Operation Manual

Naslaginformatie Modus Utility
Modus Utility
262
Gebruikershandleiding
[SF1] MEQ (master-EQ)
Via deze display kunt u vijf-bands equalizing op alle voices toepassen, door het niveau van elk van de frequentie-
banden (LOW, LOWMID, MID, HIGHMID, HIGH) te verhogen of verlagen.
De parameters zijn dezelfde als bij Performance Common Edit. Zie blz. 214.
Instellingen: Voor details over EQ, zie blz. 178.
[SF2] MEF (mastereffect)
Via deze display kunt u de aan mastereffect gerelateerde parameters instellen die op alle voices worden toegepast.
Deze display kan worden opgeroepen door op de knop [MASTER EFFECT] op het bedieningspaneel te drukken en
deze ingedrukt te houden in de modus Voice.
De parameters zijn dezelfde als bij Performance Common Edit. Zie blz. 214.
[SF3] ARP CH
(arpeggiokanaal)
Via deze display kunt u parameters instellen die gerelateerd zijn aan de uitvoer van de MIDI-data van de arpeggio in
de modus Voice.
OutputSwitch Hiermee wordt de uitvoer van MIDI-data voor de arpeggiofunctie aan- of uitgezet. Als dit op aan is ingesteld worden
er arpeggiodata via MIDI verzonden — waardoor u de arpeggiodata naar een externe sequencer kunt sturen of de
arpeggio via aangesloten MIDI-toongenerators af kunt spelen.
Instellingen: on (aan), off (uit)
TransmitCh (zendkanaal)
Bepaalt het MIDI-kanaal waarover arpeggioafspeeldata zullen worden verzonden (als Output Switch boven op aan staat).
Instellingen: 1 ~ 16
[SF4] CTL ASN
(regelaar toewijzen)
Stelt de parameters in die gerelateerd zijn aan de regelaars in de modus Voice.
Details over elk van de parameters zijn gelijk aan die in Performance Common Edit. Zie blz. 214.
[F3] SEQ (sequencer)
[SONG] of [PATTERN] [UTILITY] [F3]
Deze speciaal aan song en patronen gerelateerde instellingen zijn alleen beschikbaar als de modus Utility wordt geactiveerd vanuit de modus Song of modus Pattern.
[SF1] CLICK
Via deze display kunt u de parameters instellen die gerelateerd zijn aan het klikgeluid (metronoom) dat wordt gebruikt
tijdens het opnemen of afspelen in de modus Song/Patter n.
Mode Bepaalt of en wanneer de metronoomklik zal klinken.
Instellingen: off, rec, rec/play, all
off .....................De klik zal niet klinken.
rec ....................De klik zal alleen klinken tijdens het opnemen van een song/patroon.
rec/play ............De klik zal klinken tijdens het opnemen en afspelen van een song/patroon.
all .....................De klik zal altijd klinken.
Beat Bepaalt op welke tellen de metronoomklik zal klinken.
Instellingen: 16 (16e noten), 08 (8e noten), 04 (kwartnoten), 02 (halve noten), 01 (hele noten)
Volume Bepaalt het volume van het klikgeluid.
Instellingen: 0 ~ 127
Type Bepaalt het type klikgeluid.
Instellingen: 1 ~ 10
RecCount Stelt het aantal aftelmaten in die worden afgespeeld voordat het opnemen daadwerkelijk begint nadat er op de knop
[F] (afspelen) is gedrukt in de modus Record Standby.
Instellingen: off (Het opnemen begint zodra de knop [F] wordt ingedrukt), 1 ~ 8 maten
SmplPrCnt
(tellen vooraf bij samplen)
Dit is beschikbaar als u de modus Sampling via de modus Song of Patter n activeert, het type instelt op 'sample+note'
en vervolgens de modus Trigger instelt op 'meas' (maat). Deze parameter stelt het aantal aftelmaten in dat wor dt afge-
speeld voordat een song/patroon begint, nadat het samplen begint.
n Aangezien het klikgeluid met de interne generator wordt geproduceerd, heeft het gebruiken van het klikafspelen invloed op de totaalpolyfonie van deze synthesizer.
[SF2] FILTER (MIDI-filter)
Via deze display kunt u instellen welke MIDI-events zullen worden herkend/verzonden via MIDI. De hier gemaakte
instellingen gelden alleen voor de afspeeldata van een song/patroon; ze hebben geen invloed op de MIDI-events
die worden gegenereerd door uw toetsenspel of paneelhandelingen in de modi Voice en Performance.
MIDI-events waarop het filter wordt toegepast:
Note (noot), PgmChange (programmawijziging), CtrlChange (besturingswijziging), PB (pitchbend), ChAt (kanaalaftertouch), PolyAT
(polyfone aftertouch), Exclusive (exclusief)
[SF3] OTHER
PtnQuantize
(patroon quantizeren)
Bepaalt de quantizeringswaarde voor het patroonschakelen tijdens het afspelen. Bij de instelling '1' zullen patronen
(secties) altijd schakelen op de eerste tel van de maat tijdens afspelen. Als '1/16' is geselecteerd kunnen patronen
(secties) op elke 16e tel worden geschakeld tijdens het afspelen.
Instellingen: 1 (1 maat), 1/2 (halve noot), 1/4 (kwartnoot), 1/8 (1/8e noot), 1/16 (1/16 noot)
PtnTempoHold
(patroontempo vasthouden)
Bepaalt of de tempo-instelling wel of niet zal omschakelen naar de tempowaarde die bij elk patroon is opgeslagen,
als er tijdens het afspelen een nieuw patroon wordt geselecteerd. Bij de instelling 'on' zal het tempo worden vastge-
houden als er van patroon wordt veranderd. Bij de instelling 'off' zal het tempo omschakelen naar het tempo dat bij
het nieuwe patronen is opgeslagen, als er van patroon wordt veranderd.
Instellingen: on, off
n De tempo-instellingsdata in de patroonketen wordt niet door deze parameter beïnvloed.
OPM.
OPM.