Operation Manual
Naslaginformatie Modus Utility
Modus Utility
260
Gebruikershandleiding
Modus Utility
De modus Utility beschikt over een verscheidenheid aan belangrijke instellingen die gerelateerd zijn aan de algemene werking van de MOTIF ES.
Deze instellingen kunnen ook worden opgeslagen — druk gewoon op de knop [STORE] vanuit een willekeurige modus (met uitzondering van de
modus Utility Job) en sla de data als systeeminstellingen op in het interne flash-rom (blz. 186). U kunt de instellingen ook wegschrijven naar een
SmartMedia/USB-opslagapparaat in de modus File.
In deze modus kunt u de parameters instellen die van toepassing zijn op het complete systeem van de MOTIF ES.
Deze modus is in feite een submodus van de modus Voice/Performance/Song/Pattern. Druk op de knop [UTILITY] in elk van de modi om de
modus Utility te activeren en druk op de knop [EXIT] na het maken van de instellingen om terug te gaan naar de voorgaande modus.
Modus Utility
[UTILITY]
[F1] GENERAL
[SF1] TG (toongenerator)
Via deze display kunt u totaalinstellingen voor de interne toongenerator maken. De instellingen hier hebben geen
invloed op de MIDI-berichten die naar het externe MIDI-instrument worden verzonden.
Volume Bepaalt het totaalvolume van het instrument.
Instellingen: 0~127
NoteShift Bepaalt de hoeveelheid (in halve noten) waarmee de toonhoogte van alle noten wordt verschoven.
Instellingen: -24~0~+24
Tune Bepaalt de fijnstemming (in stappen van 0,1 cent) van het totaalgeluid van de interne toongenerator.
Instellingen: -102.4~+102.3
BCCurve
(breathcontroller-curve)
Deze vier curven bepalen hoe het geluid van de interne toongenerator reageert op het gebruik van een breathcontroller.
De instelling hier heeft invloed op de bestemmingsparameters als de bron is ingesteld op 'BC' die allebei in de displays
CTL SET ([VOICE] → [EDIT] → [COMMON] → [F4] CTL SET) ingesteld kunnen worden.
De grafiek die in de display wordt getoond geeft de responscurve van de regelaar aan. (De horizontale lijn geeft de
ontvangen breathcontrol-waarden aan en de verticale lijn de daadwerkelijke respons van de interne toongenerator.)
Instellingen: thru, soft, hard, wide
[SF2] KBD (toetsenbord)
Via deze display kunt u de toetsenbordgerelateerde parameters instellen. De instellingen hier hebben invloed op de
MIDI-berichten die door het bespelen van de toetsen worden gegenereerd.
Octave Bepaalt de hoeveelheid in octaven waarmee het bereik van het toetsenbord omhoog of omlaag wordt verschoven.
Deze instelling kan ook worden gewijzigd door op een van de [OCTAVE]-knoppen te drukken.
Instellingen: -3~0~+3
Transpose
Bepaalt de hoeveelheid in halve noten waarmee het bereik van het toetsenbord omhoog of omlaag wordt verschoven.
Instellingen: -11~ 0 ~+11
n
Als u met het transponeren buiten het nootbereik (C-2 en G8) komt, zullen noten in de aangrenzende octaven worden gebruikt.
De getransponeerde noot F9 zal bijvoorbeeld worden gewijzigd naar F8.
VelCurve (aanslagcurve) Deze vijf curven bepalen hoe de daadwerkelijke aanslag zal worden gegenereerd en verzonden overeenkomstig de
aanslag(sterkte) waarmee u de noten op het toetsenbord speelt.
De grafiek die in de display wordt weergegeven geeft de aanslagresponscurve aan. (De horizontale lijn geeft de ont-
vangen aanslagwaarden (uw speelsterkte) aan en de verticale lijn geeft de daadwerkelijke aanslagwaarden aan die
naar de interne/externe toongenerators worden verzonden.)
Instellingen: norm, soft, hard, wide, fixed
norm (normaal) .....Deze lineaire curve geeft een één-op-één-verhouding tussen de sterkte waarmee u het toetsenbord bespeelt (aan-
slagsnelheid) en de daadwerkelijke verandering van het geluid.
soft ........................Deze curve geeft meer respons, vooral bij lagere aanslagsnelheden. Met andere woorden, zachtjes spelen resulteert
in meer respons dan bij de curve 'norm'.
hard.......................Deze curve geeft meer respons, vooral bij hogere aanslagsnelheden. Met andere woorden, hard spelen resulteert in
meer respons dan bij de curve 'norm'.
wide ......................Deze instelling geeft tegengestelde responscurven voor lagere en hogere aanslagsnelheden. Het verbreedt het
schijnbare dynamische bereik van de regelaar, door minder geluidsverandering in het zachte bereik en meer veran-
dering in het hogere bereik te produceren.
fixed ......................Deze instelling produceert dezelfde hoeveelheid geluidsverandering (ingesteld bij Fixed Velocity hieronder), onge-
acht uw aanslagsterkte.
FixedVelocity Deze parameter is alleen beschikbaar als u de aanslagcurve 'fixed' hierboven selecteert. De aanslag van de noten
die u speelt ligt vast op de hier ingestelde waarde.
Instellingen: 1 ~ 127
[SF3] EF BYPS (effect-bypass)
Via deze display kunt u de specifieke effect(en) selecteren die omzeild (bypass) moeten worden als de knop
[INSERTION] of [SYSTEM] van de EFFECT BYPASS-knoppen wordt aangezet.
Insertion
FInternal
Als deze op aan is ingesteld en de knop [INSERTION] is aangezet, wordt het interne insertie-effect omzeild (bypass).
FPLG-EF (plugin-effect) Als dit op aan is ingesteld en de knop [INSERTION] is aangezet, wordt het insertie-effect PLG100-VH omzeild
(bypass). Dit is alleen beschikbaar als de PLG100-VH is geïnstalleerd.
OPM.