Operation Manual

Beknopte handleiding — cursus voor gevorderden
Een performance bewerken
89
Gebruikershandleiding
Effectgerelateerde parameters........ blz. 177 en 215
De effecten gebruiken DSP (Digital Signal Processing) om het
geluid van een performance te wijzigen en verbeteren. U kun
de effectgerelateerde parameters bewerken in de display
Common Edit.
Master-EQ-gerelateerde parameters
.. blz. 178 en 214
Deze parameters laten u de vijf-bands master-EQ gebruiken
om het totale geluid van de performance te bewerken.
Master-EQ beschikt ook over afzonderlijke EQ-vormparame-
ters voor de lage en hoge frequentiebanden, alsook over
frequentie-, versterkings- en Q-regelaars voor elke band.
Regelaargerelateerde parameters ... blz. 155 en 214
Voor elk van de performances, kunt u het besturingswijzigings-
nummer toewijzen aan de ingebouwde regelaars zoals ribbon-
controller, KN-draaiknoppen (ASSIGN 1 en 2) en de optionele
aangesloten regelaars, zoals een voetregelaar en breathcon-
troller.
n De functies die aan de regelaars zijn toegewezen, zijn afhankelijk van
de instellingen van de voices van elk van de parts, die in de modus
Voice Edit zijn bewerkt.
Arpeggiogerelateerde parameters .. blz. 169 en 214
Voor elke performance kunt u de arpeggiogerelateerde
parameters, zoals arpeggiotype en -afspeeltempo instellen.
Deze kunnen worden bewerkt in de display Common Edit.
Voer een naam in voor de performance via de display Name
([COMMON] [F1] GENERAL [SF1] NAME).
Voor gedetailleerde instructies over het benoemen, raadpleeg
blz. 53 in de sectie Basisbediening.
De bewerkte performance kan worden opgeslagen in de
modus Performance Store. Zie blz. 91 voor details.
Vergeet niet dat bewerkte performancedata worden opgesla-
gen in het interne usergeheugen (flash-rom) en zelfs worden
vastgehouden als het instrument wordt uitgezet. Als zodanig is
het niet noodzakelijk de data weg te schrijven naar een Smart-
Media-kaart of ander apparaat; het kan echter zijn dat u de
data naar andere media weg wilt schrijven als back-up of om
organisatorische redenen. Voor meer informatie, zie blz. 91.
Functie Compare (vergelijken)
Net als in de modus Voice Edit, kunt u de functie Compare (vergelijken) ook in de modus Performance Edit gebruiken.
Deze handige functie laat u schakelen tussen de bewerkte voice en zijn originele, onbewerkte toestand – waardoor u naar
het verschil tussen de twee kunt luisteren en beter kunt horen hoe uw bewerkingen het geluid beïnvloeden.
1
Druk op de knop [EDIT] in de modus Performance Edit (als de aanduiding [EDIT] aan is) zodat zijn aanduiding knippert.
De aanduiding [C] wordt bovenin display aangegeven (in plaats van de aanduiding [E]), en de originele, onbewerkte
performance wordt teruggeroepen voor beluisteren.
2 Druk nogmaals op de knop [EDIT] om de functie Compare uit te schakelen en de instellingen van uw bewerkte
performance terug te roepen.
Vergelijk desgewenst het bewerkte geluid met het onbewerkte geluid door de stappen 1 en 2 te herhalen.
n Terwijl de functie Compare actief is, kunt u geen wijzigingen in de performance aanbrengen.
[COMMON] [F6] EFFECT
[COMMON] [F2] OUT/MEF [SF3] MEF (mastereffect)
[COMMON] [F4] CTL ASN (regelaar toewijzen)
5
Herhaal desgewenst de stappen 3 - 4.
6
De bewerkte performance benoemen.
7
Sla de bewerkte performance op in het interne
usergeheugen (blz. 186).
8
Schrijf desgewenst de bewerkte en opgeslagen
performances weg naar een SmartMedia/USB-
opslagapparaat.
Voer de gewenste performancenaam in.
OPM.
OPM.