GEBRUIKERSHANDLEIDING Yamaha-website: http://www.yamaha.nl Yamaha Manual Library (handleidingenbibliotheek http://www.yamaha.co.jp/manual/dutch/ U.R.G., Pro Audio & Digital Musical Instrument Division, Yamaha Corporation © 2003 Yamaha Corporation Nederlandstalige handleiding geproduceerd door TerrActs (www.terracts.nl) i.o.v.
SPECIALE MEDEDELINGEN PRODUCT VEILIGHEIDSMARKERINGEN: De elektronische pro- Kennisgeving batterij: Dit product KAN een kleine, niet-oplaadbare ducten van Yamaha zijn voorzien van labels, zoals hieronder afgebeeld, of gegoten, gestempelde of gestanste afbeeldingen met deze aanduidingen. De uitleg van deze aanduidingen wordt op deze bladzijde beschreven. Neem nota van alle hier genoemde waarschuwingen alsook van de waarschuwingen in het veiligheidsinstructiegedeelte.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES INFORMATIE MET BETREKKING TOT PERSOONLIJK LETSEL, ELEKTRISCHE SCHOK, EN BRAND MAKEN ONDERDEEL UIT VAN DIT OVERZICHT. WAARSCHUWING- Als u een willekeurig elektrisch of elektronisch product gebruikt, moeten altijd de basisvoorzorgsmaatregelen in acht genomen worden. De maatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot: 1.
VOORZORGSMAATREGELEN LEES DIT ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U VERDER GAAT * Bewaar deze handleiding op een veilige plaats voor eventuele toekomstige raadpleging. WAARSCHUWING Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren.
Aansluitingen Data wegschrijven • Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componenten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betreffende apparatuur aanzet moet u alle volumes op het minimum zetten. Voer de volumes van alle componenten, na het aanzetten, geleidelijk op tot het gewenste luisterniveau, terwijl u het instrument bespeelt. Onderhoud • Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een zachte, droge, schone doek.
Inleiding Inleiding Gefeliciteerd en dank u voor uw aanschaf van de Yamaha MOTIF ES6/MOTIF ES7/MOTIF ES8 Music Production Synthesizer! U bent nu de eigenaar van wat waarschijnlijk de best klinkende, veelzijdigste en zeker de krachtigste synthesizer en het compleetste muziekproductie-instrument op de planeet is. We hebben ons best gedaan om nagenoeg al onze synthesizertechnologie en kennis van het muziek maken in één instrument onder te brengen — en daarin zijn we geslaagd.
Belangrijkste eigenschappen Belangrijkste eigenschappen Een uitgebreide reeks dynamische en authentieke voices. Gebruik de functie Category Search om snel de geluiden op te roepen die u wilt, op basis van het type instrument. blz. 60 De modus Performance laat u vier verschillende voices samen gebruiken — in layers of in een toetsenbordsplit. blz. 67 Geïntegreerde samplesequencer — combineert naadloos audio- en MIDI-opnemen. blz.
Hoe deze handleiding te gebruiken Hoe deze handleiding te gebruiken De regelaars & aansluitingen ............................................................................................ blz. 16 Gebruik deze sectie om alles te weten te komen over alle knoppen, regelaars en aansluitingen van dit instrument. Opstellen .............................................................................................................................. blz.
Toepassingsindex Toepassingsindex Luisteren naar de MOTIF ES • • • • Luisteren naar de demosong/het demopatroon.................................................................................................................................................... blz. 55 Luisteren naar het afspelen van songketen .......................................................................................................................................................... blz.
Toepassingsindex • Bepalen hoe het geluid op een breathcontroller moet reageren [UTILITY] → [F1] GENERAL → [SF1] TG → BCCurve ............................................................................................................................................blz. 260 • Het effect van een regelaar (modulatiewiel, enz.) gelijk houden, zelfs als de voices veranderen [UTILITY] → [F1] GENERAL → [SF4] OTHER → CtrlReset = hold ................................................................................
Toepassingsindex Data creëren • Een voice creëren Een normale voice creëren in de modus Voice Edit.............................................................................................................................................. blz. 79 Een drumvoice creëren in de modus Voice Edit.................................................................................................................................................... blz. 82 Een pluginvoice creëren in de modus Voice Edit ..............
Toepassingsindex Uw gecreëerde data benoemen ................................................................................................................................. blz. 53 Verloren data herstellen • Voice De voice van voor de bewerking met de zojuist bewerkte voice vergelijken (functie Compare) ......................................................................blz. 80 Terugroepen van een bewerkte, maar niet opgeslagen voice (nadat een andere voice is geselecteerd) — functie Recall ...........
Toepassingsindex Aansluiten op een computer/extern MIDI-instrument • Bepalen welke aansluiting (van de MIDI, USB TO HOST, mLAN) wordt gebruikt als een MIDI-in-/uitgangsaansluiting [UTILITY] → [F5] MIDI → [SF4] OTHER → MIDI IN/OUT ....................................................................................................................................... blz. 265 • De geluiden van de MOTIF ES gebruiken voor het songafspelen vanaf een MIDI-sequencer..................................................
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding.......................................................................... 6 Accessoires ................................................................... 6 Belangrijkste eigenschappen....................................... 7 Hoe deze handleiding te gebruiken ............................. 8 Toepassingsindex ................................... 9 De regelaars en aansluitingen ............ 16 Bedieningspaneel........................................................
Inhoudsopgave Basisstructuur .....................................154 Appendix ............................................ 275 Interne structuur (systeemoverzicht).......................154 Informatiedisplays..................................................... 275 Besturingsblok ..................................................................154 Toongeneratorblok............................................................157 Sequencerblok.............................................................
Bedieningspaneel De regelaars en aansluitingen De regelaars en aansluitingen Bedieningspaneel 7 9 ! ) # $ % MOTIF ES6 ASSIGN A PAN/SEND ASSIGN TONE ASSIGN B ASSIGN 1 ASSIGN 2 TEMPO PAN REVERB CUTOFF RESONANCE ATTACK RELEASE SWING GATE TIME VELOCITY UNITMULTIPLY KN 1 LOW KN 2 LOW MID KN 3 HIGH MID KN 4 HIGH VOLUME 1 VOLUME 2 VOLUME 3 VOLUME 4 CHORUS REMOTE ARPEGGIO R-AUDIO G-MIDI ON / OFF KNOB CONTROL FUNCTION ON / OFF MODE EFFECT ARP FX BYPASS INSERTION SYSTEM MASTER
¡ ( § º De regelaars en aansluitingen Bedieningspaneel ∞ Integrated Sampling Sequencer / Modular Synthesis Plug-in System / Real-time External Control Surface MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER PRE 1 PRE 2 PRE 3 PRE 4 SLOT 1 DEC/NO SLOT 3 PRE 5 PRE 6 USER 1 USER 2 GM PLG 1 PLG 2 PLG 3 A.
Bedieningspaneel 7 9 ! ) # MOTIF ES8 De regelaars en aansluitingen ASSIGN A PAN/SEND ASSIGN TONE ASSIGN B ASSIGN 1 ASSIGN 2 TEMPO PAN REVERB CUTOFF RESONANCE ATTACK RELEASE SWING GATE TIME VELOCITY UNITMULTIPLY CHORUS REMOTE ON / OFF KNOB CONTROL FUNCTION ARPEGGIO R-AUDIO G-MIDI ON / OFF MODE EFFECT ARP FX KN 1 LOW KN 2 LOW MID KN 3 HIGH MID KN 4 HIGH VOLUME 1 VOLUME 2 VOLUME 3 VOLUME 4 BYPASS INSERTION SYSTEM MASTER EFFECT VOICE PERFORM MASTER EQ SEQUENCER SONG PAT
Bedieningspaneel % ¡ ( § º ∞ De regelaars en aansluitingen $ Integrated Sampling Sequencer / Modular Synthesis Plug-in System / Real-time External Control Surface MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER PRE 1 PRE 2 PRE 3 PRE 4 DRUM KITS PRE 5 PRE 6 USER 1 USER 2 GM PLG 1 PLG 2 PLG 3 FAVORITES A.
Bedieningspaneel @ SEQ TRANSPORT-knoppen blz. 56 Deze knoppen regelen het opnemen en afspelen van de song-/patroonsequencedata. De regelaars en aansluitingen [ ](begin) Keert onmiddellijk terug naar het begin van de huidige song of het huidige patroon (d.w.z., de eerst tel van de eerste maat). [ ](terugspoelen) Druk kort om één maat per keer terug te gaan, of houd continu ingedrukt om terug te spoelen.
Bedieningspaneel blz. 284 Deze drie lampjes laten de installatiestatus van de pluginboards zien. Als het pluginboard goed is geïnstalleerd zal het corresponderende SLOT-lampje oplichten. OPM. n Het pluginboard Vocal Harmony (PLG100-VH) kan alleen in sleuf 1 worden geïnstalleerd en niet in sleuf 2 of 3. OPM. n Het multipart-pluginboard (PLG100-XG) kan alleen in sleuf 3 worden geïnstalleerd en niet in sleuf 1 of 2. § BANK-knoppen blz. 60 Elke knop selecteert een voice- of performancebank.
Achterpaneel Achterpaneel De regelaars en aansluitingen MOTIF ES6 USB POWER ON OFF AC INLET 1 2 mLAN I/O EXPANSION 3 TO DEVICE THRU TO HOST 4 5 MOTIF ES7 POWER ON OFF AC INLET 1 2 mLAN I/O EXPANSION 3 MOTIF ES8 22 POWER ON OFF AC INLET 1 2 Gebruikershandleiding MIDI OUT mLAN I/O EXPANSION 3 IN BREATH ASSIG 6
De regelaars en aansluitingen Achterpaneel MOTIF ES6 $ 3.3V % GREEN YELLOW ORANGE CARD Plug-in SLOT FOOT CONTROLLER FOOT SWITCH 2 ASSIGNABLE SUSTAIN 7 1 ASSIGNABLE OUTPUT R L 8 9 R OUTPUT L /MONO PHONES A / D INPUT R L ) ! GAIN @ # MOTIF ES7 $ 3.
Achterpaneel 1 Schakelaar POWER blz. 43 Druk hierop om het instrument aan of uit te zetten. De regelaars en aansluitingen 2 Aansluiting AC INLET (netsnoeraansluiting) blz. 26 Zorg ervoor dat u het netsnoer hierop aansluit voordat u het netsnoer op een stopcontact aansluit. Gebruik alleen het bij dit instrument geleverde netsnoer. Als het bijgeleverde netsnoer kwijt is of beschadigd en vervangen dient te worden, neem dan contact op met uw leverancier.
Achterpaneel blz. 73 ■ Als de optionele AIEB2 is geïnstalleerd: Voor het aanpassen van de ingangsversterking van de audio op de aansluitingen A/D INPUT (hiervoor). Afhankelijk van het aangesloten apparaat (microfoon, cd-speler, enz.), kan het nodig zijn dat u deze aan moet passen voor optimaal niveau. $ CARD (kaartsleuf) 1 2 3 De regelaars en aansluitingen # Knop GAIN blz. 27 Plaats hier een SmartMedia-geheugenkaart om verscheidene data naar/van dit instrument over te dragen.
Spanningsvoorziening Opstellen Opstellen Lees deze sectie alstublieft zorgvuldig voordat u uw nieuwe MOTIF ES gebruikt. Deze sectie legt uit hoe uw MOTIF ES aan te sluiten op een spanningsbron, externe audio- en MIDI-apparaten en een computersysteem. Schakel de MOTIF ES alleen aan nadat u alle nodige aansluitingen heeft gemaakt (blz. 43). Spanningsvoorziening Achterpaneel Aansluiting AC INLET Netsnoer (bijgeleverd) 1 2 3 Zorg ervoor dat de schakelaar POWER van de MOTIF ES is ingesteld op OFF.
Over dataopslag op SmartMedia-kaarten en USB-opslagapparaten Over dataopslag op SmartMedia-kaarten en USB-opslagapparaten SmartMedia (blz. 28) Opstellen Als u muziek maakt met dit instrument, zult u een grote verscheidenheid aan data creëren — zoals zelfgemaakte voicedata (inclusief voices, performances, enz.), MIDI-sequencedata (songs, patronen, arpeggios), en waveformdata (met de functie Sampling).
Over dataopslag op SmartMedia-kaarten en USB-opslagapparaten De SmartMedia™*-kaarten gebruiken Zorg ervoor dat u zorgvuldig om gaat met SmartMedia-kaarten. Volg de onderstaande belangrijke voorzorgsmaatregelen. *SmartMedia is een handelsmerk van de Toshiba Corporation. ■ Compatibel type SmartMedia-kaart Opstellen 3.3V (3V) SmartMedia-kaarten kunnen worden gebruikt. SmartMedia-kaarten van het 5V-type werken niet met dit instrument.
Over dataopslag op SmartMedia-kaarten en USB-opslagapparaten USB-opslagapparaten gebruiken Als u USB-opslagapparaten gebruikt, zorg er dan voor dat ze op de aansluiting USB TO DEVICE worden aangesloten, en volg de onderstaande belangrijke voorzorgsmaatregelen. ■ Compatibele USB-apparaten De MOTIF ES ondersteunt niet noodzakelijkerwijs alle commercieel beschikbare USB-opslagapparaten. Yamaha kan de werking van USB-opslagapparaten die u aanschaft niet garanderen.
Over dataopslag op SmartMedia-kaarten en USB-opslagapparaten Basisinstellingen voor het gebruik van SmartMedia of een USB-opslagapparaat 1 2 Druk op de knop [FILE] om de modus File te activeren. Opstellen Druk op de knop [SF1] CURRENT om te controleren welk apparaat is geselecteerd. Als Current is ingesteld op 'CARD' Het instrument herkent de SmartMedia die in de kaartsleuf is geplaatst. Als Current is ingesteld op 'USB' Het instrument herkent het USB-opslagapparaat.
Aansluitingen Aansluitingen Aansluiten op externe audioapparatuur Opstellen Aangezien de MOTIF ES geen ingebouwde luidsprekers heeft, zult u hem aan moeten sluiten op een externe audioinstallatie of een stereohoofdtelefoon moeten gebruiken om hem goed te beluisteren. De volgende illustraties laten verscheidene aansluitingsvoorbeelden zien; gebruik die die het meest lijkt op wat u voor ogen heeft.
Aansluitingen De volgende instellingen kunnen via de hiervoor opgesomde parameterpagina's gemaakt worden.
Aansluitingen ■ Digitale uitvoer via de optionele AIEB2 Als het optionele board AIEB2 in het achterpaneel is geïnstalleerd, kan het geluid dat analoog via de aansluitingen OUTPUT wordt uitgevoerd ook digitaal worden uitgevoerd via de aansluitingen OPTICAL OUTPUT en DIGITAL OUTPUT. Door deze digitale uitgangsaansluitingen te gebruiken kunt u het toetsenspel of song-/patroonafspelen van deze synthesizer opnemen op een extern apparaat (bijv. een MD-recorder) met een uitzonderlijk hoge kwaliteit geluid.
Aansluitingen ■ Digitale invoer via de optionele AIEB2 Door het optionele I/O-uitbreidingsboard AIEB2 te installeren kunt u digitale audio rechtstreeks opnemen van digitale bronnen — zoals een cd-speler of DAT-recorder. Voor maximale compatibiliteit en flexibiliteit beschikt het board AIEB2 over twee verschillende ingangstypen: OPTICAL (glasvezel) en DIGITAL (coaxiale kabel).
Aansluitingen MIDI-verzendkanaal en -ontvangstkanaal Zorg ervoor dat het MIDI-zendkanaal van het externe MIDI-instrument overeenkomt met het MIDI-ontvangstkanaal van de MOTIF ES. Zie voor details over het instellen van het MIDI-zendkanaal van het externe MIDI-instrument, de gebruikershandleiding van het MIDI-instrument Controleer de volgende punten voor details over het instellen van het MIDI-ontvangstkanaal van de MOTIF ES.
Aansluitingen ■ Opnemen en afspelen via een externe MIDI-sequencer In dit aansluitvoorbeeld bespelen songdata van de externe MIDI-sequencer de geluiden van de toongenerator van de MOTIF ES. De externe songdata kunnen ook worden opgenomen op song-/patroontracks van de MOTIF ES.
Aansluitingen TIP Afzonderlijk aansturen van het geluid tussen de MOTIF ES en een externe toongenerator, via het MIDI-kanaal (deel 2) In het aansluitvoorbeeld hierboven kunt u het sequenceafspelen verdelen over de MOTIF ES en een ander op de MIDI THRU aangesloten instrument, en ze verschillende parts laten spelen. Wijs bijvoorbeeld op de MOTIF ES de song-/patroonparts toe aan de MIDI-ontvangstkanalen 1 t/m 9 via de volgende handelingen, en stel de rest van de parts (die niet moeten klinken) in op uit.
Aansluitingen Aansluiten op een computer Dit instrument aansluiten op een computer via MIDI opent een wereld vol muzikale mogelijkheden — zoals het gebruiken van sequencersoftware om composities op te nemen en af te spelen met de geluiden van de MOTIF ES of het gebruiken van de bijgeleverde software Voice Editor om uw eigen customvoices te creëren en te bewerken. OPM.
Aansluitingen TIP Over de instelling Thru Port MIDI-poorten kunnen worden gebruikt om het afspelen over meerdere synthesizers te verdelen, alsook de MIDI-kanaalcapaciteit over meer dan 16 kanalen uit te breiden. In het voorbeeld hieronder, wordt een afzonderlijke synthesizer die op de MOTIF ES is aangesloten, bespeeld door MIDIdata via poort 5, als de parameter ThruPort overeenkomstig via de volgende handelingen is ingesteld.
Aansluitingen Een MIDI-interface gebruiken • De MIDI-interface van de computer gebruiken MIDI-kabel MIDI IN MIDI OUT Opstellen MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER MIDI IN MIDI OUT Computer met MIDI-interface MOTIF ES • Een externe MIDI-interface gebruiken MIDI-kabel MIDI IN MIDI-interface Seriële poort (modem- of printerpoort) of USB-poort MIDI OUT MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER MOTIF ES Computer OPM. n Gebruik alstublieft de passende MIDI-interface voor uw computer. OPM.
Aansluitingen Local On/Off – bij het aansluiten op een computer Opstellen Als deze synthesizer wordt aangesloten op een computer, worden de toetsspeldata in het algemeen naar de computer gestuurd en komen deze vervolgens weer terug van de computer om het toongeneratorblok te bespelen.
Aansluitingen Aansluiten van verscheidene regelaars De MOTIF ES beschikt over verscheidene regelaaraansluitingen op het achterpaneel — waardoor u onafhankelijk verscheidene aspecten van het geluid en een verscheidenheid aan functies met optionele regelaars kunt regelen. FOOT SWITCH Opstellen 3.
De apparatuur aan-/uitzetten De apparatuur aan-/uitzetten Opstartprocedure Opstellen Als u eenmaal alle nodige aansluitingen tussen uw MOTIF ES en alle andere apparaten heeft gemaakt , zorg er dan voor dat alle volume-instellingen helemaal dicht zijn gezet. Zet vervolgens alle apparaten in uw systeem aan in de volgorde: MIDI-masters (die zenden), MIDI-slaves (die ontvangen), audioapparatuur (mixers, versterkers, luidsprekers, enz.).
Het usergeheugen resetten naar de initiële fabrieksinstellingen Het usergeheugen resetten naar de initiële fabrieksinstellingen De originele fabrieksinstellingen van het usergeheugen (blz. 186) van deze synthesizer kunnen als volgt worden teruggezet. PAS OP Opstellen Als de fabrieksinstellingen worden teruggezet, worden alle voices, performances, songs, patronen en systeeminstelling gewist, die u in de modus Utility heeft gecreëerd.
Modi Basisbediening In deze sectie werpen we een blik op de fundamentele bedieningshandelingen van de MOTIF ES. Hier leer u de basis – hoe de ver schillende modi te selecteren, de verscheidene functies op te roepen, de instellingen te wijzigen en de parameterwaarden te bewerken. Neem de tijd om u vertrouwd te maken met deze grondbeginselen en u schiet al aardig op het instrument onder de knie te krijgen.
Modi Modustabel De functies van elk van de modi en hoe ze te activeren: Modus Modus Voice Modus Performance Basisbediening Modus Song Modus Pattern (Modus Mixing Voice) Modus Sampling Modus Utility Modus Master Modus File Modus Voice Play Functie Een voice bespelen Hoe de modus te activeren [VOICE] Modus Voice Edit Bewerken/creëren van een voice [VOICE] → [EDIT] Modus Voice Job Initialiseren van een voice, enz.
Functies en subfuncties Functies en subfuncties Elke hiervoor beschreven modus bevat verscheidene displays, met verscheidene functies en parameters. Gebruik de knoppen [F1] - [F6] en de knoppen [SF1] - [SF5] om uw weg door deze displays te bepalen en de gewenste functie te selecteren. Als u een modus selecteert, verschijnen de beschikbare displays of menu's direct boven de knoppen onderin de display (zoals hieronder aangegeven).
Een programma selecteren ■ De knoppen [GROUP], [NUMBER] gebruiken Zoals hieronder aangegeven, kunt u een programmanummer selecteren door op één van de GROUP-knoppen [A] - [H] te drukken en vervolgens op één van de NUMBER-knoppen [1] - [16]. De uitleg hier is van toepassing als deze vier knopaanduidingen uit zijn. SLOT 1 SLOT 2 SLOT 3 Basisbediening PRE 5 PRE 6 USER 1 USER 2 GM PLG 1 PLG 2 PLG 3 A.
De cursor verplaatsen en parameters instellen De cursor verplaatsen en parameters instellen Veranderen (bewerken) van parameterwaarden De datadraaischijf naar rechts (met de klok mee) draaien verhoogt de waarde, terwijl draaien naar links (tegen de klok in) de waarde verlaagt. DEC/NO INC / YES EXIT ENTER Voor parameters met grote waardebereiken kunt u de waarden laten toenemen met stappen van 10, door het ingedrukt houden van de knop [INC/YES] en het erbij indrukken van de knop [DEC/NO].
KN-draaiknoppen en CS-schuifregelaars KN-draaiknoppen en CS-schuifregelaars KN-draaiknoppen U kunt de helderheid en klankkleurkarakteristieken van de huidige voice of performance in realtime wijzigen door aan de knoppen te draaien terwijl u speelt. Deze naar rechts (met de klok mee) draaien verhoogt het programmanummer, terwijl deze naar links (tegen de klok in) draaien het nummer verlaagt. U kunt de functieset die aan de knoppen wordt toegewezen.
Over de bewerkingsfuncties CS-schuifregelaars U kunt het volume van de voice/performance die u via het toetsenbord bespeelt, of het volume van de aangegeven part (track) van de song/het patroon aanpassen met de CS-schuifregelaars. In de modus Master kunnen verscheidene functies, alsook het volume worden toegewezen aan de CS-schuifregelaars, als de Zone Switch is ingesteld op aan (blz. 137).
Bevestigingsbericht Functie Compare (vergelijkingsfunctie) Deze handige functie laat u schakelen tussen het bewerkte geluid en zijn originele, onbewerkte toestand – waardoor u naar het verschil tussen de twee kunt luisteren en beter kunt horen hoe het bewerken het geluid beïnvloedt. Als u, bijvoorbeeld, een voice bewerkt in de modus Voice Edit, wordt de bewerkingsaanduiding 'E' weergegeven.
Informatiedisplay Informatiedisplay Deze handige functie laat u de relevante details over de geselecteerde modus oproepen – door gewoon op de knop [INFORMATION] te drukken. Als, bijvoorbeeld, de modus Voice actief is, kunt u snel informatie over welke voicebank is geselecteerd controleren, welke Play-modus (poly of mono) wordt gebruikt, welke effecten zijn toegepast, enzovoorts. Basisbediening INFORMATION Zie voor details blz. 275.
Benoemen ■ Basisbenoemingshandeling Zoals hieronder aangegeven, kunt u de naam instellen door de twee handelingen te herhalen – de cursor verplaatsen naar de gewenste locatie via de cursorknop en een karakter selecteren met de datadraaischijf, de knop [INC/YES] en de knop [DEC/NO].
De demosongs/-patronen afspelen Beknopte handleiding — de MOTIF ES bespelen De demosongs/-patronen afspelen Dit is de beste plaats om uw verkenning van de MOTIF ES te beginnen. De song- en patroondemo's zijn speciaal geprogrammeerd zodat u kunt horen hoe verbazingwekkend de geluiden zijn, en om uit te vinden hoe krachtig het instrument echt is — voor muziek creëren, optreden en productie.
De demosongs/-patronen afspelen 2 5 Stel het LoadType in op All. U kunt uit de drie hieronder opgesomde "Load Types" kiezen. Hier selecteren we All. Laadt zowel de demosong - als demopatroondata. All Song Laadt alleen de demosongdata. Patroon Laadt alleen de demopatroondata. Een andere demosong selecteren en afspelen. Verplaats de cursor naar 'Songnummer: Naam' (met de cursorknoppen) en selecteer vervolgens een andere song met de datadraaischijf of de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO].
De demosongs/-patronen afspelen OPM. n Druk op de knop [F] (afspelen) om het patroonafspelen te starten. Er is een andere manier om het patroonafspelen te starten – door op de toetsen van het toetsenbord te drukken. Verplaats de cursor naar het toetsenbordpictogram en druk op de knop [INC/ YES] zodat de aanduiding F verschijnt. Druk, in deze toestand op een willekeurige toets om het patroonafspelen te starten.
De demosongs/-patronen afspelen Demping/solo gebruiken bij de song- en patroontracks 1 2 3 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE ELEMENT/PERF. PART/ZONE Probeer dit met de demosongs, om te horen hoe de tracks zowel afzonderlijk als in verscheidene combinaties klinken. 9 10 11 NUMBER SOLO ■ Om een track te dempen 1 Druk op de knop [MUTE] (het lampje licht op). Druk op één van de NUMBER-knoppen [1] - [16] om het tracknummer te selecteren dat gedempt moet worden.
De demosongs/-patronen afspelen Song Chain (songketen) Daarnaast kunnen de volgende parameters worden ingesteld in de songketen. Deze functie maakt het mogelijk om songs te 'ketenen' zodat ze automatische achter elkaar afgespeeld kunnen worden. Probeer in deze sectie de functie Song Chain eens uit met de demosongs. 1 Druk op de knop [F6] CHAIN om de display Song Chain op te roepen. Via deze display kunt u uw eigen customsongsequences programmeren en afspelen.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) De modus Voice Play is waar u de instrumentgeluiden (voices) van deze synthesizer selecteert en bespeelt. Een voice selecteren Een normale voice selecteren Beknopte handleiding — de MOTIF ES bespelen Intern zijn er twee typen voices: normale voices en drumvoices.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) Een drumvoice selecteren 2 Selecteer een normale voicebank. PRE 1 PRE 2 PRE 3 PRE 4 PRE 5 PRE 6 USER 1 USER 2 GM PLG 1 PLG 2 PLG 3 A. PIANO KEYBOARD ORGAN GUITAR/ PLUCKED BASS STRINGS BRASS REED/PIPE SLOT 1 Group SLOT 2 SLOT 3 Voice Intern zijn er twee typen voices: normale voices en drumvoices.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) De functie Category Search gebruiken Deze synthesizer beschikt over de krachtige functie Category Search, waarmee u snel toegang kunt krijgen tot de geluiden die u wilt, ongeacht waar en in welke bank ze zich bevinden. Selecteer gewoonweg een voicecategorie, zoals A. PIANO of SYN LEAD, en u kunt één voor één door alle gerelateerde voices bladeren – en elk ervan ook nog beluisteren.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) ■ Favoriete categorie 1 Zet de functie Category Search aan door op de knop [CATEGORY SEARCH] te drukken. 2 Geef de categorie en subcategorie aan en selecteer vervolgens een voice (blz. 62). 3 Registreer de voice, die in stap 2 is geselecteerd, naar de favoriete categorie door op de knop [F5] SET/CLR te drukken om het vakje naast de voicenaam aan te kruisen. U kunt het kruisje verwijderen door nogmaals op de knop [F5] te drukken.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) 2 Druk op de knop [F1] GENERAL en vervolgens op de knop [SF2] KBD Regelaars (controllers) gebruiken Pitchbendwiel SCENE SF2 SF1 F1 Beknopte handleiding — de MOTIF ES bespelen 3 4 5 SF3 F2 F3 SF4 F4 INFORMATION SF5 F5 Gebruik het pitchbendwiel om de toonhoogte te verhogen (draai het wiel van u af) of te verlagen (draai het wiel naar u toe), terwijl u het toetsenbord bespeelt.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) Ribboncontroller Bewerkingsaanduiding De ribboncontroller is aanraakgevoelig en wordt bestuurd door uw vinger zijdelings over het oppervlak te bewegen. Er zijn verscheidene functies toegewezen aan de presetvoices. Probeer de ribboncontroller eens uit met verscheidene presetvoices terwijl u het toetsenbord bespeelt. Draaien aan de knoppen in de modus Voice, wijzigt de parameters van de voice rechtstreeks.
Het instrument bespelen (in de modus Voice Play) De functie Arpeggio gebruiken Deze functie laat u ritmepatronen, riffs en frasen met de huidige voice triggeren door gewoon toetsen op het toetsenbord te bespelen. Aangezien de presetvoices reeds van te voren hun eigen typen arpeggio hebben toegewezen gekregen, is alles wat u hoeft te doen de gewenste voice te selecteren en de functie Arpeggio aan te zetten. Probeer eens verschillende voices te selecteren en probeer de verscheidene typen arpeggio uit. OPM.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) Net als de modus Voice Play, is de modus Performance Play de modus waarin u de instrumentgeluiden van deze synthesizer selecteert en afspeelt. In een performance kunt u verscheidene verschillende voices samen mixen in een layer, of ze over het toetsenbord verdelen, of zelfs een combinatie layer/split samenstellen. Elke performance kan tot vier verschillende parts bevatten.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) 4 De functie Category Search gebruiken Bespeel het toetsenbord. Net als in de modus Voice Play, kunt u de functies Category Search en Favorite Category gebruiken in de modus Performance Play. Voor details over hoe de functies te gebruiken, zie blz. 62.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) Regelaars (controllers) gebruiken Pitchbendwiel Dit is in principe hetzelfde als in de modus Voice Play (blz. 64). OPM. n De instelling van het pitchbendbereik hangt af van de instelling (die in de modus Voice is gemaakt) van de voice die is toegewezen aan elk van de parts. OPM.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) De arpeggiofunctie gebruiken Net als in de modus Voice, kunt u de arpeggiofunctie in de modus Performance gebruiken. In de modus Performance kunt afzonderlijke arpeggio-afspeelinstellingen voor elk van de par ts van de performance maken — waaronder de instelling aan/uit, alsook het arpeggiotype en arpeggioger elateerde parameters.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) Dit roept een overzicht op om aan te geven welke voice is toegewezen aan elk van de parts van de huidige performance. SCENE SF2 SF1 F1 2 F2 SF3 F3 SF4 F4 INFORMATION SF5 F5 Als er een interne voice is toegewezen aan een part, zijn de volgende voicebanken beschikbaar. PRE1 (preset 1) ~ PRE6 (preset 6) Presetbanken 1 - 6 van de normale voices. Deze komen overeen met de knoppen [PRE1] - [PRE6] in de modus Voice.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) Het A/D INPUT-geluid gebruiken Eén van de enorme voordelen van de modus Performance is dat u het A/D INPUT-geluid — zoals uw stem door een microfoon, een gitaar, bas of CD-speler — dat is toegewezen aan één van de vier par ts, kunt gebruiken in een performance. Verscheidene partparameters zoals volume, pan en effecten kunnen worden ingesteld voor deze part en het geluid van de part wordt gemengd en samen met de parts uitgevoerd.
Het instrument bespelen (in de modus Performance Play) Pas het microfooningangsniveau aan met de GAIN-knop op het achterpaneel. A / D INPUT R L 8 4 Druk op de knop [PERFORM] om de modus Performance Play te activeren en selecteer de gewenste performance. 5 Druk op de knop [UTILITY] om de modus Utility te activeren, druk op de knop [F2] I/O en vervolgens op de knop [SF1] INPUT. 6 Stel MIC/LINE in op 'line'.
Het pluginboard gebruiken Het pluginboard gebruiken Pluginboards bieden een enorme hoeveelheid extra sonische flexibiliteit en mogelijkheden. Als ze geïnstalleerd zijn werken ze naadloos en overzichtelijk binnen het systeem van deze synthesizer – hetgeen betekent dat u hun geluiden en functies kunt gebruiken, net alsof de boards al in de fabriek in deze synthesizer zijn ingebouwd. De boards die beschikbaar zijn voor, en kunnen worden geïnstalleerd in deze synthesizer, worden hieronder beschreven.
Het pluginboard gebruiken Een singlepart-pluginboard gebruiken Installeer een van de singlepart-pluginboards zoals de PLG150-AN, PLG150-PF, PLG150-DX, PLG150-VL, PLG150-DR of PLG150-PC in de MOTIF ES en bespeel de pluginvoice in de modus Voice Play. 1 Installeer een singlepart-pluginboard in het instrument, na het uitzetten van het instrument 4 Zie blz. 283. 2 Stel de MIDI-poort van het geïnstalleerde pluginboard in op '2' of '3' in de [UTILITY] → [F6] PLUG → [SF2] MIDI-display. Zet de MOTIF ES aan.
Het pluginboard gebruiken Pluginvoices en boardvoices De voices van een singlepart-pluginboard, dat in deze synthesizer is geïnstalleerd, kunnen in twee typen worden verdeeld: boardvoices en pluginvoices. Boardvoices zijn onbewerkte, ongewijzigde voices van het pluginboard – het 'ruwe materiaal' dat gebruikt wordt voor de pluginvoices. Pluginvoices, daarentegen, zijn bewerkte boardvoices – voices die speciaal geprogrammeerd en bewerkt zijn voor optimaal gebruik met de hostsynthesizer.
Het pluginboard gebruiken Een multipart-pluginboard gebruiken In deze sectie zullen we uitleggen hoe een song met XG-formaat af te spelen, met gebruikmaking van het pluginboard PLG100-XG. Natuurlijk zou u, om deze instructies optimaal te kunnen benutten, XG-songdata (Standaard MIDI-file) op een SmartMedia-kaart of USB-opslagapparaat opgeslagen moeten hebben. Installeer het mulitpart-pluginboard PLG100-XG in sleuf 3 van deze synthesizer, nadat het instrument is uitgezet. 2 Zie blz. 283 voor details.
Het pluginboard gebruiken Een effectpluginboard gebruiken In de voorbeelduitleg hieronder wordt het pluginboard PLG100-VH Vocal Harmony gebruikt om harmony-effecten toe te passen op het microfoongeluid in de modus Performance. OPM. n Voor songs/patronen, kunnen de effectpluginboard-gerelateerde parameters (die overeenkomen met die in stap 6 en 7 hieronder) in de modus Song Mixing/modus Pattern Mixing worden bewerkt. OPM.
Een voice bewerken Beknopte handleiding — cursus voor gevorderden Een voice bewerken De modus Voice Edit ([VOICE]→ [EDIT]) zorgt voor een uitgebreide set hulpmiddelen voor het creëren van uw eigen originele voices, of van de grond af, door het basisgeluid te veranderen, of door de verscheidene voiceparameters aan te passen. Creëer uw customgeluiden door een presetvoice op te roepen en deze naar wens te bewerken.
Een voice bewerken 4 Selecteer het gewenste bewerkingsmenu door op de knoppen [F1] - [F6] en [SF1] - [SF5] te drukken, en bewerk vervolgens de parameters. Het volgende beschrijft in het kort de belangrijkste voiceparameters. 7 De bewerkte voice kan worden opgeslagen in de modus Store Voice. Zie blz. 85 voor details.
Een voice bewerken TIP Een voice bewerken met de KN-draaiknoppen. De vier draaiknoppen linksboven op het instrument zijn niet alleen voor het bijregelen van het geluid terwijl u speelt — u kunt ze ook gebruiken om een voice te bewerken, of in de modus Voice Play of in de modus Voice Edit. ● Als de aanduiding [PAN/SEND] is aangezet: PAN Bepaalt de stereopanpositie van de voice. [VOICE] → Selectie voice → [EDIT] → [COMMON] → [F2] OUTPUT → Pan blz.
Een voice bewerken Om een element solo te schakelen voor bewerking Edit Recall Deze functie is handig om het geluid van een enkel element te isoleren, zodat u het makkelijk kunt bewerken. Als u een voice bewerkt en een andere voice selecteert zonder de voice die u aan het bewerken bent op te slaan, zullen alle bewerkingen die u gemaakt heeft verloren gaan. Als dit gebeurt, kunt u de functie Edit Recall gebruiken om de voice met uw laatste bewerkingen terug te roepen.
Een voice bewerken De belangrijkste parameters die beschikbaar zijn, zijn in principe dezelfde als die bij het bewerken van normale voices (blz. 80). Wat bij de drumvoice Key Edit wordt genoemd, komt overeen met Element Edit bij de normale voice. Houd alstublieft in gedachte dat de LFO-parameters niet beschikbaar zijn bij de drumvoice. 5 Herhaal 3 en 4 desgewenst. 6 Benoem de bewerkte drumvoice. Voer een naam in voor de voice via de display NAME ([COMMON] → [F1] GENERAL → [SF1] NAME).
Een voice bewerken TIP De drumtoets instellen voor afzonderlijk open en gesloten hihatgeluiden [VOICE] → Selectie drumvoice → [EDIT] → Selectie toets → [F1] OSC → [SF5] OTHER → AltnateGroup Bij een echte drumkit kunnen sommige drumgeluiden fysiek niet tegelijkertijd worden bespeeld, zoals open en gesloten hihats. U kunt voorkomen dat druminstrumenten tegelijkertijd afspelen door ze aan dezelfde 'Alternate Group' toe te wijzen.
Een voice bewerken Bewerken van pluginvoices De pluginvoices (beschikbaar als er optionele pluginboards in het instrument zijn geïnstalleerd) kunnen in principe op dezelfde manier worden bewerkt als bij het bewerken van normale voices (blz. 79). In tegenstelling tot normale voices, beschikken de pluginvoices slechts over één element voor bewerking. Daarnaast kan het zijn dat sommige andere parameters niet beschikbaar zijn. Raadpleeg blz. 205 in het naslagwerk.
Een voice bewerken 4 Druk op de knop [INC/YES] om de handeling Store uit te voeren. 3 Stel de parameter Type in op 'All Voice'. Nadat u de voice heeft opgeslagen, verschijnt er het bericht 'Completed' en het instrument keert terug naar de display Voice Play. DEC/NO EXIT INC / YES ENTER Verplaats de cursor naar TYPE en selecteer vervolgens een filetype met de datadraaischijf of de knoppen [INC/YES]- en [DEC/NO]. De volgende drie filetypen zijn beschikbaar voor het wegschrijven van voicedata.
Een performance bewerken ■ Voicedata van de SmartMedia/het USB-opslagapparaat laden [FILE] → [F3] LOAD Als 'Type' is ingesteld op 'Voice': Als 'Type' is ingesteld op 'Voice' kunt u een bepaalde voice aangeven en deze van een file laden (met de extensie W7V of W7A). In de voorgaande sectie hebben we voicedata als een 'All voice'-file naar een SmartMedia-kaart of USB-opslagapparaat weggeschreven. Hier roepen we die voicedata weer terug en laden deze in het instrument met de handeling Load.
Een performance bewerken 1 Druk op de knop [PERFORM] om de modus Performance te activeren en selecteer vervolgens een performance om te bewerken. 2 Druk op de knop [EDIT] om de modus Performance Edit te activeren. 3 Roep de display Common Edit of Part Edit op. Gebruik Part Edit om de parameters voor elk van de parts te bewerken. Gebruik Common Edit om de parameters voor alle parts te bewerken.
Een performance bewerken ● Effectgerelateerde parameters........ blz. 177 en 215 [COMMON] → [F6] EFFECT 5 Herhaal desgewenst de stappen 3 - 4. 6 De bewerkte performance benoemen. [COMMON] → [F2] OUT/MEF → [SF3] MEF (mastereffect) De effecten gebruiken DSP (Digital Signal Processing) om het geluid van een performance te wijzigen en verbeteren. U kun de effectgerelateerde parameters bewerken in de display Common Edit. ● Master-EQ-gerelateerde parameters .. blz.
Een performance bewerken TIP Bewerken van performances met de KN-draaiknoppen De vier draaiknoppen linksboven op het instrument zijn niet alleen voor het aanpassen van het geluid terwijl u speelt — u kunt ze ook gebruiken om een performance te bewerken, of in de modus Performance Play of in de modus Performance Edit. ● Als de aanduiding [PAN/SEND] wordt aangezet: PAN Bepaalt de stereopanpositie van de performance.
Een performance bewerken TIP Bewerken van performances met de CS- Edit Recall schuifregelaars Als u een performance bewerkt en een andere performance selecteert, zonder de performance die u aan het bewerken was op te slaan, gaan alle bewerkingen die u heeft gemaakt verloren. Als dit gebeurt, kunt u Edit Recall gebruiken om de performance met uw laatste bewerkingen terug te roepen.
Een performance bewerken 4 Druk op de knop [INC/YES] om de handeling Store uit te voeren. Nadat de performance is opgeslagen, verschijnt het bericht 'Completed' en het instrument keert terug naar de display Performance Play. DEC/NO Verplaats de cursor naar TYPE en selecteer vervolgens een filetype met de datadraaischijf, de knop [INC/YES] en de knop [DEC/NO].
Een performance bewerken 3 Selecteer het filetype dat geladen moet worden. De file, die met de handeling van de vorige bladzijde is weggeschreven, bevat alle performances. Als u alle performances wilt laden, stel 'Type' dan in op 'All'. In dit geval zullen alle data die op de MOTIF ES kunnen wor den gecreëerd in stap 5 hierna worden geladen. Als u alleen een bepaalde performance wilt laden, stel 'Type' dan in op 'Performance'.
Een voice creëren met de functie Sampling Een voice creëren met de functie Sampling Sampling is een krachtige functie die u in staat stelt om uw eigen opgenomen geluiden – uw stem, een instrument, ritmes, speciale geluidseffecten, enz. – in te voeren in het systeem van deze synthesizer, en deze geluiden net als elke andere voice te bespelen. Deze geluiden, de audiodata die u met de functie Sampling heeft geregistreerd, worden 'Samples' genoemd.
Een voice creëren met de functie Sampling 5 Druk op de knop [F6] REC om de display Sampling Record (status Sampling Stand-by) op te roepen en stel vervolgens de parameters naar wens in. F6 De (in stap 4) ingestelde 'Keybank' kan ook in deze display ingesteld worden. 6 Druk nogmaals op de knop [F6] REC om de toestand terug te roepen waarbij het instrument wacht op het sampletriggersignaal.
Een voice creëren met de functie Sampling 9 Druk op de knop [EDIT] om de modus Sampling Edit te activeren en druk vervolgens op de knop [F4] RANGE om de display Range Setting op te roepen. EDIT Als u de sample via het toetsenbord bespeelt, zal, des te verder de sample van de originele toets wordt gespeeld, ook het geluid des te minder natuurlijk klinken.
Een voice creëren met de functie Sampling Wegschrijven van een sample [FILE] → [F2] SAVE Wijs de samples, die verkregen zijn via de functie Sampling, toe aan bepaalde toetsbereiken om een waveform te creëren. Omdat de waveformdata, inclusief de samples, tijdelijk in DIMM (blz. 187) zijn opgeslagen, en deze verloren gaan als het instrument wordt uitgezet, zou u altijd de waveformdata of samples weg moeten schrijven naar een SmartMedia/USB-opslagapparaat voordat u het instrument uitzet.
Een voice creëren met de functie Sampling Het geluid van een audioapparaat samplen om een drumvoice te creëren In de voorgaande sectie op blz. 94 heeft u geleerd hoe u een sample op kunt nemen door een microfoon te gebruiken. Hier leert u hoe u samples opneemt van een audioapparaat, zoals een cd-speler of MD-speler, en de samples te gebruiken om een drumvoice te creëren. BELANGRIJK 1 Om de functie Sampling te kunnen gebruiken, moeten er DIMM-modules in het instrument geïnstalleer d worden.
Een voice creëren met de functie Sampling 6 Druk nogmaals op de knop [F6] REC om het wachten op het sampletriggersignaal terug te roepen. Door de stappen 5 - 8 hiervoor te herhalen, kunt u een drumvoice creëren waarbij elke toets over een ander geluid beschikt (zoals hieronder aangegeven). Op deze manier wordt het sample-opnemen weer op standby gezet, en wordt er gewacht tot het ingangssignaal het triggerniveau overschrijdt.
Een voice creëren met de functie Sampling TIP WAV- of AIFF-audiofiles laden om een waveform/voice te creëren Alle audiodata die gecreëerd en bewerkt zijn op een computer en zijn weggeschreven in het WAV- of AIFF-formaat kunnen ook worden gebruikt als materiaal voor samples op de MOTIF ES. Stel het medium op dat de gewenste WAV-/AIFF-audiofiles bevat (plaats bijvoorbeeld een SmartMedia-kaart in de kaartsleuf of sluit een USB-opslagapparaat aan) en volg vervolgens de instructies hieronder.
Een voice creëren met de functie Sampling Als u in de stappen 4 - 5 een drumvoice creëert Door de stappen 5 - 8 hiervoor te herhalen, kunt u een drumvoice creëren waarbij elke toets over een ander geluid beschikt (zoals hieronder aangegeven). Ga na het creëren van een normale of drumvoice door met stap 7 hieronder. Afhankelijk van of u een normale voice of een drumvoice creëert, volgt u de betreffende instructies op deze bladzijde. Als u in de stappen 4 - 5 een normale voice creëert.
Een song creëren op de MOTIF ES Een song creëren op de MOTIF ES De MOTIF ES is een volledig uitgeruste en enorm krachtige muziekproductiemachine, en alle geavanceerde eigenschappen en functies komen naadloos samen bij het creëren van een song. Hier leert u hoe u het uiterste uit de sequencergerelateerde functies van de MOTIF ES haalt, door voornamelijk de modi Song en Pattern te gebruiken. Deze sectie is zeer gedetailleerd en uitgebreid.
Een song creëren op de MOTIF ES Maak desgewenst een back-up van de voice (mix)-instellingen die hiervoor zijn ingesteld. ● Sla eerst de voice-instellingen op als Song Mixing/Pattern Mixing. Druk op de knop [STORE] om de modus Song Mixing Store/modus Pattern Mixing Store te activeren en druk vervolgens op de knop [ENTER] om de handeling Store uit te voeren (blz. 131). 3 Selecteer een sjabloonnummer met de datadraaischijf, of de knoppen [INC/YES]/[DEC/NO].
Een song creëren op de MOTIF ES 7 Maak desgewenst een back-up van de hiervoor gemaakte mixinstellingen. ● Sla eerst de voice-instellingen op als Song Mixing/Patter n Mixing. Druk op de knop [STORE] om de modus Song Mixing Stor e/ modus Pattern Mixing Store te activeren en druk vervolgens op de knop [ENTER] om de handeling Stor e uit te voeren (blz. 131). ● Schrijf vervolgens de opgeslagen songmix weg als een file, voor alle songs die op het instrument gecreëerd zijn, voordat u het instrument uitzet.
Een song creëren op de MOTIF ES De functie Arpeggio gebruiken Net als in de modus Voice/Performance, kunt u arpeggioafspelen gebruiken in de modus Song/Pattern. 1 2 Druk op de knop [MIXING] (het lampje licht op) om de modus Song Mixing/modus Pattern Mixing te activeren en selecteer vervolgens de part die de gewenste voice bevat. Stel de parameter ArpSwitch voor de huidige part in → [MIXING] → [EDIT] op 'on' ([SONG] of [PATTERN]→ → Selectie part → [F1] VOICE → [SF2] MODE).
Een song creëren op de MOTIF ES 7 Benoem de bewerkte mixvoice. Voer een naam in in de [COMMON] → [F1] GENERAL → [SF1] NAME-display. Voor gedetailleerde instructies over het benoemen, raadpleeg blz. 53 in de sectie Basisbediening. 8 Sla de bewerkte songmix/patroonmix op in het interne usergeheugen.
Een song creëren op de MOTIF ES ■ Een ritme-loop (audiodata) naar een patroontrack samplen Bij deze methode kunt u drumloops en ritmepatronen van cd opnemen in de MOTIF ES via de functie Sampling, vervolgens de sample in afzonderlijke componenten snijden en de 'slices' (plakjes) aan verschillende toetsen toewijzen.
Een song creëren op de MOTIF ES 9 Bewerk de sampledata in de display [F1] TRIM. 4 Druk op de knop [F2] SLICE om de display SLICE op te roepen. A 10 B C D E F Beknopte handleiding — Cursus voor gevorderden A Deze parameters bepalen het gedeelte van de sample dat zal worden gebruikt. B Druk op de knop [SF1] AUDITION om de opgenomen sample, overeenkomstig de in deze display gemaakte instellingen, te horen.
Een song creëren op de MOTIF ES ■ Een WAV-file/AIFF-file naar een patroontrack laden Audiodata die u heeft gecreëerd en heeft opgeslagen in de algemene WAV- of AIFF-computeraudioformats kunnen in het instrument geladen worden en worden gebruikt met de Slice-functie om de sample op te delen en de slices aan verschillende MIDInoten toe te wijzen — waardoor u het gesamplede ritme met nagenoeg elk tempo overeen kunt laten komen.
Een song creëren op de MOTIF ES 8 Roep de display Slice Job op. 10 Keer terug naar de modus Pattern Play door op de knop [PATTERN] of [EXIT] te drukken. 11 Druk op de knop [F] (afspelen) om het gecreeerde patroon af te spelen. 12 Schrijf de gecreëerde patroondata weg naar een SmartMedia/USB-opslagapparaat (blz. 132). Druk op de knop [F1] KEYBANK en verplaats de cursor naar '12: Slice' en druk vervolgens op de knop [ENTER]. 9 Voer de Slice Job uit. 1 Stel de onderstaande parameters in.
Een song creëren op de MOTIF ES 5 Druk op de knop [TRACK SELECT] (het lampje licht op) en selecteer vervolgens de gewenste track via de nummerknoppen [1] - [16]. 1 2 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE 3 ELEMENT/PERF. PART/ZONE 9 10 11 8 Druk op de knop [F] (afspelen) om het opnemen te starten. Als er een drumvoice is geselecteerd, probeer dan bijvoorbeeld het onderstaande ritmepatroon op te nemen.
Een song creëren op de MOTIF ES ■ Een ritmepatroon gecreëerd door het Arpeggioafspelen op een patroontrack opnemen De functie Arpeggio is een nagenoeg eindeloze bron van creatieve inspiratie, die een enorme verscheidenheid aan ritmepatronen, riffs en frasen ter beschikking stelt — patronen die veranderen, afhankelijk van de noten die u speelt. Als u eenmaal een paar patronen heeft gevonden die u bevallen en die u in een song wilt gebruiken, kunt u ze opnemen op een patroontrack.
Een song creëren op de MOTIF ES 11 Druk op de knop [F] (afspelen) om het opnemen te starten. Speel tijdens het opnemen de noot of noten die nodig zijn om de Arpeggio te triggeren die u in stap 3 heeft gevonden. Start het opnemen Arpeggio-afspelen SEQ TRANSPORT LOCATE 1 Het opnemen stopt automatisch als het patroonafspelen het einde bereikt, aangezien de Loop is ingesteld op 'off'. 2 12 Zet de aanduiding [ARPEGGIO ON/OFF] uit, en druk op de knop [F] (afspelen) om uw nieuw opgenomen frase te horen.
Een song creëren op de MOTIF ES 5 Selecteer een andere track en kopieer de userfrase van het andere patroon naar de track van het geselecteerde patroon. De userfrasen die kunnen worden toegewezen met de functie Patch zijn beperkt tot degene die onderdeel uitmaken van het momenteel geselecteerde patroon. Volg, om frasen te kopiëren van andere patronen voor het gebruik in het huidige patroon, de onderstaande instructies.
Een song creëren op de MOTIF ES Schrijf de gecreëerde patroondata weg naar een SmartMedia/USB-opslagapparaat (blz. 132) voordat het instrument wordt uitgezet. 4 TIP De Groove-instellingen gebruiken om de patroondata te wijzigen Grid Groove is een functie die alleen tijdens het afspelen werkt en die de opgenomen data van een patr oon bewerkt, zonder de opgeslagen data zelf te veranderen.
Een song creëren op de MOTIF ES 4 Druk op de knop [F] (afspelen) om het opnemen te starten en het patroon af te spelen. Wijzig de sectie op de gewenste punten, terwijl het patroon speelt. SEQ TRANSPORT LOCATE 1 ■ Een patroonketen bewerken In de modus Pattern Chain Edit kunt u de volgorde van de secties in een keten bewerken, alsook tempo- en scene-/dempeventdata invoegen. 1 Selecteer in de modus Pattern Play een patroon waarvoor reeds data zijn gecreëerd.
Een song creëren op de MOTIF ES 1 Selecteer in de modus Pattern Play een patroon waarvoor reeds patroonketendata zijn gecreëerd. 2 Druk op de knop [F6] CHAIN om de display Pattern Chain Play op te roepen. 3 Druk op de knop [EDIT] om de modus Pattern Chain Edit te activeren. 4 Druk op de knop [F3] SONG om de display 'Convert to Song' op te roepen en geef vervolgens de bestemmingssong aan. Druk op de knop [ENTER] om de handeling Convert uit te voeren.
Een song creëren op de MOTIF ES Opnemen met het toetsenbord op een songtrack (in de modus Song Record) ■ Uw toetsenspel opnemen op een lege track (Replace) Gebruik de opnamemethode 'Replace' (vervang) om uw toetsenspel op te nemen op een lege track of om een reeds opgenomen track met nieuwe data te overschrijven. 1 Selecteer in de modus Song Play een song die moet worden gecreëerd. 2 Stel de mixparameters (inclusief de voice-instellingen) in door de instructies op blz. 103 - 104 te volgen.
Een song creëren op de MOTIF ES Gebruik de opnamemethode Punch In/Out om alleen een bepaald gedeelte van de track opnieuw op te nemen. In de voorbeeldinstructies hierna ziet u hoe u opnieuw maat 3 t/m 5 van een reeds opgenomen song op kunt nemen. 1 Selecteer in de modus Song Play een song die moet worden gecreëerd. 2 Druk op de knop [●] (opnemen) om de modus Song Record te activeren.
Een song creëren op de MOTIF ES TIP Parts voor het opnemen repeteren TIP Songopname met een performance Beknopte handleiding — Cursus voor gevorderden De MOTIF ES beschikt over de handige modus Rehearsel (oefenen) voor het opnemen, waardoor u makkelijk en tijdelijk het opnemen kunt uitschakelen om een bepaald gedeelte te repeteren of verschillende ideeën uit te proberen (terwijl u naar de andere tracks luistert) zonder daadwerkelijk op te nemen.
Een song creëren op de MOTIF ES TIP Songopname met gebruikmaking van pluginvoices Deze sectie laat u zien hoe de voices van een optioneel singlepart-pluginboard (zoals de PLG150-AN, PLG150-PF of PLG150-DX) te gebruiken bij het opnemen van een song. Installeer een singlepart-pluginboard in het instrument, en volg vervolgens de stappen 1 - 4 op blz. 75 om de nodige parameters in te stellen. Stel in stap 4 PORT.NO (poortnummer) in op '2' of '3'.
Een song creëren op de MOTIF ES De functie Groove gebruiken Net als in de modus Pattern Play, is de functie Groove ook beschikbaar in de modus Song Play. Voor details, raadpleeg de uitleg van Groove in de modus Pattern Play (blz. 114). 1 Selecteer in de modus Song Play een song waarop de Groove-instellingen moeten worden toegepast. 2 Druk op de knop [F2] GROOVE om de instellingsdisplay Groove op te roepen. 3 Selecteer een track en pas vervolgens de Grooveinstellingen aan.
Een song creëren op de MOTIF ES Druk nogmaals op de knop [F6] REC om op Punch In-wachten te activeren. 9 Dit doen zet het sample-opnemen op stand-by, waarbij het song-/patroonafspelen wacht totdat de aangegeven Punch In-maat wordt bereikt. F6 Geeft aan dat sample-opnemen wacht totdat het song-/ patroonafspelen de aangegeven Punch In-maat bereikt. Stop de audioapparatuur als de song het Punch Out-punt bereikt (als het samplen stopt). Druk op de knop [F3] AUDITION om het gesamplede geluid te horen.
Een song creëren op de MOTIF ES ■ Een songscene en arpeggiotype oproepen tijdens opnemen De menu's ARP1 - ARP5 verschijnen ook in de display [F3] ARP in de modus Song Record, alsook in de display [F1] PLAY in de modus Song Play. Deze geeft aan dat u de songscene en het arpeggiotype tegelijkertijd kunt wijzigen tijdens songopname via de display [F3] ARP.
Een song creëren op de MOTIF ES 3 Als de waarde wordt veranderd zal de hele regel in de display knipperen om aan te geven dat deze is bewerkt maar nog niet is vastgelegd. Selecteer een track om te bewerken. Selecteer één van de drie beschikbare tracktypen door op de knop [F4] TR SEL (Trackselectie) te drukken. Elke druk op de knop schakelt tussen de tracktypen.
Een song creëren op de MOTIF ES Druk op de knop [F] (afspelen) om uw bewerkte data te horen. [F1] UNDO Undo-functie (de uitgevoerde job annuleren)/Redo-functie (de uitgevoerde job terugroepen) Aangezien de song kan worden teruggespeeld binnen de modus Song Edit, kunt u ogenblikkelijk de veranderingen die u tijdens het bewerken heeft gemaakt horen en controleren. Gebruik de functie Solo, als u alleen de zojuist bewerkte track wilt horen (blz. 58).
Een song creëren op de MOTIF ES TIP De functies Undo/Redo gebruiken Als u niet tevreden bent met de resultaten van een zojuist uitgevoerde job, of u wilt het verschil horen tussen het geluid van voor en na het gebruik van een job, kunt u de handige functies Undo en Redo gebruiken. Herhaal, na het veranderen van de data met een bepaalde job, desgewenst de stappen 1 - 4.
Een song creëren op de MOTIF ES 3 Druk op de knop [EDIT] om de modus Song Mixing Edit te activeren. EDIT JOB COMPARE 4 STORE SCENE STORE SET LOCATE Roep de display Common Edit of Part Edit op. Gebruik Part Edit om de parameters voor elk van de parts te bewerken. Gebruik Common Edit om de parameters voor alle parts te bewerken. In de modus Song Mixing Edit kunt u schakelen tussen de display Common Edit en de display Element Edit, zoals hieronder aangegeven.
Een song creëren op de MOTIF ES TIP Een mix bewerken met de KN-knoppen (in de modus Song/modus Pattern) De vier knoppen linksboven op het instrument kunnen worden gebruikt om de song-/patroonmixinstellingen aan te passen terwijl ze worden afgespeeld (in de modi Song Play/Pattern Play). Beter nog, u kunt ze gebruiken om de mixinstellingen te bewerken, in de modi Song Mixing Edit en Pattern Mixing Edit.
Een song creëren op de MOTIF ES TIP Een mix bewerken met de CS-schuifregelaars (in de modus Song/modus Pattern) [SONG] → Selectie song → [MIXING] → [EDIT] → Selectie part → [F2] OUTPUT → [SF1] VOL/PAN → Volume In de modus Song/Pattern kunt u met de vier CS-schuifregelaars onafhankelijk de niveaus van de parts (voices) aanpassen, waardoor u de totaalbalans tussen de parts kunt regelen. OPM. n Onbewust gebruik van de schuiven kan resulteren in geen geluid. Als dit plaatsvindt, schuif de schuif dan omhoog.
Een song creëren op de MOTIF ES Neem de MIDI-sequencedata op in een song- of patroontrack en raadpleeg indien nodig de voorgaande instructies in dit hoofdstuk. De hieronder opgesomde voorbeelden kunnen worden gebruikt als naslag. ● Een ritmepatroon creëren (met gebruikmaking van een drumvoice) Track 1 Neem een basisritmepatroon op en gebruik verscheidene druminstrumenten. ➔ Zet om (convert) met 'Fixed'. Track 2–4 Neem een ander ritmepatroon op en gebruik een bepaald druminstrument op elk van de tracks.
Een song creëren op de MOTIF ES De song-/patroondata wegschrijven naar de SmartMedia/het USB-opslagapparaat [FILE] → [F2] SAVE PAS OP De opgenomen song-, patroon- en sampledata (waveform) huist tijdelijk in DIMM (blz. 187). Omdat de data in DIMM verloren gaan als het instrument wordt uitgezet, zou u altijd alle data die zich in DIMM bevinden weg moeten schrijven naar een SmartMedia /USB-opslagapparaat voordat u het instrument uitzet.
Een song creëren op de MOTIF ES Druk op de knop [ENTER] om de handeling Save uit te voeren. Als u een bestaande file dreigt te overschrijven, vraagt de display u om een bevestiging. Druk op de knop [INC/YES] om de handeling Save uit te voeren om een bestaande file te overschrijven, of druk op de knop [DEC/NO] om te annuleren. Nadat de data zijn weggeschreven, verschijnt het bericht 'Completed' en het instrument keert terug naar de originele display. OPM. n OPM.
Een song creëren op de MOTIF ES 4 Selecteer de file ( ) die geladen moet worden. Verplaats de cursor naar de file (extensie:W7A) die als 'All' op de voorgaande pagina is weggeschreven. Als Type is ingesteld op 'All', ga dan naar stap 5. Als Type is ingesteld op iets anders dan 'All', volg dan de onderstaande instructies en ga vervolgens naar stap 5.
Een song creëren op de MOTIF ES ● Als Type is ingesteld op 'Sample Voice': Alleen als de modus File vanuit de modi Song/Pattern wordt geactiveerd, kunt u een specifieke samplevoice in de file (extensie: W7A) selecteren en in dit instrument laden. Verplaats de cursor naar de file (extensie: W7A) die als 'All' op de voorgaande pagina is weggeschreven. ENTER ENTER Selecteer 'Pattern' of 'Song'. EXECUTE EXECUTE Alle songs of patronen die de samplevoice bevatten, worden opgesomd.
Als een masterkeyboard gebruiken Als een masterkeyboard gebruiken Deze synthesizer is geladen met zo'n schat aan verschillende eigenschappen, functies en handelingen, dat het kan zijn dat u het moeilijk vindt om de specifieke eigenschap die u nodig heeft te vinden en op te roepen. En daar komt de functie Master mooi van pas.
Als een masterkeyboard gebruiken In een master opslaan 1 Selecteer een master om te creëren. 2 Druk op de knop [F2] MEMORY om de instellingsdisplay Modus op te roepen. 5 Sla de bewerkte Master op in intern usergeheugen. 1 Druk op de knop [STORE] om de modus Master Store te activeren. 2 Selecteer de bestemmings-Master met de datadraai- 3 schijf, de knop [INC/YES] en de knop [DEC/NO]. Stel de modus, het programmanummer en de zoneschakelaar in (blz.
Als een masterkeyboard gebruiken 2 Druk op de knop [F2] MEMORY om de instellingsdisplay Modus op te roepen. 3 Nadat u de modus en het programmanummer, die u in een master wilt vastleggen heeft ingesteld, stelt u de zoneschakelaar in op 'on'. Stel de zoneschakelaar in op 'on'. Bepaalt de modus die wordt opgeroepen als het masternummer wordt geselecteerd. Bepaalt het programmanummer dat wordt opgeroepen als de master wordt geselecteerd. 4 Druk op de knop [EDIT] om de modus Master Edit te activeren.
Als een masterkeyboard gebruiken Zones effectief met externe toongenerators gebruiken. De twee voorbeelden hieronder laten zien hoe de Zones met zowel de interne toongenerator als een externe toongenerator te gebruiken. Deze instructies komen overeen met stap 6 op de voorgaande bladzijde. OPM. n Alhoewel alle vier de zones in het voorbeeld hieronder worden gebruikt, kunt u elk aantal zones gebruiken (twee, drie of vier).
Als een masterkeyboard gebruiken Besturingswijzigingsnummers toewijzen aan de KN-knoppen/CS-schuiven voor elke zone Hier in de display KN/CS van de modus Master Edit, kunt u instellen hoe de KN-knoppen en CS-schuiven elk van de zones zullen beïnvloeden. Hierdoor kunt u een afzonderlijk MIDI-besturingswijzigingsnummer voor elke knop en schuif aangeven. Stel de parameters in zoals hieronder aangegeven, overeenkomstig stap 6 op blz. 138.
Als een masterkeyboard gebruiken TIP De Master-zones instellen op split of layer Met deze handeling kunt u bepalen of de zones van de geselecteer de master worden gebruikt in een split of layer. De instellingen voor het nootbereik van elk van de zones kunnen worden bepaald door de parameters NoteLimitH en NoteLimitL in te stellen in de display NOTE ([MASTER] → [EDIT] → Selectie zone → [F2] NOTE). OPM. n Zones 1 en 2 worden in de uitleg hier gebruikt.
Opstellen Beknopte handleiding — computertoepassingen Ofschoon de MOTIF ES een krachtig instrument is en effectief op zichzelf voor muziekcreatie en -productie kan worden gebruikt, is het ook ontworpen voor makkelijk en uitgebreide interfacing met een computersysteem. In deze sectie laten we u zien hoe u het instrument op kunt stellen met een computer (via USB) en hoe deze te gebruiken met de software op de bijgeleverde cdrom, 'Tools for MOTIF ES'. OPM.
Het instrument vanaf een computer besturen Het instrument vanaf een computer besturen Een sequencer gebruiken om meerdere voices op de MOTIF ES te bespelen Met het sequencesoftwareprogramma SQ01 dat op de bijgeleverde cd-rom staat, kunt u multipart-songdata creëren en bewerken — die kunnen worden afgespeeld met gebruikmaking van de geluiden van de MOTIF ES. Raadpleeg de afzonderlijke Installation Guide.
Het instrument vanaf een computer besturen De Multi Part Editor gebruiken om mixinstellingen te creëren/bewerken De software Multi Part Editor (bijgeleverd op de cd-rom) voorziet in een intuïtieve manier om de mixinstellingen van de/het momenteel geselecteerde song of patroon te creëren en te bewerken.
Het instrument vanaf een computer besturen De Voice Editor gebruiken om een voice te creëren/bewerken De software Voice Editor (bijgeleverd op de cd-rom) voorziet in een intuïtieve manier om voices voor de MOTIF ES te creëren en te bewerken.
Het instrument vanaf een computer besturen De pluginvoices en boardvoices bewerken Zoals beschreven staat op blz. 76, kunnen de voices van een pluginboard, dat in de MOTIF ES is geïnstalleerd, in twee typen worden verdeeld: boardvoices en pluginvoices. Pluginvoices kunnen worden bewerkt in de modus Voice Edit op de MOTIF ES of worden bewerkt met de Voice Editor op de computer.
Een computer vanaf het instrument besturen Een computer vanaf het instrument besturen Zoals u in de voorgaande secties heeft gezien, kan de MOTIF ES vanaf een computer worden bestuurd. In deze sectie laten we u zien hoe u het tegenovergestelde kunt doen — de bediening van muziek-/audio-software op de computer besturen.
Een computer vanaf het instrument besturen ■ Computersoftware die vanaf het instrument kan worden bestuurd • Voor Windows • Voor Macintosh SQ01 V2 Logic 5.5 Cubase SX Digital Performer 3.1 SONAR 2.
Een computer vanaf het instrument besturen 1 Open het menu [Devices] en selecteer [Device Setup] om het venster 'Device Setup' op te roepen. 2 Klik op de tab [Add/Remove] en voeg 'Mackie Control' toe. 3 Selecteer het toegevoegde apparaat Mackie Control en klik op de tab [Setup]. 4 Als u in stap 3 van 'Instellen van de MOTIF ES' bijvoorbeeld Port instelt op '4', stel dan MIDI Input in op 'YAMAHA USB IN 0-4' en MIDI Output op 'YAMAHA USB OUT 0-4'. OPM.
Een computer vanaf het instrument besturen Functies die aan de paneelknoppen zijn toegewezen in de modus Remote Control Druk op de knop REMOTE [ON/OFF] (het lampje knippert), om de modus Remote Control te activeren. De display REMOTE verschijnt (ongeveer zoals hieronder aangegeven), en de paneelregelaars worden ingesteld voor besturing op afstand (Remote) van de computersoftware (hun normale functies worden uitgeschakeld). Druk nogmaals op deze knop om de modus Remote Control te verlaten.
Een computer vanaf het instrument besturen Hier wordt uitgelegd welke sequencerfuncties aan welke paneelregelaars zijn toegewezen, in de modus Remote Control. ■ SEQ TRANSPORT-knoppen ■ CS-schuifregelaars Met de modus Remote Control kunt u het afspelen van de DAW-software op de computer starten/stoppen met de SEQ TRANSPORT-knoppen en de songpositie in de DAW-software regelen met de datadraaischijf, de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO].
Een computer vanaf het instrument besturen ■ Cursorknoppen [<] en [>] Door de cursor naar links/rechts te verplaatsen, kunt u de track of de part veranderen, die door de datadraaischijf en knoppen [INC/YES]/[DEC/NO] worden bestuurd. Als bijvoorbeeld de cursor zich in het bovenste vak in de display bevindt, zal drukken op de cursorknop [>] achtereenvolgens door de kolommen verplaatsen (1, 2, 3, 4...). Na 4, wordt de cursor verborgen en komt deze weer terug bij 1.
Een computer vanaf het instrument besturen De geluiden van de MOTIF ES op een computer opnemen via mLAN Door de optionele interface mLAN16E en een IEEE1394-kabelverbinding te gebruiken, kunt u multitrack-audio van de MOTIF ES opnemen in een mLAN-compatibel DAW-programma (digital audio workstation) op uw computer. Hierdoor kunt u de audiodata van multipartsongs van de MOTIF ES overdragen naar de DAW-toepassing voor verdere bewerking en opslag op de harddisk van uw computer.
Interne structuur (systeemoverzicht) Basisstructuur Deze sectie geeft u een eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de MOTIF ES — zijn uitgebreide reeks van geavanceerde eigenschappen, zijn MIDI-besturings- en speelfuncties, en zijn handige filebeheersysteem voor de originele data die u met het instrument heeft gecreëerd. Interne structuur (systeemoverzicht) Deze synthesizer is opgebouwd uit verscheidene blokken, zoals hier wordt aangegeven.
Interne structuur (systeemoverzicht) Regelaargerelateerde parameters in elke modus Het overzicht hieronder toont de handelingen voor het oproepen van de regelaargerelateerde parameters in elke modus. Parameters voor de voetschakelaar en de knoppen Assign A/B gelden voor het hele instrument, ongeacht het geselecteerde programma (voice/performance/song/patroon).
Interne structuur (systeemoverzicht) ● Eén bron gebruiken om meerdere bestemmingen te besturen Stel bijvoorbeeld de parameter Source van Control Set 1 in op MW (modulatiewiel) en de parameter Destination op ELFO-PM (LFO-toonhoogtemodulatiediepte van het element). Stel vervolgens de parameter Source van Control Set 2 ook in op MW, maar stel de parameter Destination in op ELM PAN (elementpan). U zult ook het element aan moeten geven dat bestuurd moet worden, alsook de diepte (mate) van besturing.
Interne structuur (systeemoverzicht) Toongeneratorblok Het toongeneratorblok produceert in feite het geluid in reactie op de MIDI-berichten die door het bespelen van de toetsen, het bedienen van de regelaars en het afspelen van de sequencer (song/patroon/arpeggio) wordt gegenereerd. Verandert de klankkleur van het geluid dat door het toonhoogtegedeelte wordt uitgevoerd. Voert de wave uit die het geluid vormt. Toongenerator OSC PITCH FILTER Regelt de toonhoogte van het geluid.
Interne structuur (systeemoverzicht) Voice, performance en mix Dit instrument beschikt over drie verschillende typen programma's, die de basis vormen voor het creëren en spelen van geluiden. worden een 'performance' genoemd. Elke performance kan tot vier verschillende parts (voices) bevatten. Elke performance kan worden gecreëerd door parameters die uniek zijn voor elk van de parts en parameters die alle parts gemeenschappelijk hebben, te bewerken in de modus Performance (blz. 212).
Interne structuur (systeemoverzicht) De volgende illustraties kunnen helpen bij het begrijpen van de geheugenstructuur van de voices, performances en mixen. VOICE Normale voice PRE 1 Normale voices: 768 Drumvoices: 64 Preset 1 (128 voices) 1 PRE 2 GM Normale voices: 128 Drumvoice 1 BASS Uservoice USER 1 Normale voices: 256 Drumvoices: 32 ORGAN 1 De mixvoices kunnen alleen in de modus Song/modus Pattern worden geselecteerd.
Interne structuur (systeemoverzicht) ● Oscillator ■ Normale voices & drumvoices Intern zijn er twee voicetypen: normale voices en drumvoices. Normale voices zijn over het algemeen geluiden van chromatisch gestemde typen muziekinstrumenten die over het hele toetsenbord kunnen worden bespeeld. Drumvoices zijn over het algemeen percussie-/drumgeluiden die aan de afzonderlijke toetsen van het toetsenbord zijn toegewezen.
Interne structuur (systeemoverzicht) ● Filter • Banddoorlaatfilter [VOICE] → Selectie voice → [EDIT] → Selectie element/ selectie drumtoets → [F3] FILTER Deze laat alleen een band aan signalen door die zich rond de afsnijfrequentie bevinden. De breedte van deze band kan worden gevarieerd. Dit apparaat past de klankkleur van het geluid aan dat wordt uitgevoerd door het toonhoogtegedeelte, door een specifiek frequentiedeel van het geluid weg te drukken.
Interne structuur (systeemoverzicht) ● Amplitude Monotimbrale toongenerator (modus Voice/Performance) en multitimbrale toongenerator (modus Song/Pattern) [VOICE] → Selectie voice → [EDIT] → Selectie element/ Selectie drumtoets → [F4] AMP Dit gedeelte regelt het uitgangsniveau (de amplitude) van het geluid dat door het filter wordt uitgevoerd. De signalen worden vervolgens op dit niveau naar het effectblok gestuurd.
Interne structuur (systeemoverzicht) Deze synthesizer speelt de geluiden in het toongeneratorblok in reactie op MIDI-berichten die worden ontvangen van het besturingsof sequencerblok. De MIDI-berichten zijn toegewezen aan zestien onafhankelijk kanalen, en deze synthesizer is in staat om tegelijkertijd zestien afzonderlijke parts te spelen, via de zestien MIDI-kanalen.
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Partstructuur van het toongeneratorblok in de modus Song/modus Pattern In deze modi zijn meerdere parts voorhanden en er kunnen verschillende voice en verschillende melodieën of frasen door elke part worden gespeeld. Omdat u in deze modi het MIDI-kanaal voor elk van de parts van het toongeneratorblok in kunt stellen, kunt u een externe MIDI-sequencer, alsook het sequencerblok van het instrument, gebruiken om de geluiden te bespelen.
Interne structuur (systeemoverzicht) Part Audio Input (AUDIO IN) De modus Performance, modus Song, en modus Pattern kunnen het signaal van de Audio Input als een part verwerken. Verscheidene parameters zoals volume, pan, en effect kunnen voor dit part worden ingesteld en het geluid wordt samen met dat van de andere parts uitgevoerd. Andere beschikbare instellingen bevatten ondermeer hoe stereo ingangssignalen moeten worden verwerkt, alsook de uitgangstoewijzing voor de audiopart.
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Songdatastructuur De volgende illustratie laat de trackstructuur van een song zien. Songs worden gecreëerd door MIDI-sequencedata op afzonderlijke tracks op te nemen en door toongeneratorgerelateerde parameters in te stellen (in de modus Song Mixing). Song 64 Song 63 Song 02 Song 01 Tempotrack Scenetrack Muziekspeeldata Tempo change Trackdempingsstatus/scenegeheugenwijziging/arpeggiotypewijziging (inclusief tempo, transponeren, enz.
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Patroondatastructuur De volgende illustratie laat de trackstructuur van een patroon zien. Patronen worden gecreëerd door MIDI-sequencedata op afzonderlijke tracks op te nemen, door frasen (preset en user), die het materiaal zijn voor een patroon, aan afzonderlijke tracks toe te wijzen en door toongeneratorgerelateerde parameters in te stellen (in een patroonmix).
Interne structuur (systeemoverzicht) ● Pattern Chain (patroonketen) ● Realtime opnemen en stapsgewijs opnemen Met patroonketen kunt u verscheidene verschillende secties (binnen een enkel patroon) aan elkaar knopen om zo een enkele song te maken. U kunt de synthesizer automatisch secties laten wijzigen door van te voren op deze manier patroonketens te creëren.
Interne structuur (systeemoverzicht) ● Punch In/Out (song) U kunt deze methode gebruiken als u alleen over een bepaald gedeelte van de track opnieuw op wilt nemen. U zult voor het opnieuw opnemen start- en eindpunten moeten instellen. In het voorbeeld van acht maten hieronder, worden de derde tot en met de vijfde maat opnieuw opgenomen. Opnemen start Opnemen stopt Na opnieuw opnemen Voor opnieuw opnemen Punch In 1 2 3 Punch Out 4 5 6 1 7 2 3 8 4 5 6 7 8 Nieuw opgenomen OPM.
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Arpeggioafspeeltypen De MOTIF ES beschikt in totaal over 1787 arpeggiotypen, verdeeld in 18 categorieën, elk met zijn eigen afspeeltype dat is ontworpen voor gebruik met bepaalde typen voices, zoals hieronder beschreven. ● Arpeggios voor normale voices Arpeggiotypen (die tot alle categorieën behalve DrPC en Cntr behoren) die zijn gecreëerd voor gebruik met normale voices zijn er in de volgende twee afspeeltypen.
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Arpeggiogerelateerde parameters De Arpeggio-gerelateerde parameters kunnen via de volgende displays worden ingesteld, afhankelijk van de geselecteerde modus. ● Modus Voice Arpeggiotypeparameters die worden opgeroepen als er een voice wordt geselecteerd [VOICE] → Selectie voice → [F6] ARP blz. 189 [VOICE] → Selectie voice → [EDIT] → [COMMON] → [F3] ARP blz.
Interne structuur (systeemoverzicht) Sampleblok Sampling is een krachtig functie die u in staat stelt om uw eigen opgenomen geluiden – uw stem, een instrument, ritmes, speciale geluidseffecten, enz. – in te voeren in het systeem van deze synthesizer, en deze geluiden net als elke andere voice te bespelen. BELANGRIJK OPM. n Om de sample-eigenschappen van het instrument te kunnen gebruiken, zult u DIMM-geheugenmodules (afzonderlijk verkrijgbaar) in het instrument moeten installeren.
Interne structuur (systeemoverzicht) Data gecreëerd door te samplen Nootdata Ongeacht de modus is de ruwe sampledata uiteraard hetzelfde. Echter verscheidene parameters zijn anders, afhankelijk van de bepaalde modus of instellingen. Hier is in het kort een uitleg van welke soorten data met de functie Sampling worden gecreëerd.
Interne structuur (systeemoverzicht) Waveform en uservoices/samplevoices Waveform (User 001 - 1024) Patroon 64 001 Als de modus Sampling is geactiveerd via de modus Voice/Performance Patroon 02 002 Sampling Patroon 01 003 A User Voice B C P 004 16 secties 001 005 002 003 Patroon 006 004 Track 1 007 005 Track 2 Als de modus Sampling is geactiveerd via de modus Pattern Sampling Track 3 008 128 009 Als de modus File is geactiveerd via de modus Voice/Performance Track 16 010 Als de
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Start het opnemen als het afspelen van de song/ het patroon een aangegeven punt bereikt Modus Trigger [INTEGRATED SAMPLING] → [F6] REC → TriggerMode De modus Trigger is een handige functie bij het samplen waardoor u bepaalt hoe het sample-opnemen wordt begonnen — handmatig of automatisch, gebaseerd op het audioniveau.
Interne structuur (systeemoverzicht) Sample-afspeeltypen Samplewave Loop afspelen [INTEGRATED SAMPLING] → [EDIT] → [F3] PARAM → PlayMode Samples kunnen worden ingesteld om op de volgende drie verschillende manieren terug te spelen. ■ One Shot [INTEGRATED SAMPLING] → [EDIT] → [F3] PARAM → PlayMode = oneshot Als u een noot via het toetsenbord bespeelt, speelt de sample slechts eenmaal van begin tot eind. Dit afspeeltype wordt gewoonlijk gebruikt voor drum- en percussiegeluiden.
Interne structuur (systeemoverzicht) Effectblok Dit blok past effecten toe op de uitvoer van het toongeneratorblok, waarbij het geluid wordt bewerkt en verbeterd via geavanceerde DSP-technologie (Digital Signal Processing). ■ Plugininsertie-effecten Dit is een speciaal effectsysteem dat alleen beschikbaar is als er een pluginboard van het effecttype is geïnstalleerd. Pluginboardeffecten zijn niet beschikbaar in de modus Voice. OPM.
Interne structuur (systeemoverzicht) ■ Equalizer (EQ) ● Part-EQ Gewoonlijk wordt er een equalizer gebruikt om het geluid van versterkers of luidsprekers te corrigeren om het aan te passen aan de specifieke akoestiek van de ruimte, of om de klankkleur van het geluid te veranderen. Het geluid wordt verdeeld in verscheidene frequentiebanden, en er worden aanpassingen in het geluid gemaakt door het niveau van elk van de banden te verhogen of te verlagen.
Interne structuur (systeemoverzicht) Effectverbinding in elk van de modi ● In de modus Voice De effectparameters in de modus Voice worden voor elke voice ingesteld en de instellingen worden als een uservoice in interne flash-rom opgeslagen. Merk alstublieft op dat de mastereffect- en master-EQ-parameters voor alle voices in de modus Utility worden ingesteld en als systeeminstellingen in interne flash-rom worden opgeslagen door ook in de modus Utility op de knop [STORE] te drukken.
Interne structuur (systeemoverzicht) ● In de modus Song/modus Pattern De effectparameters in de modus Song/modus Pattern worden voor elk van de songs/patronen ingesteld. De effectinstellingen worden in de modus Song Mixing/modus Pattern Mixing in interne DRAM opgeslagen en naar de SmartMedia/het USB-opslag-apparaat weggeschreven in de modus File.
Over MIDI Over MIDI MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een standaard waarmee elektronische muziekinstrumenten met elkaar kunnen communiceren, door compatibele noot-, besturingswijzigings-, programmawijzigings- en andere soorten MIDI-data of berichten te zenden en te ontvangen. Deze synthesizer kan andere MIDI-apparaten besturen door nootgerelateerde data en verscheidene typen besturingsdata te verzenden.
Over MIDI KANAALBERICHTEN Data-invoer MSB (besturingsnr. 006) Data-invoer LSB (besturingsnr. 038) Kanaalberichten bevatten data die gerelateerd zijn aan het spel op het toetsenbord voor het betreffende kanaal. Berichten die de waarde voor de parameter instellen die wordt aangegeven door RPN MSB/LSB (blz. 183) en NRPN MSB/LSB (blz. 183). De parameterwaarde wordt bepaald door de MSB en LSB te combineren.
Over MIDI Release-tijd (besturingsnr. 072) Berichten die de release-tijd van de AEG aanpassen die voor elk van de parts is ingesteld. De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die aan de voicedata zal worden toegevoegd of afgetrokken. Attack-tijd (besturingsnr. 073) Berichten die de attack-tijd van de AEG aanpassen die voor elk van de parts is ingesteld. De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die aan de voicedata zal worden toegevoegd of afgetrokken. Helderheid (besturingsnr.
Over MIDI Mono (besturingsnr. 126) Hoofdvolume Voert dezelfde functie uit als wanneer er een bericht 'alle geluiden uit' wordt ontvangen en als de 3e byte (mononummer) zich in het bereik van 0 - 16 bevindt, stelt het het corresponderende kanaal in op de modus Mono (Modus 4:m = 1). Als dit wordt ontvangen zal de volume-MSB op de systeemparameter van toepassing worden gebracht. Poly (besturingsnr.
Intern geheugen en bestandsbeheer Intern geheugen en bestandsbeheer Als u de MOTIF ES gebruikt, zult u vele verschillende soorten data creëren, waaronder voices, performances, songs en patronen. Deze sectie beschrijft hoe u de verscheidene typen data vast kunt houden en hoe u de geheugenapparaten/-media kunt gebruiken om ze op te slaan. Data vasthouden U kunt de data die u heeft gecreëerd via de volgende drie methoden vasthouden.
Intern geheugen en bestandsbeheer Geheugenstructuur Dit diagram geeft uitgebreid de relatie tussen de functies van de MOTIF ES en het inter ne geheugen en SmartMedia/USB-opslagapparaat aan.
Intern geheugen en bestandsbeheer Intern geheugen Hieronder vindt u verklaringen voor de basistermen die in de illustratie van de geheugenstructuur op de voorgaande bladzijde zijn gebruikt. ● Flash-rom ROM (Read Only Memory = alleen-lezen-geheugen) is geheugen dat specifiek ontworpen is om data uit te lezen en er kan derhalve geen data naartoe geschreven worden. In tegenstelling tot bij conventioneel ROM-geheugen, kan flash-rom worden overschreven — om uw eigen data erin te bewaren.
Modus Voice Play Naslaginformatie Modus voice ■ Voices creëren — basisprocedure U kunt uw originele voices creëren en bewerken door het instellen van diverse parameters in zowel de modus Voice Play als de modus Voice Edit, terwijl de modus Voice Job voorziet in enkele aan de basisparameter gerelateerde hulpmiddelen, zoals initialiseren en kopiëren.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Common Edit Bepaalt de toonhoogteovergangstijd. Hogere waarden resulteren in langere overgangstijden. PortaTime (portamentotijd) Instellingen: 0 ~ 127 PortaMode (portamentomodus) Bepaalt de modus voor de Portamento. Het gedrag van de portamento varieert, afhankelijk van of Mono/Poly is ingesteld op 'mono' of 'poly'. Instellingen: fingered, fulltime fingered ...........
Modus Voice Edit Normal Voice Edit [SF2] PLY MODUS (modus Play) Common Edit Via deze display kunt u verscheidene instellingen voor de toongenerator van deze synthesizer maken, en verschillende instellingen voor de Micro Tuning (stemschalen) toewijzen. Bepaalt of de voice monofoon (alleen enkele noten) of polyfoon (meerdere noten tegelijk) afspeelt.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Common Edit Bepaalt het zendniveau van het signaal dat van insertie-effect A/B (of het Bypass-signaal) naar het reverbeffect wordt verzonden. U kunt deze parameter ook met de knop REVERB op het bedieningspaneel aanpassen. RevSend Instellingen: 0 ~ 127 Bepaalt het zendniveau van het signaal dat van insertie-effect A/B (of het Bypass-signaal) naar het choruseffect wordt verzonden. U kunt deze parameter ook met de knop CHORUS op het bedieningspaneel aanpassen.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit [SF3] PLAY FX Common Edit Met deze Play Effect-parameters kunt u het afspelen van de arpeggio op handige en inter essante manieren besturen. Door de timing en aanslag van de noten te veranderen kunt u het ritmische 'gevoel' van de arpeggio veranderen. UnitMultiply (eenheid vermenigvuldigen) Pas de arpeggio-afspeeltijd aan. Als u bijvoorbeeld de waarde 200% instelt, zal de afspeeltijd worden verdubbeld (het tempo wordt gehalveerd).
Modus Voice Edit TempoSync Normal Voice Edit Common Edit Bepaalt of de LFO wel of niet wordt gesynchroniseerd aan het tempo van de arpeggio of sequencer (song of patroon). Instellingen: off (niet gesynchroniseerd), on (gesynchroniseerd) TempoSpeed Deze parameter is alleen beschikbaar als TempoSync hierboven is ingesteld op 'on'. Hiermee kunt u gedetailleerde nootwaarde-instellingen maken die bepalen hoe de LFO synchroon met de arpeggio of sequencer pulseert.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Common Edit [SF3] PHASE Bepaalt het startfasepunt voor de LFO-golf als deze wordt gereset. Phase Instellingen: 0, 90, 120, 180, 240, 270 Tijd Fase 0° Offset EL1 - EL4 (faseoffset voor element1 - element4) [SF4] BOX1 - 3 90° 180° 270° 120° 240° Bepaalt de offsetwaarden van de parameter Phase (hierboven) voor de respectievelijke elementen.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Element Edit InsB Ctgry (insertie B-categorie), InsB Type (insertie B-type) Bepaalt het effecttype voor insertie B. Reverb Type Bepaalt het effecttype voor reverb. Chorus Ctg (choruseffectcategorie), Chorus Typ (choruseffecttype) Bepaalt het effecttype voor chorus. Reverb Send Bepaalt het niveau van het geluid (van insertie A of B, of het bypass-signaal) dat naar het reverbeffect wordt gestuurd. De instelling '0' geeft geen reverbbewerking van het geluid.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit InsEffectOut (insertie-effectuitvoer) Element Edit Bepaalt welke insertie-effect (1 of 2) wordt gebruikt om elk afzonderlijke element te bewerken. Met de instelling 'thru' kunt u de insertie-effecten voor het aangegeven element omzeilen (bypass). (Deze parameter is gelijk aan 'EL:OUT' in de [F6] EFFECT → [SF1] CONNECT-display in de modus Normal Common Edit. Hier een instelling maken, verandert automatisch ook de instelling van die parameter.
Modus Voice Edit [SF3] PEG (toonhoogteenvelopegenerator) Normal Voice Edit Element Edit Via deze display kunt u alle tijd- en niveau-instellingen voor de Pitch EG maken, die bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid in de tijd verandert. Deze kunnen worden gebruikt om de verandering van de toonhoogte te regelen vanaf het moment dat er een noot wordt ingedrukt tot het moment waarop het geluid stopt.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Element Edit De functie van deze parameter varieert overeenkomstig het geselecteerde filtertype. Als het geselecteerde filter een LPF, HPF, BPF (met uitzondering van de BPFw) of BEF is, wordt deze parameter gebruikt om de resonantie in te stellen. Bij de BPFw wordt deze gebruikt om de Width (breedte) van de band aan te passen.
Modus Voice Edit FCenterKey Normal Voice Edit Element Edit Dit geeft aan dat de centrale noot voor de Cutoff Sensitivity (afsnijgevoeligheid) C3 is. Bij C3 blijft de klankkleur ongewijzigd. Bij andere gespeelde noten varieert de afsnijfrequentie overeenkomstig de specifieke noot en de instelling voor de Cutoff Sensitivity (afsnijgevoeligheid). Vergeet niet dat dit uitsluitend weergave is; de waarde kan niet worden gewijzigd.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Element Edit Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het Level (niveau) van de Amplitude EG. Bij positieve instellingen geldt: des te harder u het toetsenbord bespeelt, des te groter de volumeverandering. Negatieve instellingen doen het tegenovergestelde; des te zachter u speelt, des te groter de volumeveranderingen.
Modus Voice Edit Normal Voice Edit Element Edit [F5] LFO (laagfrequente oscillator) Via deze display beschikt u over een uitgebreide set regelaars voor de LFO voor elk afzonderlijke element. De LFO kan worden gebruikt om vibrato, wah, tremolo en andere speciale effecten te creëren, door deze op de toonhoogte-, filter- en de amplitudeparameters toe te passen. Bepaalt welke LFO-golfvorm wordt gebruikt om het geluid te variëren.
Modus Voice Edit Drum Voice Edit Common Edit Drum Voice Edit Als er een drumvoice wordt geselecteerd worden de voicebewerkingsparameters verdeeld in Common Edit (parameters die alle toetsen, tot 73, gemeen hebben) en Key Edit (parameters van afzonderlijke toetsen). [VOICE] → Selectie drumvoice → [EDIT] → [COMMON] Common Edit Deze parameters zijn voor het maken van algemene (of gemeenschappelijke) bewerkingen voor alle toetsen van de geselecteerde drumvoice.
Modus Voice Edit Category InsEFOut (insertie-effectuitvoer) Key Edit Bepaalt de categorie van de wave/normale voice. Als u naar een andere categorie omschakelt, zal de eerste wave/ normale voice in die categorie worden geselecteerd. OPM. n [SF2] OUTPUT Drum Voice Edit Voor meer informatie over de categorieën, raadpleegt u het afzonderlijke boekje Data List. Via deze display kunt u bepaalde uitvoerparameters voor de geselecteerde drumtoets instellen.
Modus Voice Edit Drum Voice Edit Key Edit [SF2] VEL SENS (aanslaggevoeligheid) Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter. Bij positieve instellingen geldt: des te harder u het toetsenbord bespeelt, des te hoger de afsnijfrequentie wordt. Bij negatieve instellingen geldt: des te harder u het toetsenbord bespeelt, des te lager de afsnijfrequentie wordt.
Modus Voice Edit Plug-in Voice Edit Common Edit Plug-in Voice Edit Deze parameters zijn in principe dezelfde als bij Normal Voice Edit. In tegenstelling tot normale voices, beschikken de pluginvoices slechts over één element voor bewerking. OPM. n Afhankelijk van het bepaalde pluginboard dat u gebruikt, kan het zijn dat sommige van de hier beschreven parameters niet beschikbaar zijn. Voor details, raadpleegt u de betreffende gebruikershandleiding van het pluginboard. OPM.
Modus Voice Edit Plug-in Voice Edit FMod (filtermodulatiediepte) Element Edit Bepaalt de besturingsdiepte van de modulatie van de filterafsnijfrequentie door de aftertouch van het toetsenbord. Des te hoger de instelling, des te groter de besturingsdiepte. Instellingen: 0 ~ 127 AMod (amplitudemodulatiediepte) Bepaalt de besturingsdiepte van de amplitudemodulatie door de aftertouch van het toetsenbord. Des te hoger de instelling, des te groter de besturingsdiepte.
Modus Voice Edit [F2] PITCH Via deze display kunt u verscheidene tijds- en niveau-instellingen maken voor de Pitch EG, die bepaalt hoe de toonhoogte van de pluginvoice in de tijd verandert. De volledige namen van de beschikbare parameters worden in het overzicht onder getoond, zoals ze in de display verschijnen.
Modus Voice Job [VOICE] → Selectie voice → [JOB] Modus Voice Job De modus Voice Job beschikt over verscheidene basishandelingen, zoals initialiseren en kopiëren. Na het via de geselecteerde display naar wens instellen van de parameters, drukt u op de knop [ENTER] om de job uit te voeren. [F1] INIT (initialiseren) Met deze functie kunt u alle voiceparameters naar hun standaardinstellingen terugzetten (initialiseren).
Aanvullende infomatie ■ Aanvullende informatie Micro Tuning-overzicht (stemschalen) [VOICE] → [EDIT] → [COMMON] → [F1] GENERAL → [SF2] PLY MODE → M.TuningNo./M.TuningRoot (blz. 190) 00 Type Equal Temp (gelijkzwevende temperatuur) M.TuningRoot Commentaar -- De 'compromis'-stemming die de afgelopen 200 jaar bij de westerse muziek het meest is gebruikt en die u op de meeste elektronische toetsinstrumenten aantreft.
Aanvullende informatie BEF12 (12 dB/oct bandeliminatiefilter) BEF6 (6 dB/oct bandeleminatiefilter) HPF12 (12 dB/oct hoogdoorlaat Filter) 12 dB/oct dynamisch hoogdoorlaatfilter. Niveau Resonantie Dual BPF (dubbel banddoorlaatfilter) Twee parallel verbonden 6 dB/oct banddoorlaatfilters. Afsnijbereik Niveau Afstand Frequentie Doorlaatbereik Doorlaatbereik Niveau Frequentie De onderste afsnijfrequentie wordt rechtstreeks in de display ingesteld.
Modus Voice Store Instelvoorbeeld van Filter Scaling (filterschaling) [VOICE] → [EDIT] → Selectie element → [F3] FILTER → [SF5] SCALE (blz. 199) De beste manier om Filter Scaling (filterschaling) te begrijpen is door een voorbeeld. Voor de instellingen die in de voorbeelddisplay onder worden getoond, is de basiswaarde voor de afsnijfrequentie 64, en de verschillende offsetwaarden bij de geselecteerde breekpuntinstellingen wijzigen die basiswaarde overeenkomstig.
Modus Performance Play Modus Performance ■ Performances creëren — basisprocedure U kunt uw originele performances creëren en bewerken door het instellen van diverse parameters in zowel de modus Performance Play als de modus Performance Edit, terwijl de modus Performance Job voorziet in enkele aan de basisparameter gerelateerde hulpmiddelen, zoals initialiseren en kopiëren.
Modus Performance Edit Common Edit [F5] EG (envelopegenerator) Deze display bevat de basis-EG-instellingen voor de performance, zowel volume als filter, alsook de afsnijfrequentie- van het filter en resonantie-instellingen De instellingen die hier worden gemaakt, worden als offsets op de AEG- en FEG-instellingen in de modus Performance Edit toegepast (blz. 218, 219). De parameters zijn gelijk aan die in de modus Voice Play. Zie blz. 189.
Modus Performance Edit Common Edit [SF2] MEQ (master-EQ) Via deze display kunt u een vijf-bands equalizer op alle parts van de geselecteerde performance toepassen. U kunt het signaalniveau op de frequentie van elke band (LOW, LOWMID, MID, HIGHMID, HIGH) verhogen of verlagen. Bepaalt of het gebruikte type equalizer Shelving of Peaking is.
Modus Performance Edit Common Edit [SF1] OUTPUT Bepaalt het uitgangsniveau van de Audio Input-part. Volume Instellingen: 0 ~ 127 Bepaalt de stereo panpositie van de Audio Input-part. Pan Instellingen: L63 (links) ~ C (midden) ~ R63 (rechts) Bepaalt het zendniveau van het signaal van de Audio Input-part dat naar het reverbeffect wordt verzonden. RevSend Instellingen: 0 ~ 127 Bepaalt het zendniveau van het signaal van de Audio Input-part dat naar het choruseffect wordt verzonden.
Modus Performance Edit Part Edit [SF2] INS SW (insertieschakelaar) De insertie-effecten kunnen tot op acht parts worden toegepast. Via deze display kunt u instellen op welke parts de insertie-effecten worden toegepast. [SF3] PLG-EF (plugineffect) Via deze display kunt u de aan het plugin-inser tie-effect gerelateerde parameters instellen, als het effectpluginboard PLG100-VH in deze synthesizer is geïnstalleerd.
Modus Performance Edit Part Edit [SF5] OTHER PB (pitchbend) Upper, PB (pitchbend) Lower Deze twee parameters zijn beschikbaar voor parts 1 - 4 waaraan de interne normale voices zijn toegewezen. Deze bepaalt het toonhoogteveranderingsbereik (in stappen van halve noten) van het pitchbendwiel voor de voice van de part. Een instelling voor Lower van -12 zou erin resulteren dat de toonhoogte maximaal één octaaf (12 halve noten) wordt verlaagd als het pitchbendwiel naar beneden wordt gedraaid.
Modus Performance Edit Part Edit [SF3] SELECT (uitgangsselectie) OutputSel (uitgangsselectie) Via deze display kunt u voor afzonderlijke parts het geluid aan onafhankelijke uitgangsaansluitingen toewijzen. Bepaalt de specifieke uitgang(en) voor de afzonderlijke part. U kunt elke afzonderlijke voice van de part toewijzen aan een specifieke hardware-uitgangsaansluiting op het achterpaneel. Instellingen: Zie blz. 31.
Modus Performance Job [SF4] AEG (amplitude-envelopegenerator) Via deze display kunt u de parameters voor de AEG (amplitude-envelopegenerator) voor elk van de parts instellen. Decay (decaytijd) Bepaalt elk van de parameters van de AEG voor elk van de parts. Merk alstublieft op dat sustainniveau niet voor de pluginpart beschikbaar is. Voor details over AEG, zie blz. 162.
Modus Performance Store [F3] COPY Via deze display kunt u partparameterinstellingen van elke performance, inclusief de momenteel bewerkte (maar nog niet opgeslagen) performance, kopiëren naar een bepaalde part van de performance die u aan het bewerken bent. Dit is handig als u een per formance creëert en enkele parameterinstellingen van een andere performance wilt gebruiken.
Modus Song Play Modus Song ■ Songs creëren — basisprocedure Songs bestaan uit de volgende drie datatypen: • MIDI-sequencedata (gecreëerd in de modus Song Record, modus Song Edit en modus Song Job) • Setupdata (gecreëerd in de modus Song Play) • Mixdata (gecreëerd in de modus Song Mixing/modus Mixing Edit en opgeslagen in de modus Song Mixing Store) Sla de mixinstellingen op in de modus Song Mixing Store om deze als songdata te archiveren en schrijf de complete song naar de SmartMedia/ het USB-opslagapparaa
Modus Song Record Modus Song Record Standby Bepaalt de MIDI-zendpoort voor de corresponderende track. Afspeeldata van tracks die zijn uitgezet, worden zonder poortsignaal via MIDI verzonden. Als u het interne toongeneratorblok gebruikt, is de poortinstelling hier beschikbaar voor de tracks die zijn toegewezen aan de pluginparts 1-3 (als er een single-pluginboard is geïnstalleerd) en de multi-pluginparts 17-32 (als de PLG100XG is geïnstalleerd).
Modus Song Record Event Modus Song Record Standby Deze parameter is beschikbaar als het opnametype op 'step' is ingesteld. Hier kunt u het eventtype aangeven dat moet worden ingevoerd. Instellingen: note (noot), p.bend (pitchbend), CC#000~#119 (besturingswijzigingsnr.) RecTrack Bepaalt de track die moet worden opgenomen. Door op de knop [F6] te drukken kunt u schakelen tussen Single Track-opname (enkele track) en All Track-opname (alle tracks).
Modus Song Record Tijdens songopname Stapsgewijs opnemen [F6] ALL TR (all tracks)/1TR (1 track) Door op de knop [F6] te drukken kunt u schakelen tussen Single Track-opname (enkele track) en All Track-opname (alle tracks). Tijdens songopname [SONG] → Selectie song → [I] (Record) → [F] (Play) Realtime opnemen Raadpleeg blz. 118 in de sectie Beknopte handleiding. Stapsgewijs opnemen Voorbeelden van stapsgewijs opnemen worden beschreven op blz. 238.
Modus Song Edit [F5] DELETE Druk hierop om de noot-events op de huidige cursorpositie daadwerkelijk te wissen. [F6] BAK DEL (terug wissen) Verplaatst de aanwijzer één stap terug en wist alle noten op die positie. OPM. n Per vergissing ingevoerde noten kunnen worden gewist door onmiddellijk nadat ze zijn ingevoerd op [F6] te drukken (voordat u de staptijdwaarde verandert).
Modus Song Job Deze events regelen het geluid en bepaalde responskarakteristieken van de voice, en worden gewoonlijk gegenereerd/opgenomen door een regelaar (zoals een modulatiewiel, knop, schuif of voetregelaar) te bewegen. ControlChange FCTRL NO (besturingsnummer) Bepaalt het besturingswijzigingsnummer. Instellingen: 000 ~ 127 OPM. n Voor details over de specifieke functies die aan elk van de nummers zijn toegewezen, zie blz. 182. FDATA Zie blz. 182. Instellingen: 000 ~ 127 Ch.
Modus Song Job OPM. n Zorg ervoor dat u de track (01~16, all) en het bereik (maat : tel : klokpuls) aangeeft waarop de job moet worden toegepast, voordat u de job 'Note data' uitvoert. 01: Quantize Quantizeren is het proces van het aanpassen van de timing van noot-events door ze dichter naar de dichtstbijzijnde exacte tel te verplaatsen. U kunt deze eigenschap bijvoorbeeld gebruiken om de timing van het spel dat in realtime is opgenomen, te verbeteren.
Modus Song Job Bepaalt het percentage waarmee de doorlaattijd van de doelnoten zal worden gewijzigd. Instellingen onder 100% verkorten de noten en instellingen boven 100% verlengen de noten proportioneel. Als de parameter Set All (boven) op iets anders dan 'off' is ingesteld, verschijnt deze waarde als '***' en kan deze niet worden gewijzigd. Rate Instellingen: 000% ~ 200%, *** Voegt een vaste waarde toe aan de via Rate aangepaste doorlaattijdwaarden. De instelling 0 geeft geen verandering.
Modus Song Job TR (track) 001 : 1 : 000 - 999 : 4 : 479 Bepaalt de track (01-16, all) en het bereik in maten/tellen/klokpulsen waarop de job wordt toegepast. Type Bepaalt hoe de akkoordnootdata worden gesorteerd. Instellingen: up, down, up&down, down&up up .................... De noten worden in oplopende volgorde gesorteerd. Voer de job Separate Chord uit om een gitaarachtige opwaartse aanslag te creëren, nadat u deze job met deze instelling heeft uitgevoerd. down................
Modus Song Job 04: Extract Event (event extraheren) Deze job verplaatst alle keren dat de aangegeven eventdata voorkomen in een aangegeven bereik van een track naar hetzelfde bereik in een andere track TR (track) 001 : 1 : 000 - 999 : 4 : 479 Bepaalt de track (01 - 16) en het bereik in maten/tellen/klokpulsen waarop de job wordt toegepast. EventType Selecteert het eventtype dat moet worden geëxtraheerd. Bepaalde noot- en besturingswijzigingsnummers kunnen desgewenst ook aangegeven worden.
Modus Song Job 08: Beat Stretch (tel uitrekken) Deze job voert tijdsexpansie of -compressie uit over het geselecteerde bereik. Vergeet niet dat deze handeling alle eventtiming, nootstaptijd en nootdoorlaattijd beïnvloedt. TR (track) 001 : 1 : 000 - 999 : 4 : 479 Bepaalt de track (01-16, all) en het bereik in maten/tellen/klokpulsen waarop de job wordt toegepast. Rate (verhouding) Bepaalt de hoeveelheid tijdsexpansie of -compressie als een percentage.
Modus Song Job 02: Exchange Track (track uitwisselen) Doeltracks voor de handeling Exchange (uitwisselen) (01-16) Deze job wisselt het aangegeven datatype tussen twee aangegeven tracks in de huidige song uit. Datatype dat wordt Datatype dat wordt uitgewisseld. Bepaalt de datatypen die worden uitgewisseld. Selecteer de gewenste typen door de betreffende vakjes aan te kruisen.
Modus Song Mixing 02: Split Song To Pattern (song opdelen naar patroon) Bronsongbereik (in maten) Met deze job kunt u een part van de huidige song – alle 16 tracks in een bepaald bereik aan maten – naar een aangegeven patroon kopiëren, waardoor u songdata kunt gebruiken om een patroon te creëren. PAS OP Deze job overschrijft alle reeds bestaande data in het bestemmingspatroon en de bestemmingssectie.
Modus Song Mixing Edit Common Edit [F6] 17-32/PLG1-3/1-16 U kunt schakelen tussen de display voor drie typen parts door op deze knop te drukken. 1 - 16 zijn parts van de interne toongenerator, 17 - 32 zijn multi-pluginparts van de optioneel geïnstalleerde PLG100-XG, en PLG1 - 3 zijn pluginparts van het optioneel geïnstalleerde singlepart-pluginboard. OPM. n OPM.
Modus Song Mixing Edit Part Edit [F5] AUDIO IN Via deze display kunt u parameters instellen die gerelateerd zijn aan de part Audio Input in de modus Song. De parameters zijn gelijk aan die in de modus Performance Common Edit. Zie blz. 214. [F6] EFFECT OPM. n Voor informatie over de effectverbindingen in de modus Song, zie blz. 180. [SF1] CONNECT Via deze display heeft u uitgebreide regelmogelijkheden over de effectverbindingen. De parameters zijn gelijk aan die in de modus Performance Common Edit.
Modus Song Mixing Job [F3] EQ (equalizer) Via deze display kunt u parameters instellen die aan de part-EQ gerelateerd zijn (blz. 178). De parameters zijn dezelfde als in Performance Part Edit. Zie blz. 218. [F4] TONE [SF1] TUNE Net als bij Performance Part Edit. Zie blz. 218. [SF2] FILTER Net als bij Performance Part Edit. Zie blz. 218. OPM. n [SF3] FEG (filterenvelopegenerator) OPM.
Modus Song Mixing Store Datatype van de bestemmingssong (momenteel geselecteerde song) Stel de part van de bestemmingssong in. Bestemmingspart (type): Part 1~16, PartP1~P3 (pluginpart 1~3), PartA1~A5 (audiopart 1~5), Arp, Effect (Reverb, Chorus) OPM. n Als u Arp (arpeggio) of Effect kiest, worden de arpeggiodata of effectinstellingen gekopieerd van de voice die aan de bronpart is toegewezen.
Aanvullende informatie ■ Aanvullende informatie Songtrackloop — instelvoorbeeld [SONG] → [F3] TRACK → [SF3] TR LOOP (trackloop) Stapsgewijs opnemen — voorbeelden blz. 222 In het voorbeeld onder is een song van 40 maten opgenomen en track 1 is ingesteld om 40 maten gewoon terug te spelen. Track 2 is ingesteld op loop, en zal worden herhaald tot de knop [J] (Stop) wordt ingedrukt. Afspelen Track 1 (data van 40 maten) [SONG] of [PATTERN] → [I] (Record) → [F1] SETUP → Type = step blz.
Aanvullende informatie • Voorbeeld 2 (de functie Tie (verbinden) gebruiken) 4 Volg vervolgens de onderstaande instructies om de volgende gepunteerde halve noot in te voeren. 1 Wijzig dit naar een kwartnoot (480). 1 2 Druk op de A en laat deze weer los. Stel de parameters in zoals hieronder geïllustreerd.
Aanvullende informatie • Voorbeeld 3 (De functie Rest (rust) gebruiken) 5 Voer de volgende kwartnoot C in, zoals hieronder aangegeven. 1 Wijzig deze waarde in 480, aangezien de rustwaarde een kwartnoot is. 1 Stel de parameters in zoals hieronder geïllustreerd. Stel de StepTime in op een kwartnoot (480) en de Gate Time op 80%. 2 Druk op de C en laat deze weer los. 2 Voer de eerste noot F in. Druk op de A en laat deze weer los.
Modus Pattern Play Modus Pattern ■ Patronen creëren — basisprocedure Patronen bestaan uit de volgende drie datatypen: • MIDI-sequencedata (gecreëerd in de modus Pattern Record, modus Pattern Edit en modus Pattern Job) • Setupdata (gecreëerd in de modus Pattern Play) • Mixdata (gecreëerd in de modus Pattern Mixing/modus Mixing Edit en opgeslagen in de modus Pattern Mixing Store) Sla de mixinstellingen op in de modus Pattern Mixing Store om deze als patroondata te archiveren en schrijf het complete patroon n
Modus Pattern Play [SF5] COPY Bronpatroonnummer, -frasenummer Als dit vakje is aangekruist worden samplevoices, die zijn toegewezen aan de bronfrase, als samplevoices naar de bestemmingsfrase gekopieerd, en toegewezen aan de corresponderende tracks in het geselecteerde patroon. Bestemmingsfrase en -track van het momenteel bewerkte patroon De userfrasen die kunnen worden toegewezen met de functie Patch zijn beperkt tot degene die onderdeel uitmaken van het momenteel geselecteerde patroon.
Modus Pattern Record [F2] COPY Bronbereik Eerste maat van de bestemming PAS OP [F3] SONG Modus Pattern Record Standby Via deze display kunt u alle patroonketenevents van een aangegeven maatbereik (bron) naar een bestemmingspositie kopiëren. Na het aangeven van het bronbereik in maten, de beginmaat van de bestemmingslocatie en NumberOfTimes (het aantal keer dat de data moeten worden gekopieerd), drukt u op de knop [ENTER] om de handeling Copy uit te voeren.
Modus Pattern Edit [PATTERN] → Selectie patroon → [I] (opnemen) → [F] (afspelen) Tijdens het patroonopnemen Realtime Record Raadpleeg blz. 110 in de sectie Beknopte handleiding. Step Record Voorbeelden van stapsgewijs opnemen staan beschreven op blz. 238. De parameters in de displays zijn dezelfde als in de modus Song Record. Zie blz. 224. [PATTERN] → Selectie patroon → [EDIT] Modus Pattern Edit Net als in de modus Song Edit. Zie blz. 225.
Modus Pattern Job 02: Copy Event (event kopiëren) Net als in de modus Song Job. Zie blz. 229. 03: Erase Event (event wissen) Net als in de modus Song Job. Zie blz. 229. OPM. n In tegenstelling tot in de modus Song Job, kunnen 'Tempo', 'Scene Memory' (scene-geheugen) of 'Track Mute' (track dempen) niet als event-typen worden geselecteerd. 04: Extract Event (event extraheren) Net als in de modus Song Job. Zie blz. 230. 05: Create Continuous Data (continue data creëren) Net als in de modus Song Job.
Modus Pattern Job 06: Get Phrase From Song (neem frase uit song) Deze job kopieert een segment sequencetrackdata van een song naar de aangegeven bestemmingsfrase. Na het aangeven van de/het bronsong/brontrack/bronbereik in maten die moeten worden gekopieerd, de bestemmingsfrase en het aankruisen van het keuzevakje Copy Sample (sample kopiëren), drukt u op de knop [ENTER] om deze job uit te voeren.
Modus Pattern Job 04: Normalize Play Effect (speeleffect normaliseren) Deze job herschrijft de data in de geselecteerde track zodat deze de huidige Grid Groove-instellingen bevat. Na het aangeven van een track (TR 01-16) waarop deze job moet worden toegepast, drukt u op de knop [ENTER] om deze job uit te voeren.
Modus Pattern Mixing Als dit vakje is aangekruist worden samplevoices (als het bronpatroon deze bevat) naar het bestemmingspatroon gekopieerd. Sample OPM. n Als het keuzevakje KEEP ORIGINAL PHRASE is aangekruist, vereist deze job twee keer zoveel lege userfrasen, die gebruikt worden voor het opslaan van de toegevoegde frasedata, als het aantal tracks dat data bevat. Als de vereiste ruimte niet beschikbaar is, zal er een waarschuwingsbericht verschijnen en de job zal worden afgebroken.
Modus Mixing Voice Edit Common Edit Modus Mixing Voice ■ Mixvoices creëren — basisprocedure De modus Mixing Voice beschikt over nagenoeg dezelfde normale voicebewerkingsparameters als de modus Voice, met als belangrijkste uitzondering dat deze voices speciaal voor gebruik met de songs en patronen bedoeld zijn, en dat ze specifiek als mixvoices worden opgeslagen. Met de job Mixing Voice kunt u aanvullende functies zoals kopiëren en wissen gebruiken.
Modus Mixing Voice Job Modus Mixing Voice Job [SONG] of [PATTERN] → [MIXING] → [F5] VCE ED → [JOB] De modus Mixing Voice Job beschikt over twee basishandelingen, kopiëren en wissen. Na het via de geselecteerde display naar wens instellen van de parameters, drukt u op de knop [ENTER] om de job uit te voeren.
Modus Sampling Record Als de modus Sampling via de modus Voice/Performance wordt geactiveerd Modus Sampling ■ Samples creëren — basisprocedure In de modus Sampling kunnen de volgende drie typen data worden gecreëerd. • Waveform: Gecreëerd door een sample op te nemen. • Samplevoice: Gecreëerd door een sample op te nemen (afhankelijk van de instellingen gemaakt voor het opnemen) in de modus Sampling via de modus Song/modus Pattern. De resulterende waveform kan aan een samplevoice worden toegewezen.
Modus Sampling Record Als de modus Sampling via de modus Voice/Performance wordt geactiveerd Bepaalt de opnamebron. Source (bron) Instellingen: A/D, resample, AIB2, mLAN1~4 A/D ...................Analoog audio via de aansluitingen A/D INPUT worden als de opnamebron herkend. resample ..........
Modus Sampling Record Als u de modus Sampling via de modi Song of Pattern activeert Als u de modus Sampling via de modi Song of Pattern activeert In dit geval kunt u een waveform of samplevoice creëren door geluiden op te nemen die worden ingevoerd vanaf externe apparaten zoals een microfoon en audioapparatuur. [F1] DEST (bestemming) Via deze display kunt u de bestemmingslocatie bepalen waarop de opgenomen sample zal worden opgeslagen.
Modus Sampling Record Als u de modus Sampling via de modi Song of Pattern activeert WAITING (op triggering wachten of op punch-in wachten) Als de modus Trigger is ingesteld op 'level' (niveau) in de display Sampling Standby, drukt u nogmaals op de knop [F6] REC om de toestand Trigger Waiting (op triggering wachten) te activeren; het menu [F6] wijzigt in 'STOP'. In deze toestand zal het samplen beginnen zodra er een ingangssignaal wor dt ontvangen dat het aangegeven trigger niveau overschrijdt.
Modus Sampling Edit Measure (maat) Bepaalt het aantal maten in de sample die in plakjes moet worden gesneden. Als de handeling Slice is uitgevoerd, worden de sequencedata voor het corresponderende aantal aangegeven maten gecreëerd. De sequencedata worden van het begin van de huidige maat gecreëerd, waar het samplen wordt begonnen. Instellingen: 1~8 Bepaalt de maatsoort van de sample. De instelling hier vormt de basiseenheid voor het in plakjes snijden.
Modus Sampling Job PlayMode (terugspeelmodus) Bepaalt hoe de geselecteerde sample moet worden teruggespeeld. Instellingen: oneshot, reverse, loop oneshot ............De sample speelt één keer terug van het begin- tot het eindpunt. reverse .............De sample speelt één keer achterstevoren terug van het begin- tot het eindpunt. loop ..................Het afspelen van de sample begint vanaf het beginpunt, gaat door tot het loop-punt, en herhaalt vervolgens eindeloos tussen het loop- en het eindpunt. OPM.
Modus Sampling Job 04: Move (verplaatsen) Met deze job kunt u de data van een sample, die zich in aangegeven Key Bank (toetsbank) bevindt, naar een andere Key Bank (toetsbank) verplaatsen. Dit zou handig kunnen zijn voor het creëren van een nieuwe waveform van de samples of verscheidene andere reeds bestaande waveforms. Na het aangeven van de bron-waveform en -toetsbank, alsook de bestemmings-waveform en -toetsbank, drukt u op de knop [ENTER] om de job Move (verplaatsen) uit te voeren.
Modus Sampling Job Bepaalt de lengte van de fade-in of fade-out. Als er een fade-in is geselecteerd, bepaalt deze parameter de lengte van de fade-in, te beginnen op het aangegeven beginpunt. Als er een fade-out is geselecteerd, bepaalt deze parameter de lengte van de fade-out, te beginnen aan het begin van de fade-out en eindigend op het aangegeven eindpunt.
Modus Sampling Job 04: Name (benoemen) Met deze job kunt u een naam aan de geselecteerde waveform toewijzen. Voor specifieke instructies over het benoemen, raadpleegt u blz. 53 in de sectie Basisbediening. [F3] OTHER 01: Clean Up Memory (geheugen opschonen) Deze job wist alle waveforms waaraan geen uservoices of samplevoices zijn toegewezen. 02: Optimize Memory (geheugen optimaliseren) Deze job optimaliseert het geheugen (DRAM) voor samplen.
Modus Utility Modus Utility De modus Utility beschikt over een verscheidenheid aan belangrijke instellingen die gerelateerd zijn aan de algemene werking van de MOTIF ES. Deze instellingen kunnen ook worden opgeslagen — druk gewoon op de knop [STORE] vanuit een willekeurige modus (met uitzondering van de modus Utility Job) en sla de data als systeeminstellingen op in het interne flash-rom (blz. 186). U kunt de instellingen ook wegschrijven naar een SmartMedia/USB-opslagapparaat in de modus File.
Modus Utility System FReverb Als dit is ingesteld op aan en de knop [SYSTEM] is aangezet, wordt het reverb-effect omzeild (bypass). FChorus Als dit is ingesteld op aan en de knop [SYSTEM] is aangezet, wordt het choruseffect omzeild (bypass). OPM. n Voor details over de effecten, zie blz. 177. [SF4] OTHER AutoLoad Bepaalt of de functie Auto Load aan of uit is.
Modus Utility [SF1] MEQ (master-EQ) Via deze display kunt u vijf-bands equalizing op alle voices toepassen, door het niveau van elk van de frequentiebanden (LOW, LOWMID, MID, HIGHMID, HIGH) te verhogen of verlagen. De parameters zijn dezelfde als bij Performance Common Edit. Zie blz. 214. Instellingen: Voor details over EQ, zie blz. 178. [SF2] MEF (mastereffect) Via deze display kunt u de aan mastereffect gerelateerde parameters instellen die op alle voices worden toegepast.
Modus Utility SongEventChase Met Event Chase kunt u aangeven welke niet-nootdatatypen juist wor den herkend tijdens snel-vooruitspoel- en terugspoelhandelingen. Normaal gesproken als er een song of patroon vanaf ergens halverwege wordt afgespeeld en/of snel-vooruit of terugspoelen wordt gebruikt, kunnen bepaalde datatypen (zoals programmawijziging, pitchbend, en besturingswijziging) anders terugspelen dan verwacht.
Modus Utility KBDTransCh (toetsenbordzendkanaal ) Bepaalt het MIDI-kanaal waarover het instrument MIDI-data stuurt (naar een externe sequencer, toongenerator of ander apparaat). Deze parameter is beschikbaar in de monotimbrale toongeneratormodus (modi Voice/Performance). Instellingen: 1~16, off OPM.
Modus Utility Job [SF4] OTHER MIDI IN/OUT Bepaalt welke fysieke uitgangsaansluiting(en) zal/zullen worden gebruikt voor het zenden/ontvangen van MIDI-data: MIDI IN/OUT, USB of mLAN (als de optionele mLAN16E is geïnstalleerd). Instellingen: MIDI, USB, mLAN OPM. n De drie typen aansluitingen hierboven kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. Slechts één ervan kan worden gebruikt om MIDI-data te verzenden/ontvangen.
Modus File Modus File De modus File voorziet in hulpmiddelen voor het overdragen van data tussen het instrument en verscheidene opslagmedia en -apparaten, zoals SmartMedia-kaarten, harddisks en compacte flash-apparaten. OPM. n Voor details over SmartMedia en USB-opslagapparaten, zie blz. 27. OPM. n Voor details over de relatie tussen data die op deze synthesizer zijn geproduceerd en de bestanden voor het opslaan, zie blz. 186. Modus File OPM.
Modus File [F4] RENAME Selecteer het gewenste filetype. Selecteer de file/map die moet worden Via deze display kunt u files of mappen op het geselecteerde SmartMedia/USB-opslagapparaat herhernoemd. noemen, met tot acht alfabetische en numerieke lettertekens. Files worden benoemd zoals vastgelegd in de afspraken voor het geven van namen bij MS-DOS.
Aanvullende informatie ■ Aanvullende informatie 4 Selectie file ( )/map ( ) Selecteer het medium dat moet worden geformatteerd. Verplaats de cursor naar de instelling voor Format en selecteer 'CARD' of 'USB'. Geef indien nodig het sleufnummer rechtsboven in de display aan als 'USB' is geselecteerd, en selecteer de partitie die moet worden geformatteerd bij Type in de tweede regel van de display.
Aanvullende informatie Filetypen waar de MOTIF ES mee om kan gaan Filetypen die kunnen worden weggeschreven van het instrument naar de SmartMedia/het USB-opslagapparaat [FILE] → [F2] SAVE → TYPE TYPE Fileextensie* Dir Omschrijving Als dit is ingesteld op 'TYPE' worden alleen de directories (mappen) weergegeven in het keuzevakje file/map en de wegschrijfhandeling kan niet worden uitgevoerd. All .
Aanvullende informatie TYPE Fileextensie* Omschrijving AllPattern .W7P Files van het type 'All Pattern' die naar de SmartMedia/het USB-opslagapparaat zijn weggeschreven, kunnen worden geladen en in het instrument worden teruggezet. Pattern .W7A .W7P .MID Een bepaalde song in een file, die als type 'All' of 'All Pattern' is weggeschreven naar de SmartMedia/het USB-opslagapparaat, kan afzonderlijk worden geselecteerd en in het instrument worden geladen.
Modus Master Play Modus Master ■ Masters creëren — basisprocedure Met de modus Master kunt u speciale programmacombinaties bespelen en bewerken die 'Masters' worden genoemd. Een master kan tot vier verschillende voices of performances bevatten, die elk aan een afzonderlijke MIDI-zone zijn toegewezen. Het kan ook bepaalde songs of patronen bevatten. Daardoor kunt u het instrument precies zo instellen als u nodig heeft voor live-optredens, door de masters schakelen in de volgorde dat u ze nodig heeft.
Modus Master Edit Common Edit [MASTER] → Selectie master → [EDIT] → [COMMON] Common Edit Deze parameters zijn voor het maken van globale (of gemeenschappelijke) bewerkingen van alle vier de zones van de geselecteerde master. [F1] NAME (benoemen) Via deze display kunt u een naam voor de master creëren. Voor instructies over het benoemen, raadpleegt u blz. 53 in de sectie Basisbediening.
Modus Master Job Zone Edit MW (modulatiewiel) Bepaalt of er wel of niet MIDI-berichten die worden gegenereerd door het modulatiewiel te gebruiken, naar de interne en externe toongenerator worden gezonden. RB (ribboncontroller) Bepaalt of er wel of niet MIDI-berichten die worden gegenereerd door de ribboncontroller te gebruiken, naar de interne en externe toongenerator worden gezonden.
Modus Master Store Zone Edit [F4] BULK (bulkdump) Met deze functie kunt u al uw bewerkte parameterinstellingen van de momenteel geselecteerde master naar een computer of een ander MIDI-instrument verzenden, voor data-archivering. Zie voor details blz. 185. OPM. n Om bulkdump uit te kunnen voeren, zult u het juiste MIDI-apparaatnummer in moeten stellen via de volgende handeling: [UTILITY] → [F5] MIDI → [SF1] CH → DeviceNo.
Informatiedisplays Appendix Informatiedisplays De handige informatiedisplays laten u in een oogwenk enkele van de belangrijkere instellingen zien die relevant zijn voor elk van de modi. Selecteer de gewenste modus, druk vervolgens op de knop [INFORMATION] om de informatiedisplay voor die modus op te roepen. Om de display te verlaten drukt u nogmaals op de knop (of op een willekeurige andere paneelknop).
Informatiedisplays Modus Pattern Modus File ● Modus Pattern Play Geeft de hoeveelheid momenteel ongebruikt (beschikbaar) geheugen (DRAM) aan voor patroonfraseopname. ● Modus Pattern Mixing Net als in de modus Song Mixing. ● Modus Mixing Voice Edit Card Free/USB Free Geeft de hoeveelheid momenteel beschikbaar (ongebruikt) geheugen van de SmartMedia aan die in de kaartsleuf is geplaatst, of van het USB-opslagapparaat dat op de MOTIF ES is aangesloten. Partition Net als in de modus Voice.
Displayberichten Displayberichten Uitleg Bevestigt of u een aangegeven handeling wel of niet wilt uitvoeren. Druk naar wens op [INC/YES] of [DEC/NO]. Arp memory full Het interne geheugen voor arpeggiodata is vol, waardoor de opgenomen sequencedata niet als arpeggio kan worden opgeslagen. Arpeggio type stored Het huidige arpeggiotype is onder één van de knoppen [SF1] - [SF5] opgeslagen. Bad disk or card. De SmartMedia of het USB-opslagapparaat is niet te gebruiken.
Displayberichten LCD-aanduiding Appendix 278 Uitleg No response from USB device Er komt geen reactie van het USB-apparaat dat is aangesloten op de aansluiting USB TO DEVICE. No sample data. Dit bericht verschijnt als een sample-gerelateerde job niet kan worden uitgevoerd omdat de aangegeven sample niet beschikbaar is. Not empty folder U heeft geprobeerd een map te wissen die data bevat. Now checking plug-in board.
Problemen oplossen Problemen oplossen Er wordt geen geluid geproduceerd, zelfs niet als het toetsenbord wordt bespeeld. • Zijn alle vier de CS-schuiven ingesteld op geschikte niveaus (anders dan nul of minimum)? ...................................................................................blz. 51 • Controleer de waarde van de [UTILITY] → [F1] GENERAL → [SF1] TG → Parameter Volume. ..............................................................................blz.
Problemen oplossen Toonhoogte of intervallen kloppen niet • Is de parameter Master Tune in de [UTILITY] → [F1] GENERAL → [SF1] TG-display op een andere waarde dan '0' ingesteld? .......................... blz. 260 • Is de parameter Note Shift in de [UTILITY] → [F1] GENERAL → [SF1] TG-display op een andere waarde dan '0' ingesteld? .............................. blz.
Problemen oplossen ■ Het drumgeluid klopt niet of is anders dan verwacht als de transponeerwaarde wordt veranderd. • Dit is normaal. Het veranderen van de transponeerinstelling terwijl er een drumvoice wordt bespeeld, zal andere geluiden voor dezelfde bespeelde toets geven. Microfoon werkt niet goed • Controleer de huidige modus. In de modus Voice en modus Voice Edit wordt de part A/D, die het microfoongeluid verwerkt, niet herkend .................blz.
Het installeren van optionele hardware Het installeren van optionele hardware Beschikbare apparaten De volgende optionele apparaten kunnen in de MOTIF ES worden geïnstalleerd. ● Pluginboards ● AIEB2 of mLAN16E ● DIMM Er kunnen tot drie boards worden geïnstalleerd.
Het installeren van optionele hardware Het installeren van optionele pluginboards Er zijn een aantal optionele pluginboards leverbaar om de voices van uw instrument mee uit te breiden. Voor details over het assortiment pluginboards die met de MOTIF ES gebruikt kunnen worden, zie blz. 74. De MOTIF ES beschikt over drie sleuven voor pluginboards op het achterpaneel, waardoor u tot drie boards voor gelijktijdig gebruik kunt installeren. OPM.
Het installeren van optionele hardware 5 Leid het einde van de kabel om en sluit deze aan op het board, terwijl het board nog iets uit het uitbreidingsvak uitsteekt. Zorg ervoor de juiste kabel aan te sluiten, waarbij de juiste kleur van de kabel voor de sleuf wordt gebruikt. Let er ook op niet te hard aan de kabel te trekken als u deze aansluit op het board. Pluginaansluiting Druk de aansluitingen samen tot de twee nokjes in de uitsparingen klikken.
Het installeren van optionele hardware Het installeren van de optionele AIEB2 of mLAN16E Door het installeren van een optioneel mLAN-uitbreidingsboard (mLAN16E) of een I/O-uitbreidingsboard (AIEB2) kunt u de in-/ uitgangscapaciteit en interfacemogelijkheden van de MOTIF ES uitbreiden. De AIEB2 installeren MOTIF ES6 / MOTIF ES7 1 Zet de MOTIF ES uit en haal het netsnoer los. Zorg er ook voor dat de MOTIF ES wordt losgekoppeld van alle aangesloten externe apparaten.
Het installeren van optionele hardware 4 Verwijder de drie schroeven van de achterdeksel terwijl u deze met uw linkerhand vanaf de binnenkant van de MOTIF ES vasthoudt. 6 Haal de AIEB2 uit zijn verpakking. De AIEB2 heeft één lintkabel en twee voedingskabels. Aangezien deze twee voedingskabels niet worden gebruikt bij de installatie in de MOTIF ES, kunt u ze van de AIEB2 loshalen. AIEB2 Verwijder de twee voedingskabels.
Het installeren van optionele hardware 8 Sluit de voedingskabel die uit de MOTIF ES komt aan op de AIEB2. Sluit de 3-pins kabel aan op de aansluiting CN3 van de AIEB2, en de 4-pins kabel op de aansluiting CN1. 10 Laat de lintkabel in de plaats tussen de AIEB2 en de printplaat van de MOTIF ES zakken. Onderkant van de MOTIF ES Schuif de lintkabel in de ruimte tussen de MOTIF ES en de AIEB2.
Het installeren van optionele hardware De mLAN16E installeren 7 Bevestig de mLAN16E aan de MOTIF ES. 1~4 Verwijder de deksel aan de onderkant van de MOTIF ES en haal vervolgens de deksel van het mLAN-I/O-uitbreidingsvak los, via dezelfde procedure als bij stap 1 - 4 van 'De AIEB2 installeren', hiervoor. Draai de component om, zodat de onderkant van de component is te zien, en zo dat alle aansluitingen van de mLAN vanaf de achterkant van de MOTIF ES zijn te zien.
Het installeren van optionele hardware Het installeren van optionele DIMM Dit gedeelte legt uit hoe DIMM-geheugenmodules in de MOTIF ES te installeren. Compatibele DIMMs Locatie voor DIMM-installatie De MOTIF ES ondersteunt niet noodzakelijkerwijs alle commercieel beschikbare DIMMs. Yamaha kan de werking van DIMMs die u aanschaft niet garanderen.
Verklarende woordenlijst Verklarende woordenlijst Deze sectie verklaart de woorden en termen die niet in deze handleiding zijn behandeld. Een andere bron voor het opzoeken van onbekende technische termen die te maken hebben met muziek, synthese en audio, is een speciale website die we voor u hebben gemaakt: de verklarende woordenlijst voor elektronische muziekinstrumenten. Als u een muziek- of technische term tegenkomt die u niet kent, klik dan op de volgende URL.
Verklarende woordenlijst P Parameter Een instelling of data-item die u in de verscheidene modus- en submodusdisplays kunt bewerken. Part Dit verwijst naar geluidsproducerende secties in het toongeneratorblok die een song, patroon of performance vormen. In de modus Performance staan alle vier parts op hetzelfde MIDI-kanaal ingesteld; in de modus Song/Pattern kan elk van de parts onafhankelijk aan een specifiek MIDI-ontvangstkanaal worden toegewezen.
Specificaties Specificaties Toetsenbord MOTIF ES8 MOTIF ES7 MOTIF ES6 88 toetsen, toetsenbord met gebalanceerd hamereffect, (aanslaggevoelig/aftertouch) 76 toetsen, FS-toetsenbord (aanslaggevoelig/aftertouch) 61 toetsen, FS-toetsenbord (aanslaggevoelig/aftertouch) Toongeneratorblok Toongenerator AWM2 (ondersteunt het Modular Synthesis Plug-in System) Polyfonie 128 noten + de polyfonie van het pluginboard (indien geïnstalleerd) Multitimbrale capaciteit 16 parts (intern) + 3 of meer pluginboardparts
Specificaties Sequencerblok Overige Nootcapaciteit Ongeveer 226.
Index Index Getallen 1/4 Shift (1/4-verschuiving) .................................. 1/4 tone (1/4-toonsysteem) .................................. 1/8 tone (1/8-toonsysteem) .................................. 1st-on ............................................................. 209 209 209 193 A A/D Input ........................................................ 165 Aansluiting AC INLET (netsnoeraansluiting) ............... 24 Aansluiting BREATH(-controller) ..............................
Index , , , , , , , , , , , , , , , , F Fabrieksinstellingen ............................................. 44 Fade In/Out ...................................................... 257 FadeInTime ...................................................... 201 FadeOut .......................................................... 193 Favoriete categorie .............................................. 63 FC1 (voetregelaar 1) ................................. 214 219 FC2 (voetregelaar 2) .........................
Index , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , Modus Performance Play ..............................46 212 Modus Performance Store .............................46 220 Modus Sampling .........................................46 251 Modus Sampling Edit ...................................46 255 Modus Sampling Job ...................................46 256 Modus Sampling Record ...............................46 251 Modus Song ..............................................
Index Stapsgewijs opnemen ........................................ 168 Start ............................................................... 254 Start (Startpunt) ................................................. 108 Startpunt ......................................................... 176 StartStep ......................................................... 228 StartVelo ......................................................... 228 STATUS .......................................................... 265 Status .
FCC INFORMATION (U.S.A.) 1. IMPORTANT NOTICE: DO NOT MODIFY THIS UNIT! This product, when installed as indicated in the instructions contained in this manual, meets FCC requirements. Modifications not expressly approved by Yamaha may void your authority, granted by the FCC, to use the product.
Neem contact op met uw dichtstbijzijnde Yamaha-vertegenwoordiging of geautoriseerde distributeur die hieronder staan opgesomd, voor details over producten. NORTH AMERICA CANADA Yamaha Canada Music Ltd. 135 Milner Avenue, Scarborough, Ontario, M1S 3R1, Canada Tel: 416-298-1311 U.S.A. Yamaha Corporation of America 6600 Orangethorpe Ave., Buena Park, Calif. 90620, U.S.A. Tel: 714-522-9011 CENTRAL & SOUTH AMERICA MEXICO Yamaha de México S.A. de C.V. Calz. Javier Rojo Gómez #1149, Col. Guadalupe del Moral C.
GEBRUIKERSHANDLEIDING Yamaha-website: http://www.yamaha.nl Yamaha Manual Library (handleidingenbibliotheek) http://www.yamaha.co.jp/manual/dutch/ U.R.G., Pro Audio & Digital Musical Instrument Division, Yamaha Corporation © 2003 Yamaha Corporation Nederlandstalige handleiding geproduceerd door TerrActs (www.terracts.nl) i.o.v.