Operation Manual

Het instrument bespelen (in de modus Performance Play)
69
Gebruikershandleiding
Beknopte handleiding — de MOTIF ES bespelen
Regelaars (controllers) gebruiken
Pitchbendwiel
Dit is in principe hetzelfde als in de modus Voice Play (blz. 64).
n De instelling van het pitchbendbereik hangt af van de instelling (die in
de modus Voice is gemaakt) van de voice die is toegewezen aan elk
van de parts.
n De functies die zijn toegewezen aan het pitchbendwiel hangen af van
de instelling (die in de modus Voice is gemaakt) van de voices die zijn
toegewezen aan elk van de parts.
n Zelfs als er een andere functie aan het wiel is toegewezen, is pitch-
bend nog steeds beschikbaar en worden er nog steeds pitchbend-
berichten gegenereerd als het wiel wordt gebruikt.
Modulatiewiel
Dit is in principe hetzelfde als in de modus Voice Play (blz. 64).
n Zorg ervoor, om te voorkomen dat er per ongeluk effecten op de hui-
dige voice worden toegepast, dat het modulatiewiel op het minimum is
ingesteld voordat u begint te spelen.
n De functies die zijn toegewezen aan het modulatiewiel hangen af van
de instellingen (die in de modus Voice zijn gemaakt) van de voices die
aan elk van de parts zijn toegewezen.
n Het modulatiewiel gebruiken genereert hetzelfde MIDI-bericht naar
externe apparaten, ongeacht de toewijzingen die in de modus Voice
Edit zijn gemaakt.
Ribboncontroller
Dit is in principe hetzelfde als in de modus Voice Play (blz. 65).
n De functies die zijn toegewezen aan de ribboncontroller hangen af
van de instellingen (die in de modus Voice zijn gemaakt) van de voice
die aan elk van de parts zijn toegewezen.
n U kunt de ribboncontroller instellen om andere functies in aangesloten
externe MIDI-apparaten te regelen, dan de functies die voor de per-
formance op het instrument zelf zijn toegewezen. U kunt ook per
performance bepalen of de ribboncontrollerwaarde terug moet keren
naar het midden, of dat deze op het punt moet blijven waar u deze het
laatst aanraakte. Beide instellingen kunnen worden gemaakt in de
modus Performance Edit ([PERFORM] Selectie performance
[EDIT] COMMON [F4] CTL ASN).
KN-draaiknoppen
Deze knoppen laten u verscheidene aspecten van het perfor-
mancegeluid in realtime veranderen – terwijl u speelt. Draai
een knop naar rechts om de waarde te verhogen en naar links
om deze te verlagen. Voor elke performance zijn er verschei-
dene functies aan de vier knoppen toegewezen. Probeer
deze knoppen eens uit met verscheidene performances, ter-
wijl u het toetsenbord bespeelt.
Welke bepaalde groep functies of parameters aan de knop-
pen zijn toegewezen kunt u veranderen door op één van de
[KNOB CONTROL FUNCTION]-knoppen te drukken. Voor
details, zie blz. 90.
n In bepaalde situaties kan het zijn dat het gebruik van de knoppen
geen verandering in het geluid teweegbrengt. Voor meer informatie,
raadpleeg blz. 50 in de sectie Basisbediening.
Bewerkingsaanduiding
Draaien aan de knoppen in de modus Performance ver-
andert rechtstreeks de parameters van de performance.
Als één van de performanceparameters is gewijzigd,
verschijnt de bewerkingsaanduiding [E] linksboven in
de display. Dit geeft aan dat de huidige performance is
veranderd maar nog niet is opgeslagen.
Als u tevreden bent met de aanpassingen die u ge-
maakt heeft en het resultaat daarvan, kunt u de veran-
deringen opslaan als een userperformance in de modus
Performance Store (blz. 91).
Als u een andere performance selecteert tijdens het bewerken, zal de
bewerkingsaanduiding [E] verdwijnen en al uw bewerkingen zullen
verloren gaan. Het is een goed idee om de bewerkte performance op
te slaan via de modus Performance Store (blz. 91). Zelfs als de be-
werkte performancedata verloren gaan, kunt u deze terugroepen via
de functie Edit Recall (bewerking terugroepen) (blz. 91).
Als deze synthesizer de fabriek verlaat, bevat deze een volledige set
van 128 speciaal geprogrammeerde userperformances in de user-
bank. U kunt deze performances bewerken, opslaan en ze over-
schrijven in de modus Performance Store. U kunt ze ook terug-
zetten naar de originele fabriekspresets door op de knop [ENTER]
te drukken via [UTILITY]
display [JOB] (blz. 44).
CS-schuifregelaars
In de modus Performance kunt u met de vier CS-schuif-
regelaars de niveaus van de parts van een performance
afzonderlijk aanpassen. U kunt de volumebalans aanpas-
sen tussen de vier parts.
n Per ongeluk gebruik van de schuiven kan tot gevolg hebben
dat het geluid niet meer klinkt. Als dit gebeurt, schuif de schui-
ven dan omhoog.
n In bepaalde situaties kan het zijn dat het gebruik van de CS-
schuifregelaars geen verandering in het geluid teweegbrengt.
Voor meer informatie, raadpleeg blz. 50 in de sectie Basisbe-
diening.
Bewerkingsaanduiding
PAS OP
PAS OP
ZONE 1
CS 1
VOLUME
1
ZONE 1
VOLUME
1
ZONE 1
VOLUME
1
ZONE 1
VOLUME
1
ZONE 1
CS 1
VOLUME
1 VOLUME 2 VOLUME 3 VOLUME 4
CS 2
ZONE 2
CS 3
ZONE 3
CS 4
ZONE 4
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.