Operation Manual
Naslaginformatie Modus Pattern
Modus Pattern Record Modus Pattern Record Standby
243
Gebruikershandleiding
Modus Pattern Record Standby
[F2] COPY
Via deze display kunt u alle patroonketenevents van
een aangegeven maatbereik (bron) naar een bestem-
mingspositie kopiëren.
Na het aangeven van het bronbereik in maten, de begin-
maat van de bestemmingslocatie en NumberOfTimes (het
aantal keer dat de data moeten worden gekopieerd),
drukt u op de knop [ENTER] om de handeling Copy uit te
voeren.
Deze handeling overschrijft alle reeds bestaande data op de bestemming.
[F3] SONG
Deze functie zet patroonketendata om naar songdata (standaard MIDI-formaat) en plaatst de resultaten in de
normale songtracks.
Na het aangeven van de gewenste bestemmingssong en het -maatnummer waarnaar de omgezette data moeten
worden gekopieerd, drukt u vervolgens op de knop [ENTER] om de handeling uit te voeren.
Deze handeling overschrijft alle reeds bestaande data in het bestemmingsbereik.
Modus Pattern Record
[PATTERN] → Selectie patroon → [I] (opnemen)
[F1] SETUP
Type (opnametype) Bepaalt de opnamemethode.Voor informatie over elk van de methoden, raadpleegt u blz. 168 in de sectie Basis-
structuur.
Instellingen: replace, overdub, step
n In tegenstelling tot bij de modus Song Record, is punch-opname niet beschikbaar voor het opnemen van patronen.
Loop Zet loop-opnemen aan of uit.
Als deze aan is zal de frase herhaaldelijk afspelen tijdens realtime-opname. Dit kan handig zijn bij het opnemen van
drumparts (blz. 168), waardoor u er bij elke herhaling andere instrumenten aan kunt toevoegen.
Als deze uit is, stopt het opnemen aan het eind van de frase.
Instellingen: on, off
Quantize (quantizeren) Net als in de modus Song Record. Zie blz. 222.
Event Net als in de modus Song Record. Zie blz. 223.
(tempo) Bepaalt het patroontempo.
Instellingen: 001.0 ~300.0
n In tegenstelling tot bij songs, zijn scenetrack en tempotrack niet beschikbaar voor patronen.
Meas (maat) Bepaalt het maatnummer waarop het opnemen van het patroon zal beginnen.
[F2] VOICE
Via deze display kunt u aan voice gerelateerde parameters voor de geselecteerde track instellen. De hier gemaakte instellingen beïnvloeden de toongenerator-
parts waarvan de MIDI-ontvangstkanalen overeenkomen met het MIDI-zendkanaal van de songtrack. De hier ingestelde voice wordt de frasevoice (blz. 167).
De parameters zijn dezelfde als in de modus Song Record. Zie blz. 223.
[F3] ARP (arpeggio)
Via deze display kunt u de parameters instellen die gerelateerd zijn aan de arpeggio van de opnametrack.
De parameters zijn dezelfde als in de modus Song Record. Zie blz. 223.
[F4] REC ARP (arpeggio opnemen)
Via deze display kunt u bepalen of de door de arpeggio gespeelde sequencedata in het patroon moet worden opgenomen of niet.
De parameters zijn dezelfde als in de modus Song Record. Zie blz. 223.
[F5] CLICK (klik)
Door op de knop [F5] te drukken kunt u het klikgeluid (metronoom) voor het opnemen aan- of uitzetten.
Bronbereik
Eerste maat van de bestemming
PAS OP
PAS OP
OPM.
OPM.