Operation Manual

Een voice bewerken
80
Gebruikershandleiding
Beknopte handleiding — Cursus voor gevorderden
Het volgende beschrijft in het kort de belangrijkste voice-
parameters.
Basisparameters voor het creëren van een geluid
Als u de basisgeluidgenererende en -geluidvormende para-
meters voor de voice wilt bewerken, zoals oscillator, pitch,
filter, amplitude en EG (envelopegenerator), gebruik dan de
display Element Edit.
Effectgerelateerde parameters.......... blz. 177 en 194
De effecten gebruiken DSP (Digital Signal Processing) om het
geluid van een voice te veranderen en verbeteren. Effecten
worden in de laatste stadia van het bewerken toegepast,
waardoor u het geluid van de gecreëerde voice naar wens kunt
veranderen. U kun de effectgerelateerde parameters bewerken
in de display Common Edit.
Regelaar-gerelateerde parameters .. blz. 155 en 192
Per voice kunnen verscheidene functies aan de ingebouwde
regelaars zoals pitchbendwiel, modulatiewiel, ribboncontroller,
knoppen (ASSIGN 1 en 2), toetsenbordaftertouch en aan de
optionele aangesloten regelaars zoals een voetschakelaar,
voetregelaar en breathcontroller worden toegewezen.Deze in-
stellingen kunnen worden bewerkt in de display Common Edit.
Arpeggiogerelateerde parameters... blz. 169 en 191
Per voice kunt u de arpeggiogerelateerde parameters zoals
het arpeggiotype en het afspeeltempo instellen. Deze kunnen
worden bewerkt in de display Common Edit.
Voer een naam in voor de voice via de display NAME ([COMMON]
[F1] GENERAL [SF1] NAME). Voor gedetailleerde instructies
over het benoemen, raadpleeg blz. 53 in de sectie Basisbediening.
De bewerkte voice kan worden opgeslagen in de modus
Store Voice. Zie blz. 85 voor details.
Vergeet niet dat bewerkte voicedata worden opgeslagen in het
interne usergeheugen (flash-rom) en zelfs worden vastgehou-
den als het instrument wordt uitgezet. Als zodanig is het niet
noodzakelijk de data weg te schrijven naar een Smart-Media-
kaart of ander apparaat; het kan echter zijn dat u de data naar
andere media weg wilt schrijven als backup of om organisato-
rische redenen. Voor meer informatie, zie blz. 85.
Functie Compare (vergelijken)
Deze handige functie laat u schakelen tussen de bewerkte
voice en zijn originele, onbewerkte toestand – waardoor u
naar het verschil tussen de twee kunt luisteren en beter
kunt horen hoe uw bewerkingen het geluid beïnvloeden.
1
Druk op de knop [EDIT] zodat zijn aanduiding gaat
knipperen, in de modus Voice Edit (de bewerkings-
aanduiding [E] is aan).
Boven in de display wordt de aanduiding [C] aange-
geven (in plaats van de aanduiding [E]) en de origi-
nele, onbewerkte voice wordt teruggeroepen om te
beluisteren.
2 Druk nogmaals op de knop [EDIT] om de functie
Compare weer uit te schakelen en de instellingen
van uw bewerkte voice terug te roepen.
Vergelijk het bewerkte geluid met het onbewerkte geluid
door de stappen 1 en 2 te herhalen.
n Terwijl de functie Compare actief is, kunt u geen bewerkingen
voor de voice maken.
4
Selecteer het gewenste bewerkingsmenu door
op de knoppen [F1] - [F6] en [SF1] - [SF5] te
drukken, en bewerk vervolgens de parameters.
Selectie element
[F1] - [F6]
[F1] OSC (Oscillator) blz. 160, 195
[F2] PITCH blz. 160, 196
[F3] FILTER blz. 161, 197
[F4] AMP (Amplitude) blz. 162, 199
[F5] LFO blz. 162, 201
[F6] EQ (Equalizer) blz. 178, 201
[COMMON]
[F6] EFFECT
[COMMON] [F3] ARP (Arpeggio)
5
Herhaal 3 en 4 desgewenst.
6
De bewerkte normale voice benoemen.
Voer de
gewenste
voicenaam in.
7
Sla de bewerkte voice op in het interne user-
geheugen (blz. 187).
8
Schrijf desgewenst de bewerkte en opgeslagen
voices weg naar een SmartMedia/USB-opslag-
apparaat.
EDIT
COMPARE SCENE STORE
SET LOCATE
JOB STORE
OPM.