Operation Manual

Naslaginformatie Modus Performance
Modus Performance Edit Common Edit
214
Gebruikershandleiding
[SF2] MEQ (master-EQ)
Via deze display kunt u een vijf-bands equalizer op alle parts van de geselecteerde performance toepassen. U kunt
het signaalniveau op de frequentie van elke band (LOW, LOWMID, MID, HIGHMID, HIGH) verhogen of verlagen.
SHAPE
Bepaalt of het gebruikte type equalizer Shelving of Peaking is. Het type Peaking verzwakt/versterkt het signaal op de
aangegeven frequentie-instelling, terwijl het type Shelving het signaal op frequenties boven of onder de aangegeven
frequentie-instelling verzwakt/versterkt. Deze parameter is alleen beschikbaar voor de frequentiebanden LOW en HIGH.
Instellingen: shelv (type Shelving), peak (type Peaking)
FREQ (frequentie) Bepaalt de middenfrequentie. Frequenties rond dit punt worden door de instelling Gain verzwakt/versterkt.
Instellingen: LOW: Shelving 32 Hz ~ 2.0 kHz, Peaking 63 Hz ~ 2.0 kHz
LOWMID, MID, HIGHMID: 100 Hz ~ 10.0 kHz
HIGH: 500 Hz ~ 16.0 kHz
GAIN
Bepaalt de niveauversterking voor de frequentie (hierboven ingesteld), of de mate waarin de geselecteerde frequentie-
band wordt verzwakt of versterkt.
Instellingen: -12 dB ~ 0 dB ~ +12 dB
Q (frequentiekarakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau bij de frequentie-instelling om verschillende curvekarakteristieken voor de fr equentie te creëren.
Instellingen: 0.1 ~ 12.0
n Voor details over de EQ, zie blz. 178.
[SF3] MEF (mastereffect)
Via deze display kunt u aan het Mastereffect gerelateerde parameters instellen. Deze display kan worden opgeroepen
door op de knop [MASTER EFFECT] op het bedieningspaneel te drukken en deze ingedrukt te houden.
Switch
Bepaalt of het mastereffect wel of niet op de geselecteerde performance wordt toegepast. U kunt deze aan- of uitzetten
door op de knop [MASTER EFFECT] op het bedieningspaneel te drukken.
Instellingen: off, on
Type Bepaalt het type mastereffect.
Instellingen: Raadpleeg het effecttypenoverzicht in het afzonderlijke boekje Data List.
n De beschikbare parameters, met uitzondering van de twee hierboven, verschillen afhankelijk van het momenteel geselecteerde effecttype. Voor meer informatie,
raadpleegt u het afzonderlijke boekje Data List.
[F3] ARP (arpeggio)
Via deze display kunt u de aan arpeggio gerelateerde parameters instellen.
[SF1] TYPE
Net als bij Normal Voice Common Edit. Zie blz. 191.
[SF2] LIMIT
[SF3] PLAY FX (speeleffecten)
[SF4] OUT CH (uitgangskanaal)
Via deze display kunt u een afzonderlijk MIDI-uitvoerkanaal voor de arpeggio-afspeeldata instellen, waardoor u de
arpeggio via een externe toongenerator of synthesizer kunt laten klinken.
OutputSwitch Als dit is ingesteld op aan, worden de arpeggioafspeeldata via MIDI uitgevoerd.
Instellingen: on, off
TransmitCh
Bepaalt het MIDI-zendkanaal voor de arpeggioafspeeldata. Bij de instelling 'KbdCh' wor den de arpeggioafspeeldata
via het zendkanaal van het MIDI-instrument uitgevoerd ([UTILITY] [F5] MIDI KBDTransCh).
Instellingen: 1 ~ 16, KbdCh (instrumentkanaal)
[F4] CTL ASN (regelaartoewijzing)
U kunt besturingswijzigingsnummers aan de hieronder opgesomde regelaars toewijzen, waardoor u de hardwareregelaars op het instrument gebruikt om het geluid
van externe MIDI-apparaten te veranderen, via de geschikte MIDI-berichten. Als de MOTIF ES besturingswijzigingsdata ontvangt die corr espondeert met de instel-
lingen hier, reageert de interne toongenerator alsof de regelaars van het instrument werden gebruikt.
BC (breathcontroller) Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt gegenereerd als u ademdruk op de breathcontroller toepast, die
op de aansluiting BREATH is aangesloten.
RB (ribboncontroller) Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt gegenereerd als u met uw vinger over het oppervlak van de
ribboncontroller strijkt.
RBMode
(modus Ribbon Controller)
Bepaalt of de ribboncontrollerwaarde terugkeert naar de middenwaarde als u uw vinger van de ribboncontroller
afhaalt (reset), of dat de waarde wordt vastgehouden op de waarde van het laatste contactpunt (hold=vasthouden).
AS1 (toewijzing 1),
AS2 (toewijzing 2)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt gegenereerd als u aan KN3 (knop3) of KN4 (knop4) draait, terwijl
zowel het lampje [PAN/SEND] als het lampje [TONE] zijn aangezet.
FC1 (voetregelaar 1)
FC2 (voetregelaar 2)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt gegenereerd als u de voetregelaar gebruikt die op de aansluiting
FOOT CONTROLLER is aangesloten.
n Vergeet niet dat de functies van deze regelaars die hier worden ingesteld, niet worden veranderd voor de interne toongenerator. De regelaartoewijzingen voor de
MOTIF ES zelf zijn afhankelijk van de instellingen van de voices die aan elk van de parts zijn toegewezen.
[F5] AUDIO IN
Het audiosignaal dat binnenkomt via de aansluiting A/D INPUT, mLAN-aansluiting (als de optionele mLAN16E in deze synthesizer is geïnstalleerd), de aansluiting
DIGITAL IN of OPTICAL IN (als de optionele AIEB2 in deze synthesizer is geïnstalleerd) kan als een Audio Input-part worden behandeld. U kunt verscheidene
parameters zoals de effectinstellingen op deze part toepassen, net als bij de andere parts.
n Voor details over de Audio Input-parts, zie blz. 165.
OPM.
OPM.
OPM.
OPM.