Operation Manual
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Basissectie
MOTIF XS-gebruikershandleiding
81
Basisbediening
Gebruik deze vier knoppen om door de display te navigeren,
waardoor de cursor door de verscheidene te kiezen items en
parameters in het scherm beweegt. Als een item is geselec-
teerd, wordt deze gemarkeerd (de cursor wordt weergegeven
als een donker blok met lichte karakters). U kunt de waarde
van het item (de parameter) waarop de cursor zich bevindt,
wijzigen met de datadraaischijf en de knoppen [INC/YES] en
[DEC/NO].
De datadraaischijf naar de rechts (met de klok mee) draaien
verhoogt de waarde en naar links (tegen de klok in) draaien
verlaagt de waarde. Voor parameters met een groot waarde-
bereik kunt u de waarden in stappen van tien verhogen door
de knop [INC/YES] ingedrukt te houden en de knop [DEC/
NO] erbij in te drukken.
Om de waarde in stappen van tien te verlagen doet u het
tegenovergestelde: houd de knop [DEC/NO] ingedrukt en
druk de knop [INC/YES] erbij in.
Elke hiervoor beschreven modus bevat verschillende dis-
plays, met verschillende functies en parameters. Gebruik de
knoppen [F1] - [F6] en [SF1] - [SF5] om door deze displays te
navigeren en de gewenste functie te selecteren. Als u een
modus selecteert, worden de beschikbare displays of menu's
direct boven de knoppen onder in de display weergegeven
(zoals hieronder aangegeven).
Afhankelijk van de momenteel geselecteerde modus, zijn er
tot zes functies beschikbaar, die u kunt oproepen met de
knoppen [F1] - [F6]. De beschikbare functies verschillen,
afhankelijk van de geselecteerde modus.
Afhankelijk van de momenteel geselecteerde modus, zijn tot
vijf functies (subfuncties) beschikbaar die kunnen worden
opgeroepen met de knoppen [SF1] – [SF5] (de knop [SF6]
wordt hoofdzakelijk gebruikt om de displays INFO en LIST op
te roepen). De beschikbare functies verschillen, afhankelijk
van de geselecteerde modus. (In bepaalde displays zijn er
geen subfunctie voor deze knoppen.)
De voorbeelddisplay hieronder wordt opgeroepen door op de
knop [F5] te drukken en vervolgens op de knop [SF1].
Voor parameters met een groot waardebereik (zoals de start-
en eindpunten van een sample), kunt u ook de waarde ook
rechtstreeks invoeren, door de knoppen onder de LCD als
een numeriek toetsenbord te gebruiken. Als de cursor zich op
een dergelijke parameter bevindt, verschijnt het pictogram
[NUM] rechtsonder in de hoek van de LCD. Als in deze
sitiuatie de knop [SF6] NUM wordt ingedrukt, worden de
cijfers (1 – 9, 0) toegewezen aan de knoppen [SF1] – [SF5] en
[F1] – [F5] zoals hieronder aangegeven, waardoor u een getal
rechtstreeks met deze knoppen in kunt voeren. Afhankelijk
van de geselecteerde parameter kan een negatieve waarde
worden ingevoerd. Als een dergelijke parameter is geselec-
teerd en u wilt een negatieve waarde invoeren, druk dan op
de knop [F6] (waaraan '-' is toegewezen) en gebruik vervol-
gens de knoppen [SF1] – [SF5] en [F1] – [F5].
Druk op de knop [ENTER] om het getal daadwerkelijk in te
voeren als u het juiste getal hebt opgegeven.
De cursor verplaatsen
Wijzigen (bewerken) van parameterwaarden
Functies en subfuncties
DEC/NO
INC/YES
EXIT
EXECUTE
ENTER
DEC/NO
INC/YES
VerhogenVerlagen
Verhogen met 1Verlagen met 1
Een getal rechtstreeks invoeren
12345
67890
-
F1 F2 F3 F4 F5 F6
SF1
SF2 SF3 SF4 SF5 SF6
Deze functies kunnen via de
corresponderende knop (
[F1] - [F6]) worden geselecteerd.
Deze functies kunnen via de
corresponderende knoppen
([SF1] - [SF6]) worden geselecteerd.
12345
67890
-
67890
-
F1 F2 F3 F4 F5 F6
SF1
SF2 SF3 SF4 SF5 SF6
12345
F1 F2 F3 F4 F5 F6
SF1
SF2 SF3 SF4 SF5 SF6
U kunt deze knoppen als numeriek toetsenbord gebruiken.










