Operation Manual

Beknopte handleiding — cursus voor gevorderden
Een song creëren op de MOTIF ES
121
Gebruikershandleiding
Songopname met gebruikmaking van pluginvoices
Deze sectie laat u zien hoe de voices van een optioneel singlepart-pluginboard (zoals de PLG150-AN, PLG150-PF of
PLG150-DX) te gebruiken bij het opnemen van een song.
1 ~ 4
Installeer een singlepart-pluginboard in het
instrument, en volg vervolgens de stappen 1 - 4
op blz. 75 om de nodige parameters in te stellen.
Stel in stap 4 PORT.NO (poortnummer) in op '2' of '3'.
Vergeet niet dat als u ook een multipart-pluginboard
PLG100-XG heeft geïnstalleerd, de boards op ver-
schillende nummers moeten worden ingesteld.
5 Activeer de modus Song Play en roep de instel-
lingsdisplay MIDI OUTPUT op ([SONG]
[F3]
TRACK
[SF1] CHANNEL).
6
Selecteer de track voor opname, er op lettend dat het
tracknummer hetzelfde is als dat van de sleuf waarin het
pluginboard is geïnstalleerd, en stel het poortnummer in.
Het tracknummer moet overeenkomen met het sleuf-
nummer en het poortnummer moet hetzelfde zijn als
in stap 4 hiervoor is ingesteld.
7
Selecteer een voice van het geïnstalleerde pluginboard.
Activeer de modus Mixing Edit ([MIXING] [EDIT]
Selectie part). Druk één of tweemaal op de knop
[F4] om de display van de pluginboardparts (PLG-
parts) op te roepen, zoals hieronder aangegeven
(blz. 164). Druk vervolgens op de knop [TRACK
SELECT] (het lampje licht op), en selecteer de PLG-
part van sleuf 1 door op de knop [1] te drukken.
Druk tenslotte op de knop [F1] VOICE, gevolgd door
de knop [SF1] VOICE en selecteer vervolgens de
gewenste voice van het pluginboard.
Als u het toetsenbord bespeelt zou u de geselecteerde
voice van het pluginboard moeten horen. Als de voice van
het pluginboard niet klinkt als verwacht, controleer dan de
volgende punten.
Zorg ervoor dat de OUT CH van de track overeen-
komt met het ontvangstkanaal van de correspon-
derende part van de toongenerator.
Controleer 'ReceiveCh' (MIDI-ontvangstkanaal) in de
display, die wordt opgeroepen door op [SF2] MODE in
de bovenstaande display te drukken, en controleer ver-
volgens 'OUT CH' (MIDI-uitgangskanaal) van track 1 in
de display, die te zien is in stap 6. Deze twee kanalen
zouden hetzelfde moeten zijn.
Zorg ervoor dat de bestemmingstoongenerator is
ingesteld op intern, niet extern.
Controleer de instellingen in de display die wordt opge-
roepen via de [F1] PLAY [SF2] OUT CH-knop. De
'INT SW' van de corresponderende track (in dit geval 1)
zou ingesteld moeten zijn op 'on'.
8 Neem uw toetsenspel, met gebruikmaking van de
pluginvoice, op op track 1.
9 Sla de songmixinstellingen op in de [SONG]
[MIXING]
[STORE]-display (blz. 131).
De instellingen die gerelateerd zijn aan de pluginboard-
voice zouden als songmixdata moeten worden opge-
slagen.
10 Schrijf de gecreëerde songdata weg naar een
SmartMedia/USB-opslagapparaat (blz. 131) voor-
dat u het instrument uitzet.
n De voorgaande uitleggingen zijn ook van toepassing op de
modus Pattern.
TIP
Als er een singlepart-pluginboard in sleuf 1 is geïnstalleerd, verplaats
de cursor dan hierheen en selecteer vervolgens het poortnummer.
Als er een singlepart-pluginboard in sleuf 1 is geïnstalleerd, verplaats
de cursor dan hierheen en selecteer vervolgens het poortnummer.
Voicebank
Voicenummer
OPM.