Operation Manual

Beknopte handleiding — de MOTIF ES bespelen
De demosongs/-patronen afspelen
58
Gebruikershandleiding
Demping/solo gebruiken bij de song- en
patroontracks
Probeer dit met de demosongs, om te horen hoe de tracks
zowel afzonderlijk als in verscheidene combinaties klinken.
Om een track te dempen
De corresponderende track wordt ingesteld op dempen (zijn
lampje gaat uit) en produceert geen geluid. Als u nogmaals
op dezelfde nummerknop drukt, wordt het dempen van de
track geannuleerd (zijn lampje licht op).
Druk, om Mute (dempen) uit te zetten, nogmaals op de knop
[MUTE] (het lampje gaat uit).
Om een track solo te schakelen
Houd de knop [MUTE] ingedrukt en druk één van de NUMBER-
knoppen [1] tot [16] erbij in om de corresponderende track naar
solo te schakelen. Als u eenmaal een track voor solo heeft ge-
selecteerd, knippert het lampje van de knop [MUTE], om aan te
geven dat de functie Solo actief is. Terwijl de functie Solo actief
is, kunt u de solo-geschakelde track wijzigen door gewoon op
de corresponderende NUMBER-knop [1] tot [16] te drukken.
Druk nogmaals op de knop [MUTE], om de functie Solo te an-
nuleren.
Een song-/patroontrack selecteren en
het toetsenbord bespelen
U kunt meespelen met de song of patroon en het geluid van
een track gebruiken — door bijvoorbeeld extra drum-/per-
cussiegeluiden op een drumtrack te spelen, terwijl de song
speelt. Druk op de knop [TRACK SELECT] zodat zijn lampje
oplicht, en selecteer een track door op één van de NUMBER-
knoppen [1] tot [16] te drukken.
Als u wilt kunt u ook een track dempen en de partij van de
track zelf spelen. Om dit te doen selecteert u de gewenste
track zoals beschreven staat en dempt u vervolgens de track
(zoals hiervoor uitgelegd in 'Om een track te dempen').
Songlocatie
De modus Song Play bevat de handige functie Location waar-
door u naar door u aangegeven gedeelten van de song kunt
springen. Hiermee kunt u een bepaald maatnummer in de ge-
selecteerde song toewijzen, en onmiddellijk naar de toegewe-
zen maat springen – zowel tijdens het afspelen als wanneer de
song is gestopt. Er kunnen twee locaties worden toegewezen.
Locaties toewijzen
Selecteer de gewenste maat voor de locatie in de opgenomen
song. (Markeer 'MEAS' en gebruik de knoppen [INC/YES] en
[DEC/NO], of de datadraaischijf.) Houd vervolgens de knop
[SET LOCATE] ingedrukt en druk de knop
[G]
(terugspoelen)
erbij in, om de maat aan locatie 1 toe te wijzen.
Gebruik de knop
[H]
(vooruitspoelen) om locatie 2 toe te
wijzen.
Naar een toegewezen locatie springen
Houd de knop [LOCATE] ingedrukt en druk de knop [G]
(terugspoelen) (voor locatie 1) of de knop [H] (vooruitspoe-
len) (voor locatie 2) erbij in, om onmiddellijk naar de toege-
wezen locatie 1 of 2 te springen.
1
Druk op de knop [MUTE] (het lampje licht op).
2
Druk op één van de NUMBER-knoppen [1] - [16]
om het tracknummer te selecteren dat gedempt
moet worden.
ELEMENT/ PERF. PART/ ZONE
87654321
16
MUTE
TRACK
SELECT
NUMBER
SOLO
15
1412 13
11
10
9
ELEMENT/ PERF. PART/ ZONE
87654321
16
MUTE
TRACK
SELECT
NUMBER
SOLO
15
1412 13
11
10
9
ELEMENT/ PERF. PART/ ZONE
87654321
16
MUTE
TRACK
SELECT
NUMBER
SOLO
15
1412 13
11
10
9
EDIT
COMPARE SCENE STORE
SET LOCATE
JOB STORE
SEQ TRANSPORT
LOCATE 1 2
Geef een maatnummer aan
om te worden vastgelegd.
In dit voorbeeld wordt de geselecteerde
maat toegewezen aan locatie 1. De
huidige instellingen voor de locaties 1
en 2 worden rechtsbovenin de display
getoond.
SEQ TRANSPORT
LOCATE 1 2