Operation Manual

MOTIF XF Gebruikershandleiding
19
De cursor verplaatsen
Gebruik deze vier knoppen om door de display te bladeren,
waarbij u de cursor beweegt door de verschillende
beschikbare items en parameters op het scherm.
Als een item is geselecteerd, wordt dit gemarkeerd (de
cursor wordt weergegeven als een donker blok met tekens
in tegenovergestelde kleur). U kunt de waarde van het item
(de parameter) waarop de cursor zich bevindt, wijzigen door
de datadraaiknop of de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO]
te gebruiken.
Parameterwaarden wijzigen (bewerken)
De datadraaiknop rechtsom draaien (met de klok mee)
verhoogt de waarde, linksom draaien (tegen de klok in)
verlaagt deze. Voor parameters met een groot waardebereik
kunt u de waarde in stappen van 10 verhogen door de knop
[INC/YES] ingedrukt te houden en de knop [DEC/NO] in
te drukken.
Als u de waarde in stappen van 10 wilt verlagen, houdt u de
knop [DEC/NO] ingedrukt en drukt u op de knop [INC/YES].
Functies en subfuncties
Elke hierboven beschreven modus bevat verschillende
displays met verschillende functies en parameters. Als
u door deze displays wilt navigeren en de gewenste functie
wilt selecteren, gebruikt u de knoppen [F1]–[F6] en [SF1]–
[SF5]. Als u een modus selecteert, worden de beschikbare
displays of menu's direct boven de knoppen onder aan
de display weergegeven (zoals hieronder aangegeven).
Afhankelijk van de momenteel geselecteerde modus zijn er
maximaal zes functies beschikbaar die u kunt oproepen met
de knoppen [F1]–[F6]. Houd er rekening mee dat de
beschikbare functies afhankelijk zijn van de geselecteerde
modus.
Afhankelijk van de momenteel geselecteerde modus zijn er
maximaal vijf functies (subfuncties) beschikbaar die u kunt
oproepen met de knoppen [SF1]–[SF5]. De knop [SF6]
wordt voornamelijk gebruikt om de displays INFO en LIST
op te roepen). Houd er rekening mee dat de beschikbare
functies afhankelijk zijn van de geselecteerde modus.
(Op bepaalde displays zijn er mogelijk geen subfuncties
voor deze knoppen.)
U kunt de voorbeelddisplay hieronder oproepen door
de knop [F5] in te drukken en daarna op de knop [SF1]
te drukken.
Een getal rechtstreeks invoeren
Voor parameters met een groot waardebereik (zoals het start-
en eindpunt van een sample) kunt u de waarde ook
rechtstreeks invoeren door de knoppen onder de LCD-
display als numeriek toetsenblok te gebruiken. Als de cursor
zich op een dergelijke parameter bevindt, verschijnt het
pictogram [NUM] in de rechterbenedenhoek van de LCD-
display. Als u in deze status op de knop [SF6] NUM drukt,
wordt op de onderstaande manier een cijfer (1 - 9, 0)
toegewezen aan de knoppen [SF1]–[SF5] en [F1]–[F5], zodat
u rechtstreeks getallen kunt invoeren met deze knoppen.
Afhankelijk van de geselecteerde parameter kan een
negatieve waarde worden ingevoerd. Als een dergelijke
parameter is geselecteerd en u een negatieve waarde wilt
invoeren, drukt u op de knop [F6] (waaraan '-' is toegewezen)
en vervolgens op de knoppen [SF1]–[SF5] en [F1]–[F5].
Nadat u het volledige getal hebt opgegeven, drukt u op de
knop [ENTER] om het getal daadwerkelijk in te voeren.
Basisbediening
Het nummer
verlagen
Het nummer
verhogen
Het nummer
verhogen
Het nummer
verlagen
Deze functies kunnen met de
overeenkomstige knop ([F1]–
[F6]) worden geselecteerd.
Deze functies kunnen met de
overeenkomstige knop ([SF1]–
[SF6]) worden geselecteerd.
U kunt deze
knoppen als het numerieke
toetsenblok gebruiken.