Operation Manual

Een song creëren op de MOTIF ES
104
Gebruikershandleiding
Beknopte handleiding — Cursus voor gevorderden
Sla eerst de voice-instellingen op als Song Mixing/Patter n Mixing. Druk op de knop [STORE] om de modus Song Mixing Stor e/
modus Pattern Mixing Store te activeren en druk vervolgens op de knop [ENTER] om de handeling Stor e uit te voeren (blz. 131).
Schrijf vervolgens de opgeslagen songmix weg als een file, voor alle songs die op het instrument gecreëerd zijn, voordat u
het instrument uitzet. Druk op de knop [FILE] om de modus File te activeren en voer vervolgens de handeling Save uit door de
instructies die beschreven staan op blz. 132 te volgen.
De mixinstellingen die u maakt kunnen worden opgeslagen als een sjabloon (Template) — waardoor u uw zelfgemaakte mix/voice-confi-
guraties kunt creëren voor toekomstig gebruik bij het opnemen van songs. Druk op de knop [SF5] PUT in stap 4 hiervoor om de instellin-
gen op te slaan met het (huidige) sjabloonnummer als bestemming. De volgende illustratie laat de geheugenstructuur zien voor mixen.
Terwijl mixsjabloondata zich in het interne flash-rom bevinden, bevinden songdata en patroondata — inclusief de mixinstellingen — zich in DRAM. Omdat data die in
DRAM worden vastgehouden verloren gaan als het instrument wordt uitgezet, zou u altijd alle data die zich in DRAM bevinden moeten wegschrijven naar een Smart-
Media/USB-opslagapparaat in de modus File, voordat u het instrument uitzet.
Het momenteel bewerkte mixprogramma zal verloren gaan als u een andere song/ander patr oon selecteert, of naar een andere modus gaat zonder deze in een sjabloon
weg te schrijven (PUT) of op te slaan in de huidige song of het huidige patroon. Bovendien kan het gewoon afspelen van de song/het patroon of het ontvangen van MIDI-
berichten van een extern MIDI-instrument, het huidige mixprogramma veranderen. Zorg ervoor het mixprogramma op te slaan voordat u deze handelingen uitvoert.
Regelaars gebruiken
Net als in de modus Voice/Performance, kunnen de regelaars
van het instrument — pitchbendwiel, modulatiewiel, ribboncon-
troller, KN-knoppen, en CS-schuifregelaars — ook worden ge-
bruikt in de modi Song en Pattern.
n
Het pitchbendbereik in de modi Song en Pattern kan worden ingesteld in de
Mixing Edit (mixbewerking) die voor elk van de songs/patronen wordt ge-
maakt. Dit kan worden gewijzigd met de parameters PB UPPER/LOWER
([SONG] of [PATTERN] Selectie song of patroon [MIXING] [EDIT]
Selectie part [F1] VOICE [SF5] OTHER PB Upper/PB Lower).
n
De functies toegewezen aan het pitchbendwiel, modulatiewiel, de ribbon-
controller en KN-knoppen (ASSIGN 1 en 2) in de modus Song/modus
Pattern, hangen af van de instelling (die in de modus Voice is gemaakt) van
de voice die is toegewezen aan elk van de mixpar ts.
n
De functies toegewezen aan de KN-knoppen (ASSIGN A en B) kunnen wor-
den ingesteld in de [UTILITY] [F4] CTL ASN [SF2] ASSIGN-display.
n
U kunt de ribboncontroller instellen om andere functies te regelen op aan-
gesloten externe MIDI-apparaten dan de functies die zijn toegewezen in
songmix/patroonmix voor het instrument zelf. U kunt ook bepalen of de
waarde van de ribboncontroller terug moet keren naar het midden, of dat
deze op het punt moet blijven waar u deze het laatst aanraakte. Deze beide
instelling kunnen worden gemaakt in de modus Song/Patter n Mixing Edit
([SONG] of [PATTERN] Selectie song of patroon [MIXING] [EDIT]
[COMMON] [F4] CTL ASN).
n
Voor informatie over het gebruik van de CS-schuifregelaars in de modus
Song/modus Pattern, zie blz. 130.
Bewerkingsaanduiding
Draaien aan de knoppen in de modus Song of Pattern ver-
andert rechtstreeks de song-/patroonmixparameters. Als er
songmix-/patroonmixparameters zijn gewijzigd, verschijnt
de bewerkingsaanduiding [E] links boven in de display. Dit
geeft aan dat de huidige songmix/patroonmix is veranderd
maar nog niet is opgeslagen. Als u tevreden bent met de
aanpassingen die u heeft gemaakt en met het resulterende
geluid, kunt u de veranderingen opslaan als een songmix/
patroonmix in de modi Song Mixing/Pattern Mixing Store
(blz. 131).
n De bewerkingsaanduiding [E] verschijnt ook in de volgende
situaties — zelfs als de mixparameters niet zijn bewerkt.
Bij het afspelen van songdata (of op dit instrument of via een
aangesloten MIDI-sequencer) die de instellingen, zoals de
voices, veranderen.
• Bij het oproepen van de mixsjabloon.
Als u een andere song/ander patroon tijdens het bewerken selecteert,
zal de bewerkingsaanduiding [E] verdwijnen en al uw bewerkingen zul-
len verloren gaan. Het is verstandig de bewerkte songmix-/patroonmix-
data op te slaan in de modus Song Mixing/Pattern Mixing Store (blz.
131). Zelfs als u de bewerkte songmix-/patroonmixdata kwijt bent, kunt
u ze terugroepen via de functie Edit Recall (blz. 129).
7
Maak desgewenst een back-up van de hiervoor gemaakte mixinstellingen.
DRAM
DRAM
Mixing Template 01 - 32
Flash-rom
Song 01 - 64
GET
PUT
SAVE
SmartMedia
of
USB-opslag-
apparaat
SAVE
GET
PUT
Mixing Template 32
Mixing Template 01
Song 64
Song 01
Mixing*
Pattern 01 - 64
Pattern 64
Pattern 01
Mixing*
Schrijf weg als songdata/patroondata
GET....Laadt de mixsjabloon naar de huidige song/het huidige patroon.
PUT....Slaat de mixinstellingen voor elk van de songs/patronen op naar
de sjabloon.
PAS OP
PAS OP
PAS OP
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.