Operation Manual

Naslaginformatie Modus Sampling
Modus Sampling Record Als u de modus Sampling via de modi Song of Pattern activeert
253
Gebruikershandleiding
Als u de modus Sampling via de modi Song of Pattern activeert
In dit geval kunt u een waveform of samplevoice creëren door geluiden op te nemen die worden ingevoerd vanaf externe apparaten zoals een
microfoon en audioapparatuur.
[F1] DEST (bestemming)
Via deze display kunt u de bestemmingslocatie bepalen waarop de opgenomen sample zal worden opgeslagen.
Track Bepaalt het tracknummer waaraan de opgenomen sample is toegewezen.
Instellingen: 1 ~ 16
Keybank (toetsbank) Bepaalt het nootnummer dat zich in het midden van de Key Bank (toetsbank) bevindt. Deze parameter is alleen be-
schikbaar als het sampletype op 'sample' of 'sample+note' (bij de parameter Type hieronder) is ingesteld.
Instellingen: C-2 ~ G8
[F2] SOURCE
Via deze display kunt u parameters instellen die aan de audiobron gerelateerd zijn.
Type Bepaalt het type sampling. Als u modus Sampling via de modi Song of Pattern activeert, variëren de data die door
het samplen worden gecreëerd, afhankelijk van deze instelling.
Instellingen: sample, sample+note, slice+seq
sample.................. Er worden alleen sampledata (wave) gecreëerd.
sample+note ........ Naast de sample, worden de geschikte nootdata voor het afspelen van de sample gecreëerd en opgenomen op de
track die in de display [F1] DEST is aangegeven.
slice+seq.............. De opgenomen sample wordt automatisch in 'plakjes'(slices) verdeeld en deze worden aan de op elkaar volgende
noten van het toetsenbord toegewezen.
n Gedetailleerde instellingen (maatsoort, maatnummer, enz.) worden na het samplen in de display Slice aangegeven.
Source (bron) Bepaalt de opnamebron.
Net als in de modus Sampling via de modus Voice/modus Performance. Zie hierboven.
Next Bepaalt of er wel (aan) of niet (uit) meerdere samples kunnen worden opgenomen zonder de modus Record te ver-
laten. Als u de afzonderlijke samples één voor één aan de toetsen wilt toewijzen om een drumvoice te creëren, zet
deze parameter dan aan.
Vergeet niet dat deze parameter vastligt op 'off' als de Source (bron) op 'slice + seq' is ingesteld.
Mono/Stereo Bepaalt of nieuwe samples als stereo of monosamples zullen worden opgenomen.
Net als in de modus Sampling via de modus Voice/modus Performance. Zie hierboven.
Frequency (frequentie)
(samplefrequentie)
Bepaalt de samplefrequentie.
Net als in de modus Sampling via de modus Voice/modus Performance. Zie hierboven.
[F6] REC
Zelfs als u op de knop [F6] REC drukt, zal het opnemen (samplen) niet onmiddellijk beginnen. Stel de verscheidene parameters, zoals modus Trigger in, in de
display Sampling Standby en start vervolgens het daadwerkelijke samplen overeenkomstig de instellingen.
STANDBY (sampling standby)
Druk op de knop [REC] om de display Sampling Standby te activeren. Via deze display kunt u de functie Confirm
(bevestigen) aan- of uitzetten door op de knop [F2] CONFM te drukken, alsook om de hier onder opgesomde para-
meters in te stellen. Voor details over de functie Confirm, raadpleegt u blz. 95 in de sectie Beknopte handleiding.
Vergeet niet dat de functie Confirm niet beschikbaar is als het type in de display [F2] SOURCE op 'slice+seq' is
ingesteld.
TrggrMode (modus Trigger) Bepaalt de methode waardoor het samplen zal worden getriggerd.
Instellingen: level, meas, manual
level ...................... Net als in de modus Sampling via de modus Voice/modus Performance. Zie hierboven.
meas..................... Dit zou samen met de Punch-in/out-maat moeten worden ingesteld. Nadat de knop [F6] START wordt ingedrukt, zal
het samplen op de aangegeven punch-in-maat beginnen en stoppen op de aangegeven punch-out-maat. Het
samplen zal ook stoppen als de song/het patroon wordt gestopt door op de knop [J] (stoppen) te drukken.
manual.................. Net als in de modus Sampling via de modus Voice/modus Performance. Zie hierboven.
Key (toets) Dit verschijnt als Type in de display [F2] SOURCE op iets anders dan 'slice+seq' is ingesteld. Dit is dezelfde
parameter als Keybank (toetsbank) in de display [F1] DEST.
RecMonitor (opname-
afluistering)
Bepaalt het uitgangsniveau van het afluistersignaal voor het ingangssignaal.
Dit afluistersignaal wordt uitgevoerd via de aansluiting PHONES of de aansluitingen OUTPUT R en L/MONO. Dit
heeft geen invloed op het opnameniveau.
Instellingen: 0 ~ 127
RecGain (opnameversterking) Bepaalt de opnameversterking voor tijdens het resamplen. Deze parameter is alleen beschikbaar als de Source
(bron) is ingesteld op 'resample'.
Instellingen: -12 dB ~ +12 dB
OPM.