Operation Manual

MOTIF XS-gebruikershandleiding
141
Modus Voice
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Utility
Modus File
Modus
Performance
Modus
Sampling 1
Modus
Sampling 2
Naslagwerk
7 Key On Start Switch
Bij de instelling 'on' start het opnemen onmiddellijk als u op
een toets van het toetsenbord drukt.
Instellingen: on, off
8 Copy Performance Parameters
Bepaalt of er wel of geen performanceparameterinstellingen
naar de mixing worden gekopieerd van de bestemmingssong
of het bestemmingspatroon.
Instellingen: on, off
9 Measure (alleen indicatie)
Geeft de huidige locatie van het opnemen aan via maat
(Measure) en tel (Beat).
) Track Status (alleen indicatie)
Geeft aan of elk van de tracks van de geselecteerde song of
patroonsectie sequencedata bevat of niet.
! [SF1] ARP1 – [SF5] ARP5 (Arpeggio 1 – 5)
De arpeggiotypen zijn toegewezen aan de subfunctieknoppen
met het pictogram van 1/8-noot op de displaytab. U kunt
oproepen door op elk gewenst moment op deze knoppen te
drukken tijdens het opnemen. Het arpeggiotype kan worden
ingesteld in het display Arpeggio (pagina 139).
Een performance bewerken
In de modus Performance Edit kunt u uw eigen originele performances met maximaal vier parts (voices) creëren door de
verschillende parameters te bewerken. Druk om de modus Performance Edit te activeren op de knop [PERFORM] om de
modus Performance te activeren en druk vervolgens op de knop [EDIT].
Common Edit en Part Edit
Elke performance kan maximaal vier parts bevatten. Er zijn
twee typen displays voor Performance Edit: die voor Common
Edit voor het bewerken van de instellingen die de vier parts
gemeenschappelijk hebben, en die voor het bewerken van
afzonderlijke parts.
Procedure Performance Edit
(bewerken)
1
Druk op de knop [PERFORM] om de modus
Performance Play te activeren, selecteer
vervolgens een performance om te bewerken.
2 Druk op de knop [EDIT] om de modus
Performance Edit te activeren.
3 Roep de gewenste bewerkingsdisplay op,
Common Edit of Part Edit.
Druk op de knop [COMMON EDIT] als u de display
Common Edit op wilt roepen. Druk op een van de
nummerknoppen [1] – [4] om de display Part Edit op te
roepen. In de modus Part Edit kunt u de gewenste part
selecteren met de nummerknoppen [1] – [4].
4 Roep de gewenste display op.
Let op de tabs van de knoppen [F1] – [F6] en [SF1] –
[SF5] onder in de display, om de gewenste display te
vinden. Elk tabmenu van de knoppen [F1] – [F6] bevat
submenu's die overeenkomen met de knoppen [SF1] –
[SF5] onder in de display.
5 Verplaats de cursor naar de gewenste
parameter.
Common Edit
Hiermee kunt u de para-
meters bewerken die geza-
menlijk voor alle parts van
de geselecteerde
performance gelden.
Performance Edit
Part Edit 1 – 4
Hiermee kunt u de para-
meters van de afzon-
derlijke parts bewerken
die een performance
vormen.