Operation Manual

Naslaginformatie Modus Performance
Modus Performance Play
212
Gebruikershandleiding
Modus Performance
Performances creëren — basisprocedure
U kunt uw originele performances creëren en bewerken door het instellen van diverse parameters in zowel de modus Performance Play als de
modus Performance Edit, terwijl de modus Performance Job voorziet in enkele aan de basisparameter gerelateerde hulpmiddelen, zoals initiali-
seren en kopiëren. Als u eenmaal een performance heeft bewerkt, kunt u deze in een userbank in het interne geheugen (flash-rom) opslaan in
de modus Performance Store en alle bewerkte performances wegschrijven naar een SmartMedia/USB-opslagapparaat in de modus File.
In de modus Performance Play kunt u een verscheidenheid aan algemene bewerkingshandelingen op de geselecteerde performance uitvoeren.
Gebruik de modus Performance Edit voor gedetailleerdere en uitgebreidere bewerkingshandelingen.
n De parameters die dezelfde naam hebben in de modus Performance Play en in de modus Performance Edit, hebben dezelfde functies en instellingen.
Modus Performance Play
[PERFORM] Selectie performance
[F1] PLAY
TCH (zendkanaal) Net als in de modus Voice Play.
Deze parameters zijn zowel in de modus Voice als de modus Performance beschikbaar, ongeacht de geselecteerde
voice of performance.
OCT (octavering)
ASA (ASSIGN A = toewijzing A),
ASB (ASSIGN B = toewijzing B)
n De instellingen van TCH (zendkanaal), OCT (octavering), ASA (ASSIGN A = toewijzing A) en ASB (ASSIGN B = toewijzing B) instellingen maken geen deel uit van de
individuele performance. Daarom worden ze ook niet als afzonderlijke performance opgeslagen in de modus Performance Store (blz. 220).
AS1 (ASSIGN 1 = toewijzing 1),
AS2 (ASSIGN 2 = toewijzing 2)
Geeft de waarden aan die zijn verkregen door aan de respectievelijke knoppen (met bijschrift 'ASSIGN A' en 'ASSIGN
B') te draaien als het lampje van zowel de knop [PAN/SEND] als de knop [TONE] is aangezet. De functies die aan deze
knoppen zijn toegewezen, hangen af van de instelling van de voices die aan elk van de parts van de performance zijn
toegewezen.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) -
[SF5] ARP5 (Arpeggio 5)
U kunt de gewenste arpeggiotypen aan deze knoppen toewijzen en ze op elk willekeurig moment tijdens uw spel
oproepen. Raadpleeg blz. 70 in de sectie Beknopte handleiding.
[F2] VOICE
Via deze display kunt u een voice voor elk van de parts selecteren en de nootbereiken bepalen waarin elk van deze kunnen worden bespeeld.
[SF1] ADD INT
(voeg interne voice toe)
Druk op deze knop om een interne voice aan de geselecteerde part toe te wijzen.
[SF2] ADD PLG
(Voeg pluginvoice toe)
Druk op deze knop om een pluginvoice aan de geselecteerde part toe te wijzen.
[SF3] DELETE
Drukken op deze knop wist de voicetoewijzing voor de geselecteerde part, waardoor de parttoewijzing leeg raakt.
[SF3] LIMIT L
(nootbegrenzing laag)
Hiermee stelt u de laagste noot in van het bereik waarin de voice van de geselecteerde part klinkt. Houd deze knop
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de gewenste toets op het toetsenbord om de noot in te stellen.
[SF5] LIMIT H
(nootbegrenzing hoog)
Hiermee stelt u de hoogste noot in van het bereik waarin de voice van de geselecteerde part klinkt. Houd deze knop
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de gewenste toets op het toetsenbord om de noot in te stellen.
[F3] EFFECT
Door op de knop [F3] EFFECT in de modus Performance Play te drukken, roept u dezelfde EFFECT-display op in de modus Performance Edit ([PERFORM]
[EDIT] [COMMON] [F6] EFFECT). Via deze display kunt u de effectgerelateerde parameters voor de huidige performance instellen. Zie blz. 215.
[F4] PORTA (portamento)
Via deze display kunt u de portamentoparameters instellen. Portamento wordt gebruikt om een vloeiende overgang in de toonhoogte te creëren van de eerste
noot die op het toetsenbord wordt gespeeld naar de volgende.
PortaSw (portamentoschakelaar)
Bepaalt of de portamento voor alle parts aan of uit is. (Dit is een totaalschakelaar die de afzonderlijke par tinstellingen
bij Part Switch tenietdoet.)
Instellingen: off, on
PortaTime (portamentotijd) Bepaalt de toonhoogteovergangstijd. Met deze parameter stelt u een offset in voor dezelfde parameter in Part Edit
(blz. 216). Hogere waarden resulteren in langere overgangstijden.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
PartSwitch Bepaalt of portamento voor elke afzonderlijke part aan of uit is. Dit is alleen beschikbaar als de PortaSw (hierboven)
is ingesteld op aan.
OPM.
OPM.