Operation Manual

MOTIF XF Gebruikershandleiding
48
De samplingfunctie gebruiken
Sampling in de modus Voice/
Performance
Als u de modus Sampling activeert vanuit de modus Voice
of de modus Performance, kunt u uw eigen smaples maken,
ze bewerken, ze toewijzenaan een waveform en kunt u
vervolgens de oorspronkeijke waveform toewijzen aan een
gebruikersvoice. In de modus Performance kan de
gebruikersvoice ook worden toegewezen aan een partij
van een performance.
Werkwijze bij sampling
1 Sluit een microfoon of andere audioapparatuur
aan op de MOTIF XF.
Zie pagina 16 voor meer informatie hierover.
2 Activeer de modus Voice of de modus
Performance.
Als u de modus Performance activeert, selecteert u een
performance waaraan de sample wordt toegewezen.
3 Druk op de knop [INTEGRATED SAMPLING] om
de modus Sampling te activeren. (De indicator
licht op.)
De display Sampling Main wordt weergegeven.
4 Druk op de knop [F6] Rec om de display Record
Setup op te roepen en stel vervolgens de
parameters als volgt in:
Stel andere parameters in zoals nodig.
5 Druk op de knop [F6] Standby om de display
Record Standby op te roepen.
6 Stel in de display Standby de volgende
parameters in.
6-1 Stel Trigger Mode in op 'level'.
6-2 Stel Trigger Level zodanig in dat de rode driehoek van
de niveaumeter (waarmee het triggerniveau wordt
aangegeven) zich niet iets lager bevindt dan het niveau
van de geluidsinput.
OPMERKING
Met de parameter Trigger Mode kunt u bepalen
hoe het samplen begint. Als Trigger Mode is
ingesteld op
'
level
',
begint het samplen
automatisch zodra het inputsignaal hoger is
dan het opgegeven triggerniveau. Als u een
microfoon gebruikt, moet u Trigger Level iets
hoger dan verwacht instellen, omdat de
samplingbewerking eerder dan bedoeld kan
worden geactiveerd door ruis die voorafgaat aan
het signaal.
7 Pas het ingangsgeluidsniveau aan op het optimale
niveau met de knop GAIN op het achterpaneel.
Probeer het ingangsniveau zo hoog mogelijk in te stellen,
juist onder het clipniveau. Zo bereikt u de hoogste
geluidskwaliteit. Als u het ingangsniveau niet goed kunt
regelen, wijzigt u de Mic/Line-instelling in de modus Utility.
8 Schakel de functie Confirm in of uit door op
de knop [SF1] te drukken.
Hiermee bepaalt u of u de opgenomen sample kunt
bevestigen (aan) of niet (uit) na het voltooien van het
samplen.
Als Confirm is ingeschakeld, kunt u gemakkelijk uw zojuist
opgenomen sample beluisteren en deze opnieuw opnemen
als u niet tevreden bent over het resultaat.
Als Confirm is uitgeschakeld, worden de sampledata van
de samplingbewerking automatisch vastgelegd en keert
u terug naar de display Setup. Het instrument keert terug
naar de display STANDBY na het voltooien van het samplen
als Record Next is ingeschakeld in de display Setup.
9 Druk op de knop [F5] Start.
Met deze bewerking wordt het samplen ingeschakeld maar
nog niet gestart (de indicatie WAITING verschijnt op de
display).
10 Speel het geluid af dat u wilt samplen.
Als het instrument een geluidssignaal ontvangt dat het
ingestelde triggerniveau overschrijdt, wordt de indicatie
WAITING vervangen door de indicatie RECORDING en
wordt het samplen gestart.
Tijdens het samplen wordt de opgenomen audio grafisch
weergegeven op de display.
Recording Type Selecteer 'sample'.
Input Source Selecteer 'A/D Input'.
Mono/Stereo Selecteer 'stereo'.
Record Next Selecteer 'off'.
Frequency Selecteer '44.1kHz'.
Waveform Selecteer een waveform zonder naam
(weergegeven als de onderbroken lijn in het
naamvak onder het waveformnummer). Bij het
opslaan wordt 'New Waveform **' als naam
toegewezen aan de geselecteerde waveform.
Keybank Selecteer de noot waaraan u de sample wilt
toewijzen die wordt verkregen via de functie
Sampling.
Voice Selecteer de voicebank en het nummer als
samplebestemming.
Part Selecteer de performancepartij waaraan
de nieuwe voice wordt toegewezen.
Deze parameter is alleen beschikbaar wanneer
u naar de modus Sampling gaat vanuit de
modus Voice.