Operation Manual

99
NEDERLANDS
Instellen van Dolby ruisonderdrukking (in stap 2)
DOLBY NR (OFF/ B/ C/MPX) toets
Met elke druk op de toets schakelt de Dolby
ruisonderdrukking als volgt:
B(MPX OFF) Met DOLBY B NR ingeschakeld
andere bronnen opnemen
Alleen de
B indicator licht op.
C(MPX OFF) Met DOLBY C NR ingeschakeld
andere bronnen opnemen
Alleen de
C indicator licht op.
B MPX ON Een FM-uitzending met DOLBY B NR
opnemen
De
B en MPX FILTER indicators
lichten op.
C MPX ON Een FM-uitzending met DOLBY C NR
opnemen
De
C en MPX FILTER indicators
lichten op.
OFF Geen ruisonderdrukking
Geen indicator licht op.
÷ MPX FILTER:
FM-zenders zenden behalve het programma ook een
19 kHz pilootensignaal. Het pilootensignaal kan soms
afhankelijk van de omstandigheden in de audio
doorlekken. De Dolby ruisonderdrukkingssystemen
werken hierdoor niet juist. Activeer echter de MPX filter
(stand B TYPE/C TYPE MPX ON ingeschakeld) om dit
signaal te onderdrukken.
AUTO TAPE TUNING toets (in stap 4)
Door tijdens instelling van de opnamepauzefunctie op
deze toets te drukken, zal het “Auto Tape Tuning”
systeem in werking treden hetgeen de optimale
opnamecondities (voormagnetisatiespanning en
opnamegevoeligheid) instelt overeenkomstig de
karakteristieken van de geplaatste cassette. Deze
instelling zal ongeveer 20 seconden duren. Alvorens op
de AUTO TAPE TUNING toets te drukken voor het maken
van de instelling, dient eerst de cassetteband voorbij de
aanloopstrook aan het begin van de band te worden
gespoeld, en dienen de PLAY/TRIM regelaar en de BIAS
ADJUST regelaar in de middenstand te worden gesteld.
De TAPE TUNING indicator licht op wanneer de Auto
Tape Tuning instellingen zijn gemaakt.
De band spoelt vervolgens automatisch terug naar het
punt waar de Auto Tape Tuning procedure begon, en het
toestel schakelt in de opnamepauzefunctie. Het is nu nog
steeds mogelijk om een verdere bijstelling in de
voormagnetisatiespanning te maken met de BIAS
ADJUST regelaar.
AUTOMATISCH INSTELLING VAN DE
CASSETTEKARAKTERISTIEKEN
De Auto Tape Tuning functie verbetert de kwaliteit van
de opname door de voormagnetisatiespanning en
opnamegevoeligheid van het deck optimaal in
overeenstemming te brengen met de karakteristieken
van de gebruikte cassette.
De Auto Tape Tuning instelling vindt plaats door
gedurende 20 seconden signalen op te nemen en
weer te geven totdat de optimale instelling is
gevonden.
Deze instelling is nodig doordat het opnameniveau
(uitgangssignaal en A in de afbeelding) kan
verschillen van het feitelijk opgenomen niveau
(ingangssignaal en B in de afbeelding) tengevolge
van de sterk variërende karakteristieken van cassettes
van verschillend merk.
De Auto Tape Tuning functie compenseert voor deze
verschillen door de voormagnetisatiespanning (voor
hoge frequenties) en gevoeligheid (voor het algehele
frequentiebereik) in te stellen overeenkomstig de op
het moment geplaatste cassette, hetgeen een
merkbaar positieve invloed heeft op de
opnamekwaliteit (aangegeven door C in de
afbeelding).
3
De Auto Tape Tuning instelling kan worden geannuleerd
door nogmaals op de AUTO TAPE TUNING toets te
drukken, of door een ander cassettetype te plaatsen.
* Voor opname op de andere kant van de cassette hoeft
het toestel niet opnieuw op de cassettekarakteristieken
te worden afgesteld. Het wordt echter wel aanbevolen
om de Auto Tape Tuning opnieuw uit te voeren als
vervolgens een ander merk cassette van hetzelfde type
voor opname gebruikt gaat worden.
C
A
B Ingangssignaal
Uitgangsniveau (dB)
Frequentie (Hz)