullen spelen als toen
ze voor de song/het patroon werden bewerkt.
n
Alleen normale voices kunnen worden gecreëerd/bewerkt als mixvoices.
Zie blz. 56 voor instructies over hoe een song of patroon te
selecteren.
n U kunt de modus Mixing Voice Edit alleen activeren als er een normale
voice aan de huidige part is toegewezen.
Deze displays zijn hetzelfde als in de modus Voice. Zie blz. 79.
De daadwerkelijke parameters en procedures voor bewerking
zijn hetzelfde als in de modus Voice Edit. Zie blz. 80.
1
Stel de parameter ArpSwitch voor de huidige part in
op 'on' ([SONG] of [PATTERN]→→
→→
[MIXING] →→
→→
[EDIT]
→→
→→
Selectie part →→
→→
[F1] VOICE →→
→→
[SF2] MODE).
2
Selecteer een arpeggiotype ([SONG] of [PATTERN]
→→
→→
[MIXING] →→
→→
[EDIT] →→
→→
[COMMON] →→
→→
[F3] ARP →→
→→
[SF1] TYPE).
3
Druk, terwijl het lampje [ARPEGGIO ON/OFF]
aanstaat, op een willekeurige toets van het toet-
senbord om het Arpeggio-afspelen te triggeren.
1
Druk op de knop [SONG]/knop [PATTERN] om de
modus Song/modus Pattern te activeren en selec-
teer vervolgens de/het gewenste song/patroon
waarvan de mixinstellingen zullen worden bewerkt.
2
Druk op de knop [MIXING] (het lampje licht op)
om de modus Song Mixing/modus Pattern Mixing
te activeren en selecteer vervolgens de part die
de gewenste voice bevat.
3
Druk op de knop [F5] VCE ED (Voice Edit) om de
modus Mixing Voice Edit te activeren.
4
Roep naar wens de display Common Edit of
Element Edit op.
5
Selecteer het gewenste menu voor bewerking
door op de knoppen [F1] - [F6] en [SF1] - [SF5] te
drukken en bewerk vervolgens de parameters.
6
Herhaal de stappen 4 en 5 desgewenst.
MIXING
ELEMENT/PERF. PART/ ZONE
87654321
16
MUTE
TRACK
SELECT
SOLO
15
1412 13
11
10
9
F5
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.