Operation Manual

MOTIF XF Gebruikershandleiding
32
Opnemen in de modus Performance
7 Druk na het opnemen op de knop [SONG] om de
modus Song Play te activeren en speel vervolgens
de opgenomen song af.
Als u dat wilt, kunt u het keyboardspel opnemen naar een
andere track in de modus Song Record en de opgenomen
gegeven bewerken in de modus Song Edit of de modus
Song Job om de songdata te voltooien. Nadat u de
songdata hebt voltooid, drukt u op de knop [STORE] om
uw eigen song op te slaan.
Afgespeelde arpeggio opnemen
naar een patroon
Als u uw keyboardspel in de modus Performance samen met
een afgespeelde arpeggio opneemt naar een patroon, kunt
u snel volledige ritmepatronen maken die maar een paar
maten duren. Deze korte patronen met MIDI-sequencedata
kunnen herhaaldelijk in een loop worden afgespeeld en dan
worden gebruikt als handige 'bouwstenen' voor uw eigen
songs.
Volg de onderstaande instructies, waarbij u in de modus
Performance met uw favoriete arpeggio's speelt, en neem
uw improvisaties op naar een patroon. Als u eenmaal drie
of vier goede patronen hebt opgenomen, hebt u voldoende
bouwstenen om een volledige song te maken!
1 Selecteer in de modus Performance Play een
performance voor de opname.
Zoek de performance die uw favoriete ritmepatroon of frases
activeert via de arpeggio.
2 Druk op de knop [ARPEGGIO ON/OFF] zodat het
lampje oplicht.
3 Druk op de knop [] (Record) om de display
Performance Record op te roepen.
4 Stel in de display Performance Record de
volgende parameters naar wens in.
1 Sequencer Mode = 'pattern'
Als u deze parameter instelt op 'pattern', kunt u uw eigen
keyboardspel opnemen naar het patroon.
2 Patroonnummer
Selecteer een bestemmingspatroonnummer. Als u
Performance Recording uitvoert, worden alle eerder
opgenomen data van het opgegeven patroon overschreven
en gewist. Zorg dat u een patroon selecteert dat geen data
bevat.
3 Sectie
Selecteer een sectie die moet worden opgenomen (A-P).
Als u meerdere secties maakt, kunt u die binnen één song
gebruiken als ritmevariaties.
4 Sectielengte
Stel de lengte in van de sectie die moet wordt opgenomen.
Stel een waarde in tussen 1 en 4, afhankelijk van de lengte
van de huidige arpeggiotypen.
5 Time Signature = '4/4'
Stel hier dezelfde waarde in als die voor het arpeggiotype.
De standaardinstelling is '4/4'.
6 Tempo
Stel het gewenste tempo voor de metronoom en de
arpeggio in voor de opname.
7 Key On Start Switch = (on)
Als dit is ingesteld op 'on' begint de opname zodra u op een
toets op het keyboard drukt. Stel deze parameter in op 'on'
als u de arpeggion gebruikt.
8 Copy Performance Parameters = on
Plaats een vinkje als u de parameterinstellingen voor
Part 1-4 wilt kopiëren van Performance Part 1-4 van de
Pattern Mixing.
9 Klik op O (on)
Druk op de knop [F5] Click om de metronoom aan te zetten
als u de metronoom wilt gebruiken.
5 Druk op een willekeurige noot om de opname te
starten. De opname stopt als het einde van de
patroonlengte is bereikt.
Als de opname is gestopt, keert u terug naar de display
Performance Play. Houd er rekening mee dat loopopnames
niet beschikbaar zijn in de modus Performance Record,
hoewel ze wel beschikbaar zijn in de modus Pattern Record.
6 Druk na het opnemen op de knop [PATTERN] om
de modus Pattern Play te activeren en speel
vervolgens het opgenomen patroon af.
Maak verschillende secties in de modus Perfomance Record
en maak vervolgens een patroonreeks door de secties aan
elkaar te koppelen om een volledige song te maken.
Ziepagina43 voor details.
1
2
3
4
5
8
6
7
9