Operation Manual

Een song creëren op de MOTIF ES
112
Gebruikershandleiding
Beknopte handleiding — Cursus voor gevorderden
Een ritmepatroon gecreëerd door het Arpeggio-
afspelen op een patroontrack opnemen
De functie Arpeggio is een nagenoeg eindeloze bron van crea-
tieve inspiratie, die een enorme verscheidenheid aan ritmepa-
tronen, riffs en frasen ter beschikking stelt — patronen die ver-
anderen, afhankelijk van de noten die u speelt. Als u eenmaal
een paar patronen heeft gevonden die u bevallen en die u in een
song wilt gebruiken, kunt u ze opnemen op een patroontrack.
U kunt veranderingen in de voice-instellingen maken na het
activeren van de modus Record (in stap 5 hierna). Als u ech-
ter van plan bent gedetailleerde instellingen voor de mixpara-
meters te maken, moet u dat doen voordat u de modus
Record activeert.
1 Activeer de modus Mixing Edit ([MIXING]
[EDIT]), selecteer
de gewenste part (track die moet worden opgenomen) en druk
vervolgens op de knop [F1] VOICE, gevolgd door de knop [SF2]
MODE.
2 Stel de parameter ArpSwitch (arpeggioschakelaar) in op 'on'.
3 Roep de selectiedisplay Arpegio Type op ([COMMON]
[F3]
ARP
[SF1] TYPE).
4 Selecteer het gewenste arpeggiotype in de display [SF1] TYPE en
druk vervolgens op de knop [ARPEGGIO ON/OFF] (het lampje
licht op).
Probeer verscheidene typen arpeggio uit, en probeer ook
verscheidene parameters in de displays [SF1] - [SF4] aan te
passen. Als u een ritme of frase vindt die u bevalt en wilt ge-
bruiken, ga dan naar stap 4.
Voor details over hoe een track te selecteren, zie blz. 58.
Stel Type in op 'replace' en Loop op 'off'.
Stel indien nodig de overige parameters in. Zie blz. 243 voor
details.
Roep de display op voor het instellen van een voice door op
de knop [F2] VOICE te drukken. U hoeft geen instellingen in
deze display te maken als u de voice-/mixinstellingen in stap
2 hiervoor al heeft gemaakt.
Roep de display op voor het instellen van een voice door op
de knop [F3] ARP te drukken. U hoeft geen instellingen in de-
ze display te maken als u de arpeggio-instellingen al heeft
gemaakt in de modus Mixing Edit, in stap 3 hiervoor.
1
Selecteer in de modus Pattern een patroon en
een sectie om te worden gecreëerd.
2
Stel de mixparameters (inclusief de voice-instel-
lingen) in door de instructies op blz. 127 - 128 te
volgen.
3
Speel met de eigenschappen van Arpeggio en zoek
een ritmisch patroon/ritmische frase die u bevalt.
REMOTE ARPEGGIO
ON/OFF ON / OFF
R-AUDIO
G-MIDI
Selecteer een arpeggiotype en -bank.
4
Ga terug naar de modus Pattern Play en stel ver-
volgens de maatsoort, het tempo en de lengte
van het huidige patroon in.
5
Druk op de knop [] (opnemen) om de modus
Pattern Record te activeren.
6
Selecteer de gewenste track voor opnemen ([1] -
[16]).
7
Stel de parameters in die gerelateerd zijn aan op-
nemen in de display [F1] SET-UP.
8
Stel de parameters in, die gerelateerd zijn aan de
voice die u tijdens het opnemen wenst te gebrui-
ken, in de display [F2] VOICE.
9
Stel de parameters in, die gerelateerd zijn aan
een Arpeggio die u wenst te gebruiken tijdens
opnemen, in de display [F3] ARP.
10
Stel de parameter RecArp in op 'on' in de display
[F4] RECARP.
Als dit is ingesteld op 'on', worden de arpeggio-
afspeeldata als MIDI-sequencedata op een track
opgenomen.