Operation Manual

Een song creëren op de MOTIF ES
127
Gebruikershandleiding
Beknopte handleiding — cursus voor gevorderden
De functies Undo/Redo gebruiken
Als u niet tevreden bent met de resultaten van een zojuist uitgevoerde job, of u wilt het verschil horen tussen het geluid van
voor en na het gebruik van een job, kunt u de handige functies Undo en Redo gebruiken. Herhaal, na het veranderen van
de data met een bepaalde job, desgewenst de stappen 1 - 4.
1 Druk op de knop [SONG] om terug te keren naar de modus Song Play en druk vervolgens op de knop [F] om
de song na de verandering door de job te horen.
Hiermee kunt u de resultaten van de job controleren.
2 Druk, na het stoppen van de song, op de knop [JOB] gevolgd door de knop [F1] UNDO om de display Undo op te
roepen. Druk op de knop [ENTER] om Undo uit te voeren.
De songdata worden teruggebracht naar de voorgaande staat.
3 Druk op de knop [SONG] om terug te keren naar de modus Song Play en druk vervolgens op de knop [FF
FF
]
(afspelen) om de song af te spelen.
Hiermee controleert u het geluid voordat u daadwerkelijk veranderingen aanbrengt met de job.
4 Druk, na het stoppen van de song, op de knop [JOB], gevolgd door de knop [F1] UNDO om de display Undo op te
roepen. Druk op de knop [ENTER] om Redo uit te voeren.
Hiermee voert u de job opnieuw uit (Redo), waardoor de veranderingen in de song worden teruggebracht naar de
situatie van voor het gebruik van Undo in stap 2 hiervoor.
n Undo/Redo wordt toegepast op de meest recente handeling (Job, Edit, Record, enz.).
n De job Undo-/Redo is ook beschikbaar in de modus Pattern Job.
Mixparameters bewerken om een song af te ronden (in de modus Mixing/modus Mixing Edit)
In deze laatste stap (afgezien van uw kostbare werk opslaan, wat we zo meteen gaan behandelen), kunt u uw tracks afmixen met
de functie Song Mixing – aanpassen van de volumebalans en paninstelling van alle parts en aanpassen van de effectniveaus.
n De uitleg hier is ook van toepassing op de modus Pattern.
Selecteer het menu dat u wilt bewerken door op de knoppen [F1] - [F4] te drukken en bewerk vervolgens de parameters in elke display.
U kunt ook de modus Song Mixing voor samplemixen gebruiken. Voor informatie over de beschikbare parameters, zie blz. 233.
Als u de meer gedetailleerde mixparameters wilt bewerken, activeer dan de modus Song Mixing Edit.
1
Druk op de knop [SONG] om de modus Song Play te activeren en selecteer vervolgens een song waarvoor de
mixbewerkingen zijn gemaakt.
2
Activeer de modus Song Mixing door op de knop [MIXING] te drukken (het lampje licht op).
TIP
Geeft aan welke handeling door Undo wordt beïnvloed. Verandert naar 'Redo'.
Knop
[ENTER]
Geeft aan welke handeling door Redo wordt beïnvloed. Verandert naar 'Undo'.
Knop
[ENTER]
Zodra u een parameter verandert verschijnt de aanduiding [E] linksboven in de display.
Druk op de knop [F5] om te schakelen tussen de display
voor parts 01-16 (voor de interne toongenerator), 17-32
(voor het multipart-pluginboard PLG100-XG) en PLG1-3
(voor het singlepart-pluginboard).
Druk op de knop [F5] VCE ED om de modus
Mixing Voice Edit te activeren (blz. 105).
OPM.
OPM.
OPM.