GEBRUIKERSHANDLEIDING MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER Integrated Sampling Sequencer / Real-time External Control Surface / Studio Connections NL
SECTIE SPECIALE MEDEDELINGEN VEILIGHEIDSMARKERINGEN PRODUCT: De elektronische Kennisgeving batterij: Dit product KAN een kleine, niet-oplaadbare producten van Yamaha zijn voorzien van labels, zoals hieronder afgebeeld, of gegoten, gestempelde of gestanste afbeeldingen met deze aanduidingen. De uitleg van deze aanduidingen wordt op deze pagina beschreven. Neem nota van alle hier genoemde waarschuwingen alsook van de waarschuwingen in het veiligheidsinstructiegedeelte.
Verklaring van de grafische symbolen RISK OF ELECTRIC SHOCK DO NOT OPEN De bliksemschicht met pijlpunt in een gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de aanwezigheid van ongeisoleerde, gevaarlijke spanningen in de behuizing van dit product, die voldoende groot kunnen zijn om een gevaar voor een elektrische schok te vormen. CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK, DO NOT REMOVE COVER (OR BACK). NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
VOORZORGSMAATREGELEN LEES DIT ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U VERDERGAAT * Bewaar deze gebruikershandleiding op een veilige plaats voor toekomstige naslag. WAARSCHUWING Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd, om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren.
Aansluitingen Data opslaan • Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componenten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betreffende apparatuur aanzet, moet u alle volumes op het minimum zetten. Voer de volumes van alle componenten, na het aanzetten, geleidelijk op tot het gewenste luisterniveau, terwijl u het instrument bespeelt. Wegschrijven en een back-up maken van uw data • DRAM-data (zie pagina 79) gaan verloren als u het instrument uitzet.
Introductie Gefeliciteerd en dank u voor uw aanschaf van de Yamaha MOTIF XS6/MOTIF XS7/MOTIF XS8 Music Production Synthesizer! U bent nu de eigenaar van wat waarschijnlijk het best klinkende, veelzijdigste en zeker de krachtigste synthesizer en complete muziekproductie-instrument op de planeet is. We hebben ons best gedaan om nagenoeg al onze synthesizertechnologie en kennis van het muziek maken in één instrument onder te brengen — en daarin zijn we geslaagd.
Belangrijkste eigenschappen ■ Aanslaggevoelig, expressief toetsenbord (pagina 12) ■ Uitgebreide effectprocessing (pagina 68) De MOTIF XS6 beschikt over een toetsenbord met 61 toetsen, de MOTIF XS7 heeft een kwalitatief hoogstaand FSX-toetsenbord met 76 toetesen en de MOTIF XS8 heeft het kwalitatief hoogstaande toetsenbord met gebalanceerde hamers met 88 toetsen. Ze zijn allemaal voorzien van aanslaggevoeligheid en aftertouch. Hierdoor kunt u het geluid op verschillende manieren expressief veranderen.
Inhoudsopgave Introductie ....................................................................................................................................................... 6 Deze handleiding gebruiken ........................................................................................................................... 6 Accessoires.....................................................................................................................................................
Een computer gebruiken 43 Aansluiten op een computer...........................................................................................................................43 Een song creëren met gebruik van een computer........................................................................................47 Integratie tussen Yamaha Editors en Cubase ...............................................................................................49 Een DAW op uw computer bedienen vanaf de MOTIF XS......
De regelaars en aansluitingen Bedieningspaneel MOTIF XS6 TONE 1 8 SELECTED PART CONTROL TONE 2 ARP FX 7 CUTOFF AT TACK RESONANCE EQ LOW EQ MID F EQ MID SWING QUANTIZE VALUE QUANTIZE STRENGTH DECAY SUSTAIN RELEASE ASSIGN 1 ASSIGN 2 EQ MID Q EQ HIGH PAN REVERB CHORUS GATE TIME VELOCITY OCT RANGE UNITMULTIPLY TEMPO 9 REMOTE ARPEGGIO ON/OFF ON/OFF # REVERB MULTI PART CONTROL @ $ ! EFFECT BYPASS INSERTION & MASTER EFFECT SYSTEM CHORUS PAN % ASSIGNABLE FUNCTION OCT
De regelaars en aansluitingen ™ º ¡ § • ¶ MODE VOICE PERFORM MASTER SEQUENCER SONG SEQ SETUP PATTERN SECTION I-P PRE 2 PRE 3 PRE 4 PRE 5 PRE 6 PRE 7 PRE 8 PIANO KEYBOARD ORGAN GUITAR BASS STRINGS BRASS SAX/ WOODWIND USER 1 USER 2 USER 3 GM GM DR PRE DR USER DR SYN LEAD PADS/ CHOIRS INTEGRATED SAMPLING MIXING SECTION A-H A B FILE UTILITY COMMON EDIT 1 2 ENTER EDIT JOB EXECUTE COMPARE MULTI PART PROGRAM PRE 1 SOUND EFX MUSICAL EFX ETHNIC D E F G H
De regelaars en aansluitingen MOTIF XS8 @ $ ! 8 SELECTED PART CONTROL TONE 1 TONE 2 ARP FX 7 9 MULTI PART CONTROL CUTOFF RESONANCE ATTACK EQ LOW EQ MID F EQ SWING QUANTIZE VALUE QUANTIZE STRENGTH MID DECAY SUSTAIN RELEASE ASSIGN 1 ASSIGN 2 EQ MID Q EQ HIGH PAN REVERB CHORUS GATE TIME VELOCITY OCT RANGE UNITMULTIPLY TEMPO REMOTE ARPEGGIO ON/OFF ON/OFF # REVERB MASTER EFFECT EFFECT BYPASS INSERTION SYSTEM CHORUS PAN % ASSIGNABLE FUNCTION OCTAVE DOWN UP 1 5 S
De regelaars en aansluitingen ™ º ¡ § • ¶ MODE & VOICE PERFORM SEQUENCER SONG PATTERN MASTER SEQ SETUP SECTION I-P MIXING FILE UTILITY ENTER EDIT JOB EXECUTE COMPARE PRE 2 PRE 3 PRE 4 PRE 5 PRE 6 PRE 7 PRE 8 PIANO KEYBOARD ORGAN GUITAR BASS STRINGS BRASS SAX/ WOODWIND USER 2 USER 3 GM GM DR PRE DR USER DR SYN LEAD PADS/ CHOIRS SYN COMP SECTION A-H A B C COMMON EDIT 1 2 MULTI PART INTEGRATED SAMPLING PRE 1 USER 1 CHROMATIC DRUM/ PERCUSSION PERCUSSION
De regelaars en aansluitingen % Knoppen OCTAVE [UP] en [DOWN] (pagina's 91, 92, 138, 251 en 260) Gebruik deze knoppen om het nootbereik van het toetsenbord te veranderen. Druk tegelijkertijd op beide knoppen om de normale octaafinstelling terug te roepen. ^ SEQ TRANSPORT-knoppen (pagina's 21, 178 en 208) Deze knoppen regelen het opnemen en afspelen van de song- en patroonsequencedata. Knop [N] (begin) Hiermee keert onmiddellijk terug naar het begin van de huidige song of het huidige patroon (d.w.z.
De regelaars en aansluitingen Functies van de nummerknoppen [1] - [16] Knop [PERFORMANCE CONTROL] Knop [TRACK] Voice Play — Instellen van het toetsenbordzendkanaal Normal Voice Edit — Wijzigt Common Edit in Element Edit en elementselectie (1 - 8) in de modus Edit Drum Voice Edit — Wijzigt Common Edit in Drum Key Edit in de modus Edit Modus Knop [MUTE] Knop [SOLO] — — Instelling elementdemping (1 – 8) Selectie solo-element (1 – 8) — — Performance Play Performance Control (‹) Instellen
De regelaars en aansluitingen Achterpaneel MOTIF XS6 3 4 5 USB ETHERNET TO HOST LCD CONTRAST TO DEVICE AC IN POWER ON/ OFF 1 2 7 3 MOTIF XS7 4 5 USB ETHERNET TO HOST TO DEVICE LCD CONTRAST AC IN POWER ON/ OFF 1 2 7 MOTIF XS8 3 4 5 USB ETHERNET 1 Druk hierop om het instrument aan of uit te zetten. 2 AC IN (netsnoeraansluiting) (pagina 19) Zorg ervoor dat u het netsnoer hierop aansluit voordat u het netsnoer op een stopcontact aansluit.
De regelaars en aansluitingen MIDI DIGITAL OUT THRU 8 FOOT SWITCH OUT ASSIGNABLE IN 9 MIDI DIGITAL OUT THRU 8 OUT 9 FOOT CONTROLLER 8 SUSTAIN OUT 2 9 R R ! SUSTAIN ) R PH ONES R @ FOOT CONTROLLER 6 mLAN-aansluiting 1, 2 (IEEE1394) (alleen MOTIF XS8) (pagina 44) De MOTIF XS is uitgerust met twee mLAN-aansluitingen waarop IEEE1394-kabels (6-pin) kunnen worden aangesloten. Via deze aansluitingen kunt u de MOTIF XS aansluiten op IEEE1394-compatibele (FireWire/i.LINK) computers.
De regelaars en aansluitingen 8 Aansluiting DIGITAL OUT Gebruik deze aansluiting om digitale signalen via een coaxiale kabel (met RCA-/tulpstekker) uit te voeren. Het digitale signaalformat is CD/DAT (S/P DIF). Deze aansluiting voert een signaal uit van 44,1 kHz/24 bits. Door deze aansluiting te gebruiken kunt u het toetsenspel of afspelen van songs of patronen op deze synthesizer opnemen op externe media (bijv.
Startgids Opstellen Spanningsvoorziening Achterpaneel AC IN Startgids Stap 1: Luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten Aangezien de MOTIF XS geen ingebouwde luidsprekers heeft, zult u het geluid van het instrument via externe apparatuur moeten beluisteren. Sluit al naar gelang uw voorkeur een hoofdtelefoon, versterkte luidsprekers of andere weergaveapparatuur aan.
Stap 1: Opstellen Het geluid en displaycontrast aanpassen Pas de volumeniveaus van de MOTIF XS en het aangesloten versterker/luidsprekersysteem aan. Pas het contrast aan met de contrastregelaar als de display niet goed leesbaar is. Startgids Pas het volume aan met de schuifregelaar MASTER VOLUME. Pas het displaycontrast aan met de contrastregelaar. Max. Min. Licht Donker n Raadpleeg oor meer informatie over banken de pagina's 88 en 135.
Stap 1: Opstellen Luisteren naar de demosong DEC/NO INC/YES EXIT ENTER Startgids Luister eens naar de vooraf ingestelde demosongs, geniet van het geluid van hoge kwaliteit en krijg een indruk van hoe u de MOTIF XS kunt gebruiken voor het creëren van uw eigen muziek. EXECUTE n De demosong afspelen Houd in gedachte dat de voorbeelddisplays in deze handleiding uitsluitend voor instructiedoeleinden zijn en dat ze enigszins kunnen afwijken van die op uw instrument.
Het gebruikersgeheugen terugzetten naar de fabrieksinstellingen 1 Druk tegelijkertijd op de knoppen [FILE] en [UTILITY]. De display Demo Load (demo laden) verschijnt. FILE UTILITY Het gebruikersgeheugen terugzetten naar de fabrieksinstellingen Startgids De originele fabrieksinstellingen van het gebruikersgeheugen van deze synthesizer kan als volgt worden teruggezet.
Stap 2: Een voice selecteren en bespelen Een voice selecteren Selecteer hier bijvoorbeeld eens de Grand Piano (vleugel). Druk op de knop [PROGRAM] (1) zodat zijn lampje oplicht. Druk op de bankknop [PRE 1] (2) om de vooraf ingestelde bank 1 te selecteren. Druk op de groepknop [A] (3) en vervolgens op de nummerknop [1] (4) om de voice 'PRE: 001 (A01)' te selecteren.
Stap 2: Een voice selecteren en bespelen De categoriezoekfunctie gebruiken Het arpeggio afspelen Startgids Aangezien de MOTIF XS een enorme hoeveelheid verschillende voices bevat en u zoveel voices kunt kiezen, kan het moeilijk zijn of veel tijd kosten om de gewenste voice te vinden. Daarom komt de categoriezoekfunctie hier mooi bij van pas. U kunt daarmee de gewenste voices makkelijk selecteren op basis van algemene instrumentcategorieën.
Stap 2: Een voice selecteren en bespelen De regelaars gebruiken Het arpeggiotype dat aan elk van de knoppen [SF1] – [SF5] is toegewezen kan naar wens worden gewijzigd. De MOTIF XS voorziet u van een verbazingwekkende hoeveelheid regelmogelijkheden. Hij is niet alleen uitgerust met de conventionele pitchbend- en modulatiewielen, hij beschikt ook over speciale draaiknoppen, schuifregelaars, een ribboncontroller en toewijsbare functieknoppen.
Stap 2: Een voice selecteren en bespelen De draaiknoppen gebruiken Draai eens met uw linkerhand aan de knoppen terwijl u met uw rechter het toetsenbord bespeelt met de voice A01 'Full Concert Grand'.
Stap 2: Een voice selecteren en bespelen Als u de MOTIF XS speelt met andere instrumenten kan het nodig zijn dat u het totaalgeluid van de MOTIF XS moet stemmen om het overeen te laten komen met dat van de andere instrumenten in de groep. 1 Druk op de knop [UTILITY] om de modus Utility te activeren. Druk daarna op de knop [F1] en vervolgens op de knop [SF1] om de onderstaande display Play op te roepen. 2 Verplaats de cursor naar Tune en stel vervolgens de waarde in.
Stap 3: Een performance selecteren en bespelen Startgids Net als in de modus Voice Play, is de modus Performance Play de modus waarin u de instrumentgeluiden van deze synthesizer selecteert en bespeelt. In de modus Performance kunt u echter verschillende voices samen in een layer combineren, of verdelen over het toetsenbord (split), of zelfs een combinatie layer/split instellen. Elke performance kan maximaal vier verschillende parts bevatten.
Stap 3: Een performance selecteren en bespelen Via deze methode kunt u alle partijen van een band zelf spelen. Dit type performance gebruikt ook verschillende arpeggiotypen die aan de afzonderlijke parts zijn toegewezen, waardoor het nog makkelijker wordt als een complete band te klinken.
Stap 3: Een performance selecteren en bespelen Split PAS OP •••••••••••••••••••••••••••••••••••• De vooraf ingestelde data van de performances zijn opgeslagen in het gebruikersbankgeheugen (userbank). Het opslaan van de performancedata die u hebt gecreëerd, wist de data van de vooraf ingestelde performance. Als u de vooraf ingestelde data van de performance wilt terugroepen, voer dan de job de Factory Set in de modus Utility uit. Hierdoor worden uw originele data gewist.
Stap 3: Een performance selecteren en bespelen Categorieën en subcategorieën kunnen eenvoudig worden geselecteerd door hun respectievelijke overzichten in de display op te roepen. Als u bijvoorbeeld de cursor verplaatst naar de categorie en vervolgens op de knop [SF6] drukt, verschijnt het categorieoverzicht op de cursorpositie. U kunt de gewenste categorie selecteren met de datadraaischijf, knoppen [INC/YES] en [DEC/NO].
Stap 3: Een performance selecteren en bespelen 5 Key On Start Switch = (on) Bij de instelling 'on' start het opnemen onmiddellijk als u op een toets van het toetsenbord drukt. Stel deze parameter in op 'on' als u het arpeggio gebruikt. n geeft aan de uitstatus aan terwijl aanstatus aangeeft.
Stap 4: Uw originele song creëren Nu dat u bekend bent met enkele basisfuncties van de MOTIF XS, zoals het selecteren van voices en performances, spelen met het arpeggio en uw spel en het arpeggio opnemen in een song of patroon, bent u klaar om uw eigen originele song op te nemen. Terminologie Trackdemping •••••••••••••••••••••••••••••••••••• Song U kunt een specifieke track of tracks van de song dempen. Songs en patronen zijn MIDI-sequencedata die uit maximaal 16 tracks bestaan.
Stap 4: Uw originele song creëren Het volume aanpassen van elk van de parts Tracknummer Opnametrack Maatsoort Tempo •••••••••••••••••••••••••••••••••••• U kunt het volume van elk van de acht parts aanpassen via de paneelschuifregelaars.
Stap 4: Uw originele song creëren Beginnen met opnemen! Startgids Druk na het afronden van de opnamesetup op de knop [F] (afspelen) om het opnemen te beginnen. Druk op de knop [F] (afspelen) zodat zijn indicator knippert en start vervolgens het daadwerkelijke opnemen na een opmaat. Als u het eind van de bovenstaande muziek bereikt hebt, drukt u op de knop [J] (stoppen) om het opnemen te stoppen.
Stap 4: Uw originele song creëren De instellingen van het speeleffect op de daadwerkelijk MIDI-data toepassen. 6 De instellingen van het afspeeleffect wijzigen tijdelijk hoe de songdata worden afgespeeld, maar wijzigen niet de daadwerkelijke MIDI-data van de song zelf. Als u de wijzigingen van het speeleffect als deel van de songdata wilt wegschrijven (bijvoorbeeld als Standard MIDI File), kunt u de Job-handeling gebruiken om de instellingen van het speeleffect definitief toe te passen.
Stap 5: Een patroon creëren Patroonstructuur Sectie De MOTIF XS beschikt over twee modi voor het creëren van een song: de modus Song en de modus Pattern. In de modus Song kunt u een song van begin tot eind creëren door op het toetsenbord spelen.
Stap 5: Een patroon creëren Startgids De patchdisplay van de demopatronen bekijken De mixingdisplay van de demopatronen bekijken Via de display Patch die u kunt oproepen via de knop [F4], kunt u zien welke 'frase' er aan elke track van de patroonsectie is toegewezen. Een 'frase' is een korte muzikale of ritmische passage die uit een enkele track voor een enkel instrument bestaat, zoals drum, bas of gitaar.
Stap 5: Een patroon creëren 6 Stel de volgende parameters in in de display Record Setup. Naast het creëren van een patroon door uw toetsenspel op de conventionele manier op te nemen, kunt u ook de krachtige arpeggioafspeelfunctie van de MOTIF XS (hieronder beschreven) gebruiken en zelfs audiodata opnemen van in de winkel verkrijgbare sample-cd's. In deze sectie wordt uitgelegd hoe u een patroon kunt creëren met behulp van arpeggio.
Stap 5: Een patroon creëren 2 1 Stel Recording Type in op 'slice+seq'. Sluit een audioapparaat (cd-speler, enz.) aan op de aansluiting A/D INPUT op het achterpaneel. 2 Stel Input Source in op 'A/D Input'. 3 Stel de parameter Stereo/Mono in op 'stereo'. 4 Stel Record Next in op 'off' (uit). Stereo-audioapparatuur (cd-speler, enz.) 5 Stel Frequency in op '44.1 kHz'. Startgids L 6 Selecteer de bestemmingstrack. R A/D INPUT L 5 A/D INPUT R Druk op de knop [F6] om de display Standby op te roepen.
Stap 5: Een patroon creëren Start de cd-speler. Aangezien het triggerniveau hier is ingesteld op '1', begint het samplen automatisch zodra het audiosignaal van de cd-speler binnenkomt. Neem voor dit voorbeeld een drumpatroon van één maat op van de cd. 11 Druk op de knop [F6] om het samplen te stoppen en stop vervolgens de cd-speler. De golfvorm van het opgenomen audiosignaal wordt in de display weergegeven.
Stap 5: Een patroon creëren 4 Druk achtereenvolgens op de toetsen waaraan de sampleslices zijn toegewezen (vanaf C1 bij de MOTIF XS6, E0 bij de MOTIF XS7 en A-1 bij de MOTIF XS8) om te controleren of de handeling Slice wel of niet goed is uitgevoerd. Startgids Luister zorgvuldig naar het resultaat. Als u niet tevreden bent drukt u op nogmaals op de knop [SF4] Apply (toepassen) om de handeling Slice af te breken en de sample terug te brengen naar de originele status.
Een computer gebruiken Aansluiten op een computer Hoewel de MOTIF XS op zichzelf al uitzonderlijk krachtig en veelzijdig is, geeft verbinding met een computer, via een usb- of IEEE1394-kabel, nog meer mogelijkheden en veelzijdigheid. Via deze eigenschap kunt u audiodata (alleen via een IEEE1394-kabel) en MIDI-data (zowel via een usb- als IEEE1394-kabel) overdragen tussen de MOTIF XS en uw computer. In deze sectie vertellen we u hoe u de verbindingen kunt maken.
Aansluiten op een computer Als u de MOTIF XS op een computer aansluit via een usbkabel of IEEE1394-kabel, zijn de MIDI-poorten als volgt gedefinieerd: 1 http://www.yamahasynth.com/download/ Poort 1 Het toongeneratorblok in de MOTIF XS kan alleen deze poort herkennen en gebruiken. Als de MOTIF XS als toongenerator via het externe MIDIinstrument of de computer moet worden bespeeld, moet u de MIDI-poort op 1 instellen op het aangesloten MIDI-apparaat of de aangesloten computer.
Aansluiten op een computer Wat u kunt doen met de IEEE1394aansluiting U kunt de MOTIF XS integreren met DAW-software op een computer door de met mLAN uitgeruste MOTIF XS (MOTIF XS6/7 waarop de optionele mLAN16E2 is geïnstalleerd of MOTIF XS8) aansluiten op een computer via een peer-topeer-netwerk. Zie voor details, hieronder.
Aansluiten op een computer Audiosignaalontvangst (*4) Aansluiten op een computer Als mLan-audioingangskanaal van de MOTIF XS zijn zowel de mLAN IN Main Out Monitor L/R en de mLAN IN Assignable Out Monitor L/R als de mLAN IN L/R beschikbaar. Deze kanalen kunnen worden gebruikt voor afluistering het geluid bij gebruik van de DAW-software op de computer.
Een song creëren met gebruik van een computer Door de MOTIF XS via usb of mLAN op uw computer aan te sluiten, kunt u DAW- of sequencesoftware op de computer gebruiken om uw eigen originele songs te creëren. Deze sectie bevat een overzicht over het gebruik van DAW- of sequencesoftware op de computer met de MOTIF XS na het maken van de verbinding. De afkorting DAW (Digital Audio Workstation) verwijst naar muzieksoftware voor opnemen, bewerken en mixen van audio- en MIDI-data.
Een song creëren met gebruik van een computer 2 Aansluiting USB TO HOST Toongeneratorblok (herkent data van MIDIkanaal 3) Local Control = uit Toetsenbord (uitvoer via MIDI-kanaal 1) MOTIF XS Aansluiten op een computer Computer (Cubase, enz.) n Stel de MIDI-uitvoerpoort van de tracks (voor het bespelenvan de MOTIF-RACK ES) in op poort 3 van usb of mLAN. Stel dit bij een verbinding via usb-kabel in op 'Yamaha MOTIF XS6(7, 8)-3' of 'YAMAHA MOTIF XS6(7, 8) Port3'.
Integratie tussen Yamaha Editors en Cubase Yamaha en Steinberg zijn een samenwerkingsverband aangegaan voor de ontwikkeling van een bruikbare en handige omgeving voor effectief samengebruik van Yamaha-hardware (waaronder de MOTIF XS) met Steinberg-software. In deze sectie wordt uitgelegd hoe u Cubase 4 en de speciale gezamenlijke Yamaha/Steinberg Studio Connections-software kunt gebruiken. Raadpleeg voor meer details, waaronder de laatste informatie en softwaredownloads, de volgende url: http://www.
Integratie tussen Yamaha Editors en Cubase MOTIF XS Editor Studio Connections Wat is MOTIF XS Editor? Wat is Studio Connections? Aansluiten op een computer Studio Connections is een geavanceerde soft- en hardwareoplossing waardoor u een hardware synthesizers zoals de MOTIF XS en MO naadloos kunt integreren met uw computermuzieksysteem.
Een DAW op uw computer bedienen vanaf de MOTIF XS De MOTIF XS beschikt over een zeer handige modus Remote Control waarmee u de DAW-software op uw computer kunt bedienen via het MOTIF XS-paneel (als het instrument op de computer is aangesloten via usb).
Een DAW op uw computer bedienen vanaf de MOTIF XS Aansluiten op een computer Cubase Logic 1 Open het menu [Devices] en selecteer [Device Setup] om het venster 'Device Setup' op te roepen. 1 2 Klik op de knop [+] en voeg 'Mackie Control' of 'Yamaha MOTIF XS' toe. Stel de te regelen software in op 'Logic' in de Modus Utility en druk vervolgens op de knop [REMOTE ON/ OFF] zodat zijn lampje oplicht om de modus Remote Control te activeren.
Een DAW op uw computer bedienen vanaf de MOTIF XS 4 Functie draaischijf [SF6] INFO (Information) Geeft de functie aan die aan de datadraaischijf is toegewezen. Het rondje wordt links van de actieve functie weergegeven. U kunt de draaischijffunctie alleen wijzigen door op de knop [SF4] te drukken als er 'Dail' op de tab wordt weergegeven die overeenkomt met de knop [SF4].
Basissectie Basisstructuur Modusstructuur Om de bediening van de MOTIF XS zo soepel mogelijk te maken zijn alle functies en handelingen in modi gegroepeerd, waarvan een aantal ook nog een aantal 'submodi' bevat. De MOTIF XS beschikt over negen hoofdmodi die in verschillende submodi zijn onderverdeeld. Raadpleeg voor meer informatie de onderstaande modustabel.
Basisstructuur Modi selecteren Het selecteren van modi en submodi gebeurt via de overeenkomstige modusknoppen te gebruiken. Raadpleeg voor meer informatie de voorgaande modustabel. Druk op de knop [EXIT] als u van een submodus terug wilt naar de bovenliggende modus.
Basisstructuur Toongeneratorblok Het toongeneratorblok is het blok dat feitelijk geluid produceert in reactie op MIDI-boodschappen die binnenkomen van het sequencerblok, regelblok, arpeggioblok en van het externe MIDI-instrument via de MIDI IN-aansluiting of de usb-aansluiting. De structuur van het toongeneratorblok verschilt en is afhankelijk van de modus.
Basisstructuur Waveform (AWM2) PITCH FILTER AMP Subtiele geluidsvariaties voor elke gespeelde noot Regelt de toonhoogte van het geluid. Conventionele synthesizers proberen dit te realiseren door willekeurig de toonhoogte en/of het filter te veranderen. Dit geeft echter een elektronisch effect en wijkt af van de echte geluidsveranderingen op een akoestisch instrument.
Basisstructuur Amplitudegerelateerde parameters kunnen worden ingesteld in de display Amplitude (pagina's 122 en 131), de display Amplitude EG (pagina 123) en de display Amplitude Scale (pagina 124) van de modus Voice Edit. door het bewerken van parameters die uniek zijn per part, en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle parts. Geheugenstructuur van performance LFO (Laagfrequente oscillator) Zoals zijn naam al aangeeft, genereert de LFO een laagfrequente golf.
Basisstructuur Maximale polyfonie Maximale polyfonie verwijst naar het hoogste aantal noten dat tegelijk kan worden geproduceerd door de interne toongenerator van het instrument. De maximale polyfonie van deze synthesizer is 128. Als het interne toongeneratorblok meer noten ontvangt, worden eerder gespeelde noten afgekapt. Dit is vooral merkbaar bij voices met een lange decay of sustain. Bovendien geldt de maximale polyfonie voor het aantal voice-elementen dat wordt gebruikt, niet voor het aantal voices.
Basisstructuur Scènetrack Op deze track kunt u wijzigingen van de scène-instellingen opnemen, zoals de status van trackdemping en solo. Deze kunnen worden ingesteld in de display Song Play (pagina 178) en tijdens het songafspelen worden terugroepen. Tijdens het songafspelen wijzigen de de trackdempings- en solo-instellingen automatisch overeenkomstig de instellingen die in de scènetrack hebt opgenomen.
Basisstructuur Mix Track 1 Part 1: Voice 1 Audioopname Track 2 Part 2: Voice 2 Track 3 Part 3: Samplevoice Track 16 Part 16: Voice 16 Wijzigt de timing en aanslagsnelheid van de noten Track 2 Wijzigt de timing en aanslagsnelheid van de noten : : Track 16 Wijzigt de timing en aanslagsnelheid van de noten Toongeneratorblok Sequencerblok dat wordt toegepast op de modus Performance Performance opnemen Uitvoer Audiodata Samplevoice Track 1 Toongeneratorblok Sequencedata (song, patroon) O
Basisstructuur Arpeggioblok Met dit blok kunt u automatisch muzikale en ritmische frasen triggeren met de huidige voice. Hiervoor slaat u gewoon een of meer noten op het toetsenbord aan. De arpeggiosequence verandert in overeenstemming met de noten of akkoorden die u speelt, zodat u bij het componeren en spelen een grote verscheidenheid inspirerende muzikale frasen en ideeën ter beschikking hebt. Er kunnen vier arpeggiotypen tegelijk worden teruggespeeld, zelfs in de modi Song en Pattern.
Basisstructuur Geeft de datalengte (aantal maten) van het arpeggiotype aan. Als de parameter Loop *1 is ingesteld op 'off', speelt het arpeggio gedurende deze lengte af en stopt dan. 7 Oorspronkelijke tempo Geeft de geschikte tempowaarde van het arpeggiotype. Merk op dat dit tempo niet automatisch wordt ingesteld bij het selecteren van een arpeggiotype. 8 Accent Het rondje geeft aan dat het arpeggio de functie Accent Phrase (pagina 64) gebruikt. • Het arpeggio speelt altijd harmonische juiste partijen.
Basisstructuur De draaiknoppen gebruiken om arpeggio's te regelen Displays met arpeggio-instellingen Modus Als het lampje ARP FX is aangezet door een paar keer op de knop [SELECTED PART CONTROL] te drukken, kunt u de draaiknoppen gebruiken om het arpeggioafspelen te regelen. Probeer dit eens uit en luister naar de veranderingen in het geluid. Raadpleeg voor meer informatie pagina 90. Druk een paar keer op deze knop zodat het lampje oplicht.
Basisstructuur Arpeggioafspelen in de modus Voice Play Speel het arpeggio eens af dat aan de vooraf ingestelde (preset) voice is toegewezen. 1 Zorg ervoor dat in de modus Voice Play de knop [ARPEGGIO ON/OFF] verlicht is en speel vervolgens een willekeurige noot om het arpeggioafspelen te triggeren. 2 Speel eens verschillende noten en akkoorden op het toetsenbord en luister naar het arpeggioafspelen.
Basisstructuur Als de parameter Arpeggio With Voice Switch ingesteld is op 'on', wordt de geschikte voice voor dit arpeggiotype automatisch geselecteerd. Afspelen en opnemen van het arpeggio in de modus Performance Roep enkele van de performances op van de gebruikersbanken (user banks) 1 – 3 en bespeel enkele van de arpeggio's die standaard aan de performance zijn toegewezen. In de modus Performance is elk van de vier arpeggiotypen toegewezen aan een van de vier parts toegewezen.
Basisstructuur Regelblok Dit blok bestaat uit het toetsenbord, pitchbend- en modulatiewielen, ribboncontroler, draaiknoppen, schuifregelaars, enz. Het toetsenbord zelf genereert geen geluiden maar genereert en verzendt noot aan/uit-, aanslag- en andere gegevens (MIDI-boodschappen) naar het toongeneratorblok van de synthesizer wanneer u noten speelt. De regelaars genereren en verzenden ook MIDI-boodschappen.
Basisstructuur Draaiknoppen en schuifregelaars Via deze acht draaiknoppen kunt u verschillende aspecten van het geluid van de voice in realtime wijzigen, terwijl u speelt. Met de acht schuifregelaars kunt u het volume van de voiceelementen, performanceparts en mixingparts aanpassen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de draaiknoppen en schuifregelaars in de respectievelijke modi pagina 90 (modus Voice), pagina 136 (modus Performance) en pagina 180 (modi song en pattern).
Basisstructuur Effectverbindingen in elke modus In de modus Voice 1 Voice 2 Element of drumtoets Element-EQ 3 4 Invoegeffect A 5 6 Mastereffect Master-EQ Invoegeffect B Retourniveau Element 1 – 8 Drumtoets C0 – C6 AD-part (ingesteld in de modus Utility) Reverb Chorus naar reverb Zendniveau Dit blok selecteert ook de effecttypen voor respectievelijk de reverb en chorus en stelt de gerelateerde parameters in.
Basisstructuur 1 Hiermee stelt u de parameters voor de part-EQ in voor elk van de parts in de display EQ (pagina 144) van modus Performance Part Edit. 3 Hiermee selecteert u het mastereffecttype en stelt u de effectparameters in in de display Master Effect (pagina 146) van de modus Performance Common Edit. 2 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau van/naar van de reverb/chorus en het signaalniveau van de chorus naar de reverb.
Basisstructuur Beschrijving ✔ ✔ ✔ Reverb die de akoestiek van een concertzaal emuleert die is afgeleid van de Yamaha SPX1000. REV-X ROOM ✔ – – Reverb die de akoestiek van een ruimte emuleert met de REV-X-technologie. R3 ROOM ✔ – – Reverb die de akoestiek van een ruimte emuleert met het algoritme dat is afgeleid van de Yamaha ProR3. SPX ROOM ✔ ✔ ✔ Reverb die de akoestiek van een ruimte emuleert die is afgeleid van de Yamaha SPX1000.
Basisstructuur Compressor Effecttype Een compressor is een effect dat gewoonlijk wordt gebruikt om de dynamiek (volumeverschillen) van een audiosignaal te begrenzen of te comprimeren. Voor signalen die erg verschillen in dynamiek, zoals zang- en gitaarpartijen, wordt het dynamische bereik 'geknepen', waardoor in feite zachte geluiden harder en hardere geluiden zachter worden gemaakt.
Basisstructuur VCM Equalizer 501 Vooraf ingestelde effecten kunnen hier worden geselecteerd. Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge equalizers die in de jaren zeventig werden gebruikt, waardoor een warm EQ-effect van hoge kwaliteit wordt gereproduceerd. VCM Flanger Deze effecten emuleren de eigenschappen van analoge flangers die in de jaren zeventig werden gebruikt en ze reproduceren een warm flanger-effect van hoge kwaliteit.
Basisstructuur Parameternaam Beschrijvingen Depth Als er een phaser-type geselecteerd is, bepaalt deze parameter de amplitude van de LFO-golfvorm die de cyclische verandering van de fasemodulatie regelt. Detune Bepaalt de mate van toonhoogteontstemming. Device Selecteert het apparaat dat bepaalt hoe het geluid moet worden vervormd. Diffusion Bepaalt de spreiding van het geselecteerde effect. Direction Bepaalt de richting van de modulatie zoals die door de envelope wordt geregeld.
Basisstructuur Parameternaam Beschrijvingen Presence Deze parameter van het gitaarversterkereffect (guitar amp) regelt de hoge frequenties. Mic Level Bepaalt het ingangsniveau van het microfoongeluid. Ratio Bepaalt de verhouding van de compressor. Mic L-R Angle Bepaalt het hoek tussen L en R van de microfoon. Release Mid Attack Bepaalt de tijdsperiode van het moment dat een noot wordt ingedrukt tot het moment dat de compressor op de middenfrequenties wordt toegepast.
Basisstructuur Over MIDI MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een standaard waardoor elektronische muziekinstrumenten met elkaar kunnen communiceren door het verzenden en ontvangen van compatibele noten, besturingswijzigingen, programmawijzigingen en en verscheidene andere typen MIDI-data of -boodschappen. Deze synthesizer kan een MIDI-apparaat besturen door nootgerelateerde data en verscheidene soorten besturingsdata te versturen.
Basisstructuur besturingswijzigingscategorie, verderop, maar aangezien deze drie events in de MOTIF XS worden gebruikt om voices te selecteren, staan ze hier gegroepeerd en beschreven. BankselectieMSB en -LSB selecteren de voicebank. Het programmanummer selecteert een voice in de voicecategorie en -bank die door de MSB en LSB worden aange-geven. Raadpleeg voor een overzicht van de voices de afzon-derlijke Data List.
Basisstructuur aangegeven, wordt de volgende data-invoerboodschap ontvangen op hetzelfde kanaal, verwerkt als de waarde van die NRPN. Voorkom bedieningsfouten door een RPN-nulboodschap (7FH, 7FH) te verzenden na het gebruik van deze bood-schappen om een besturingshandeling uit te voeren. Raadpleeg 'NRPN' voor informatie over de parameter (pagina 79). n Kanaalaftertouch (CAT) Dit MIDI-event kan niet door het toongeneratorblok worden verwerkt, alhoewel het kan worden opgenomen in een song- of patroontrack.
Basisstructuur Niet-geregistreerd parameternummer (NRPN) parameters, is het normaal om de onafhankelijk besturingswijzigingparameters te gebruiken in plaats van de NRPN. n Dit MIDI-event kan niet door het toongeneratorblok worden verwerkt, alhoewel het kan worden opgenomen in een song- of patroontrack. Systeemexclusief Data-invoer MSB-LSB Data Intern geheugen Tijdens het gebruik van de MOTIF XS zult u vele verschillende soorten data creëren, zoals voices, performances, songs en patronen.
Basisstructuur Geheugenstructuur Dit diagram geeft informatie over de relatie tussen de functies van de MOTIF XS, het interne geheugen en externe apparaten, zoals een usb-opslagapparaat of computer.
Basisbediening van de geselecteerde modus. (In bepaalde displays zijn er geen subfunctie voor deze knoppen.) De cursor verplaatsen Gebruik deze vier knoppen om door de display te navigeren, waardoor de cursor door de verscheidene te kiezen items en parameters in het scherm beweegt. Als een item is geselecteerd, wordt deze gemarkeerd (de cursor wordt weergegeven als een donker blok met lichte karakters).
Basisbediening Naam geven (lettertekens invoeren) Basisstructuur U kunt vrijelijk een naam aan de data die u hebt gecreëerd, zoals voices, performances, songs, patronen en bestanden die naar een usb-opslagapparaat zijn weggeschreven. Als de cursor zich op een parameter voor naam geven bevindt, verschijnt het pictogram CHAR rechtsonder in de hoek van de display. Als u in deze situatie op de knop [SF6] drukt, verschijnt het venster Input Character (tekeninvoer), zoals hieronder aangegeven.
Aansluitingen n Voor de hierna weergegeven aansluitingen hebt u ook luidsprekers of een hoofdtelefoon nodig om naar het geluid te beluisteren. Raadpleeg 'Startgids' op pagina 19. Externe MIDI-instrumenten aansluiten Via een standaard-MIDI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u een extern MIDI-instrument aansluiten en deze aansturen vanaf de MOTIF XS. Net zo kunt u een extern MIDI-instrument (zoals een keyboard of sequencer) gebruiken om de geluiden van de MOTIF XS aan te sturen.
Aansluitingen Een ander MIDI-apparaat aansturen via MIDI THRU De speeldata van een externe MIDI-sequencer wordt gebruikt om de geluiden van een ander MIDI-instrument (aangesloten op de aansluiting MIDI THRU) samen met de MOTIF XS te bespelen. De MIDI THRU geeft gewoon alle MIDI-data door die via MIDI IN worden ontvangen.
Aansluitingen Een multitrackrecorder bedienen via vanaf de MOTIF XS verzonden MMC U kunt het starten/stoppen en snel vooruitspoelen/terugspoelen van een MMC-compatibele multitrackrecorder bedienen via de SEQ TRANSPORT-knoppen op het bedieningspaneel van deze synthesizer, waardoor MMC-boodschappen worden verzonden via MIDI. MIDI IN MIDI IN SEQ TRANSPORT LOCATE 1 2 MOTIF XS AW2400, enz.
Aansluitingen Uw data beveiligen (schrijfbeveiliging) Pas de schrijfbeveiliging toe die bij het opslagapparaat of het -medium is geleverd, om te voorkomen dat belangrijke data onopzettelijk worden gewist. Netwerkverbinding LAN-verbinding De MOTIF XS kan worden aangesloten op een LAN-netwerk via de ETHERNET-kabel. Als de MOTIF XS is aangesloten op het LAN-netwerk, kunt u in de modus File het op de MOTIF XS gecreëerde bestand wegschrijven naar het computerstation dat op hetzelfde netwerk is aangesloten.
Aansluitingen van de parameters 5 – 9 niet nodig. Stel deze parameter in op 'Off' als uw netwerk geen apparaat met de DHCP-serverfunctie gebruikt. computer tot stand wordt gebracht. De gedeelde mappen van de geselecteerde computer worden vermeld in het veld Sharing Point (2). ) Security 4 Stel de gedeelde map in op uw computer. Stel op uw computer de map in waartoe u toegang wilt hebben via de MOTIF XS via het netwerk. Raadpleeg voor meer informatie de gebruikershandleiding van uw computer.
Naslagwerk Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play Modus Voice De modus Voice wordt gebruikt voor het selecteren, bespelen en bewerken van de gewenste voice. De modus Voice Play is de 'hoofdingang' van de modus Voice, en hier kiest en bespeelt u een voice. Enkele voice-instellingen kunnen ook in deze modus worden bewerkt. Om de display Voice Play op te roepen en de modus Voice te activeren, drukt u gewoon op de knop [VOICE].
Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play Registreer de voice in de categorie met favorieten. Druk op de knop [F5] om de voice te registreren en de favorietenschakelaar (Favorite Switch) aan te zetten. Er verschijnt een vinkje links van de voicenaam om aan te geven dat de voice onderdeel uitmaakt van de categorie met favorieten. (Druk nogmaals op de knop [F5] om het vinkje weer te verwijderen, waardoor de voice uit de categorie met favorieten verdwijnt.
Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play Draaiknopfuncties Knop [SELECTED PART CONTROL] Modus Voice SELECTED PART CONTROL 1TONE 1 CUTOFF 2TONE 2 EQ LOW EQ MID F EQ 3ARP FX SWING QUANTIZE VALUE QUANTIZE STRENGTH RESONANCE AT TACK MID DECAY SUSTAIN RELEASE ASSIGN 1 ASSIGN 2 EQ MID Q EQ HIGH PAN REVERB CHORUS GATE TIME VELOCITY OCT RANGE UNITMULTIPLY TEMPO REVERB Modus Performance MULTI PART CONTROL PAN Modus Sampling 1 Modus Song Modus Pattern Modus Mixing Naslagwer
Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play Functies schuifregelaars n Als u het toetsenbord in stappen van halve noten wilt verschuiven, gebruik dan de parameter Transpose (pagina 260) in de display Play van de modus Utility. Het MIDI-zendkanaal van het toetsenbord instellen 1 Druk op de knop [TRACK] zodat zijn lampje oplicht. 2 Drukken op een van de nummerknoppen [1] – [16] om het MIDI-zendkanaal te bepalen.
Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play 1 Voicebank 3 Categorie (hoofdcategorie 1/hoofdcategorie 2) Geeft de bank van de huidige voice aan. De voicebank is het geheugen dat de data van normale voices en drumvoices bevat. Er zijn de volgende vijftien voicebanken. Geeft de hoofdcategorie van de geselecteerde voice aan. 'Categorie' is een trefwoord dat de instrumenteigenschappen of het type geluid aangeeft. Een vooraf ingestelde voice (preset) wordt in twee hoofdcategorieën geregistreerd.
Drukken op deze knop roept de display Arpeggio op pagina 95). 8 Portamento Geeft de aan/uit-status van de portamentoschakelaar (pagina 93) van de huidige voice aan. % [F6] Effect Drukken op deze knop roept de display Effect Connect (pagina 107) op van de modus Voice Common Edit. 9 Pitch Bend Range Geeft de boven- en onderinstelling aan van het pitchbendbereik (pagina 99) voor de huidige Voice.
Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play Portamento op de voice toepassen Volg de onderstaande instructies om portamento op de huidige voice die u op het toetsenbord speelt, toe te passen. Modus Voice 1 Druk op de knop [VOICE] om de modus Voice Play te activeren. Modus Performance Selecteer een voice waarop de portamento wordt toegepast. Portamento is vooral effectief bij een voice waarbij het geluid wordt aangehouden terwijl de toets ingedrukt wordt gehouden.
Het toetsenbord bespelen in de modus Voice Play Bepaalt de frequentie voor elke frequentieband. Stel de waarde in op de frequentie in het gebied dat u wilt verzwakken of versterken. Instellingen: Low (laag): 50.1Hz – 2.00kHz Mid (midden): 139.7Hz – 10.1kHz High (hoog): 503.8Hz – 14.0kHz Instellingen: -12.00 dB – +0.00 dB – +12.00 dB Q (bandbreedte) Hiermee bepaalt u de Q-factor (bandbreedte) voor de middenband. Hoe hoger de waarde, hoe kleiner de bandbreedte.
Een normale voice bewerken Modus Voice 'Bewerken' verwijst naar het proces van het creëren van een voice door de parameters te wijzigen die de voice vormen. Dit kan worden gedaan in de modus Voice Edit (voicebewerking), een submodus van de modus Voice. Om de modus Voice Edit te activeren, drukt u op de knop [VOICE] om eerst de modus Voice op te roepen en vervolgens op de knop [EDIT] te drukken.
Een normale voice bewerken Edit te activeren en vervolgens nogmaals op de knop [EDIT] om de modus Compare op te roepen. Handige functies voor het bewerken van voices 2 Als de indicator [C] rechtsboven in de display wordt weergegeven, drukt u op de knop [EDIT] (het lampje licht continu op en de indicator [C] verandert terug in de indicator [E]).
Een normale voice bewerken Gemeenschappelijke bewerkingsparameters (Common Edit) [VOICE] ➞ Selectie normale voice selection ➞ [EDIT] ➞ [COMMON EDIT] Via Common Edit kunt u de parameters bewerken die alle elementen van de geselecteerde normale voice gemeenschappelijk hebben.
Een normale voice bewerken 2 Pan* 2 Bepaalt het maximale pitchbendbereik in halve noten. De parameter Upper instellen op +12 resulteert in de maximale toonhoogteverhoging van één octaaf als het pitchbendwiel omhoog wordt bewogen. Daar tegenover staat dat een instelling -12 voor Lower ervoor zorgt dat de toonhoogte maximaal één octaaf (12 halve noten) wordt verlaagd als het pitchbendwiel naar beneden wordt bewogen.
Een normale voice bewerken ) Key Assign Mode Modus Voice Als deze parameter op 'single' wordt ingesteld, wordt dubbel afspelen van dezelfde noot voorkomen. Dit is handig wanneer twee of meer 'exemplaren' van dezelfde noot vrijwel tegelijkertijd worden ontvangen, of zonder een bijbehorende noot-uitboodschap. Als u elk exemplaar van dezelfde noot wilt laten afspelen, stelt u deze parameter in op 'multi'.
Een normale voice bewerken spelen: soft (1 – 34) en hard (93 – 127). Noten die met een gemiddelde aanslagsnelheid tussen 35 en 92 worden gespeeld, laten het arpeggio niet spelen. Arpeggio-instellingen: [F2] ARP Main (Arpeggio Main) Houd in gedachte dat er geen geluid wordt geproduceerd als de Key Mode is ingesteld op 'sort' of 'thru' en als noten buiten de hier ingestelde nootlimiet worden gespeeld.
Een normale voice bewerken 8 Velocity Mode % Velocity Rate Past de aanslagsnelheid van de arpeggionoten aan. Bepaalt de offsetwaarde waarmee de arpeggionoten ten opzichte van hun oorspronkelijke aanslagsnelheid worden verschoven. Als de resulterende aanslagwaarde minder dan nul is, krijgt deze de waarde 1, en als de resulterende aanslagsnelheid groter is dan 127, krijgt deze de waarde 127. Deze parameter kan rechtstreeks via de draaiknop worden gewijzigd.
Instellingen: off, 1 – 127 5 Velocity Rate Bepaalt hoeveel de aanslagsnelheid van het arpeggioafspelen wordt gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke waarde. De instelling 100% betekent bijvoorbeeld dat de oorspronkelijke aanslagsnelheden worden gebruikt. Instellingen onder de 100% verlagen de aanslagsnelheden van de arpeggionoten, terwijl instellingen boven de 100% de aanslagsnelheden verhogen.
Een normale voice bewerken Assign1 Assign2 Regelaarinstellingen: [F4] Ctrl Set (Controller Set) Geeft de draaiknoppen aan met het bijschrift 'ASSIGN 1' en 'ASSIGN 2' waarbij het lampje TONE 1 aan is. Modus Voice Modus Performance Modus Sampling 1 De regelaars zoals draaiknoppen op het bedieningspaneel kunnen worden gebruikt om een verscheidenheid aan parameters voor elke voice te wijzigen en aan te passen, in realtime en tegelijkertijd.
Een normale voice bewerken 5 Graph (alleen indicatie) 4 Phase De horizontale as geeft de waarde aan die wordt gegenereerd via de Source van de geselecteerde Set, terwijl de verticale as de mate aangeeft waarin de parameter Destination (bestemming) wordt beïnvloed. Bepaalt het fasepunt voor de start van de LFO-golfvorm na het resetten. Deze display bevat een verscheidenheid aan LFO-parameters, waaronder LFO-golfvorm, -snelheid en -effecten zoals LFOdelay of -fade in/out.
Een normale voice bewerken each-on De LFO wordt gereset bij elke noot die u speelt en de waveform wordt gestart op het fasepunt dat u hebt aangegeven bij de parameter Phase (hiervoor). Modus Voice Tijd Toets aan (eerste noot) Toets aan (tweede noot) LFO-effectinstellingen: [SF2] Set (Common LFO Set) Vanuit deze display kunt u de bestemmingsparameter voor de LFO (welk aspect van het geluid de LFO bestuurt), de elementen die worden beïnvloed door de LFO en de LFO-diepte selecteren.
Een normale voice bewerken n Instellingen: 0 – 127 5 LFO Phase Offset Bepaalt de offsetwaarden van de parameter Phase in de display [SF1] Wave voor de respectievelijke elementen. U kunt de knop [SF5] Random gebruiken om de basisgolfvorm willekeurig te selecteren. Elke keer als u op de knop [SF5] Random drukt, verschijnt er een andere LFO-golfvorm in de display. 2 Slope Bepaalt de hellingeigenschappen van de LFO-golfvorm.
Een normale voice bewerken Modus Voice 1 Element Out 1 – 8* 5 Chorus (Chorus Category/Type)* Bepaalt welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elk afzonderlijk element. Bij de instelling 'thru' kunt u de invoegeffecten voor het aangegeven element omzeilen (bypass). Als INSERTION CONNECT (2) is ingesteld op 'ins L', wordt het signaal van elk element uitgevoerd naar de Insertion L ongeacht de instelling hier. Selecteert een choruseffecttype na het selecteren van een categorie.
Een normale voice bewerken 4 Effect Parameters n Het aantal beschikbare parameters en waarden varieert afhankelijk van het op dat moment geselecteerde effecttype. Raadpleeg voor meer informatie over de effectparameters pagina 73. Raadpleeg voor informatie over de parameters van elk effecttype het afzonderlijke Engelstalige boekje Data List. Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het pictogram LIST op de tab van de knop [SF6].
Een normale voice bewerken 8 Formant Shift 1 Modus Voice Modus Performance 2 3 4 5 6 7 8 9 ) ! @ # $ Instellingen: -2, -1, +0, +1, +2 % 9 Formant Offset Past de afsnijfrequenties van alle BPF's (voor de instrumenteningang) fijn aan. Deze parameter kan worden gebruikt om de toonhoogte van het vocodergeluid fijn aan te passen. Instellingen: -63 – +0 – +63 Modus Sampling 1 1 Type ) Mic Level Bepaalt of de vocoder wel of niet op de huidige voice wordt toegepast.
Een normale voice bewerken Creatie van de formanten n 5 Het vocodereffect gebruiken De vocodergerelateerde parameters instellen indien nodig. Spreek of zing in de microfoon terwijl u de noten indrukt, om het machineachtige vocodergeluid voort te brengen. Druk op de knop [SF2] om de display Insertion op te roepen en stel vervolgens de gerelateerde parameters in terwijl u naar het vocodergeluid luistert.
Een normale voice bewerken Elementbewerkingsparameters [VOICE] ➞ Selectie normale voice ➞ [EDIT] ➞ [1] – [8] Modus Voice Als u de geluiden wilt bewerken die de voice vormen en de basisparameters die het geluid bepalen, zoals oscillator, toonhoogte, filter, amplitude en EG (envelopegenerator), roep dan de display Element Edit op.
Een normale voice bewerken AF 2 on Als dit is geselecteerd, klinkt het element als de ASSIGNABLE FUNCTION-knop [2] is aangezet.
Een normale voice bewerken ) Vel Cross Fade (Velocity Cross Fade) Modus Voice Modus Performance Dit bepaalt hoe geleidelijk het geluid van een element in volume afneemt in verhouding tot de afstand van aanslagveranderingen buiten de instelling Velocity Limit ()). De instelling 0 geeft geen geluid buiten het aanslagbereik (Velocity Limit). Hoe hoger de waarde, hoe geleidelijker het niveau afneemt.
Een normale voice bewerken 6 Pitch Key Follow Toonhoogte 7 Center Key Tijd Bepaalt de centrale noot of toonhoogte voor de Pitch Key Follow. Het hier ingestelde nootnummer heeft dezelfde toonhoogte als normaal, ongeacht de instelling Pitch Key Follow. Met de parameters Time (tijd) kunt u de tijd tussen de aangrenzende punten van het niveauparameters onder instellen. Een hogere waarde geeft een langere tijd voordat het volgende niveau wordt bereikt.
Een normale voice bewerken 7 Attack Level Bepaalt de normale toonhoogte voor de ingedrukte noot. 8 Decay 1 Level Modus Voice Bepaalt het toonhoogteniveau dat het geluid bereikt vanaf het attackniveau nadat de Decay1-tijd is verstreken. 9 Decay 2 Level Bepaalt het toonhoogteniveau voor de sustain dat wordt aangehouden zolang de toets ingedrukt wordt gehouden. Modus Performance ) Release Level Bepaalt de uiteindelijke toonhoogte nadat de toets is losgelaten.
Een normale voice bewerken & Center Key Over filtertypen LPF24D Hoger bereik Een dynamisch 24dB/oct-laagdoorlaatfilter met een karakteristiek digitaal geluid. In vergelijking met het LPF24A-type (hieronder), kan dit filter een meer uitgesproken resonantie-effect produceren. -40 Lagere snelheid Deze frequenties worden 'doorgelaten' door het filter. Niveau Center Key U kunt de noot ook rechtstreeks via het toetsenbord instellen door de knop [SF6] ingedrukt te houden en op de gewenste toets te drukken.
Een normale voice bewerken BPF6 Duaal BEF De combinatie van een -6 dB/oct HPF en LPF. Twee parallel aangesloten -6 dB/oct bandsperfilters. Niveau Niveau Afsnijbereik Afsnijbereik Doorgelaten bereik Afsnijbereik Afstand (9) Resonantie (4) Modus Voice Frequentie Doorgelaten bereik Afsnijfrequentie (2) Modus Performance BPFw Een 12dB/oct-banddoorlaatfilter dat hoogdoorlaatfilters en laagdoorlaatfilters combineert om bredere bandbreedte-instellingen mogelijk te maken.
! HPF Key Follow (High Pass Filter Key Follow) Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) invloed hebben op de afsnijfrequentie (hierboven ingesteld) van de HPF. Bij een positieve instelling gaat de afsnijfrequentie voor lagere noten omlaag en voor hogere noten omhoog. Een negatieve instelling heeft het tegenovergestelde effect. Als een van de filtertype 'LPF12' of 'LPF6' is geselecteerd, is deze parameter beschikbaar.
Een normale voice bewerken 8 Decay 1 Level (decay1-niveau) Toonhoogte Bepaalt het niveau dat de afsnijfrequentie bereikt vanaf het attackniveau, nadat de decay1-tijd is verstreken. 7 Attackniveau 8 Decay1 -niveau Modus Voice 6 Holdniveau 9 Decay2niveau 9 Decay 2 Level (decay2-niveau) ) Releaseniveau ) Release Level (releaseniveau) 0 Modus Performance 1 Holdtijd 2 Attacktijd 3 Decay1tijd 5 Release tijd 4 Decay2tijd Tijd Bepaalt de uiteindelijke afsnijfrequentie nadat de toets is losgelaten.
Een normale voice bewerken Positieve waarde Hoge snelheid Lage snelheid % EG Time Velocity Sens Segment (EG Time Velocity Sensitivity Segment) Bepaalt het gedeelte van de filter-EG waar de EG Time Velocity Sensitivity ($) invloed op heeft. Instellingen: attack, atk+dcy, decay, atk+rls, all attack U kunt de noot ook rechtstreeks via het toetsenbord instellen door de knop [SF6] ingedrukt te houden en op de gewenste toets te drukken. Raadpleeg 'Basisbediening' op pagina 82.
Een normale voice bewerken Instelvoorbeeld van filterschaalverdeling Modus Voice Modus Performance U kunt filterschaalverdeling het gemakkelijkst begrijpen aan de hand van een voorbeeld. Voor de instellingen die in de voorbeelddisplay hieronder worden weergegeven, is de basiswaarde van de afsnijfrequentie 64 en deze basiswaarde wordt dienovereenkomstig gewijzigd door de diverse offsetwaarden op de geselecteerde breekpunten.
) Scaling Pan Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) de panpositie (hiervoor ingesteld) links en rechts, van het geselecteerde element beïnvloeden. Bij noot C3 wordt de paninstelling (hierboven) gebruikt als de basispanpositie. Een positieve instelling verplaatst de panpositie naar links voor lagere noten en naar rechts voor hogere noten. Een negatieve instelling heeft het tegenovergestelde effect.
Een normale voice bewerken ) Half Damper Time Modus Voice Modus Performance Modus Sampling 1 Bepaalt hoe snel het geluid terugvalt naar stilte, nadat de toets wordt losgelaten terwijl u de voetregelaar FC3 ingedrukt houdt en de parameter Half Damper Switch (9) aan is. Na het loslaten van de toets kunt u de uitsterftijd van het geluid via de positie van de voetregelaar regelen, waarbij de Half Damper Time van de AEG de maximale decaywaarde is en de Release Time van de AEG de minimale decaywaarde.
Een normale voice bewerken 5 – 8 Offset 1 – 4 off Bepaalt de offsetwaarde voor het niveau bij elk breekpunt. Instellingen: -128 – +0 – +127 +17 +4 97 Amplitude 90 Instellingen: 0 – 127 84 5 Speed 76 Bepaalt de snelheid van de LFO-golfvorm. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de LFO-snelheid.
Een normale voice bewerken Instellingen equalizer (EQ): [F6] EQ Via deze display kunt u de EQ-parameters instellen per element. Modus Voice 1 Type Bepaalt het type EQ. Het aantal beschikbare parameters en waarden verschilt en is afhankelijk van het geselecteerde EQtype. De parametrische EQ voor de enkele band wordt gebruikt om signaalniveaus te verzwakken of te versterken (gain) rond de ingestelde frequentie.
'Bewerken' verwijst naar het proces van het creëren van een voice door de parameters te wijzigen die de voice vormen. Dit kan worden gedaan in de modus Voice Edit (voicebewerking), een submodus van de modus Voice. In deze sectie zullen we u laten zie hoe u een drumvoice kunt bewerken. Druk om de modus Drum Voice Edit te activeren op de knop [VOICE] om de modus VOICE te activeren, selecteer een drumvoice en druk vervolgens op de knop [EDIT].
Een drumvoice bewerken opgeslagen in het interne gebruikersgeheugen (flashrom) en worden zelfs vastgehouden als het instrument wordt uitgezet. Dit betekent dat u de data niet hoeft weg te schrijven naar een extern apparaat. We adviseren u echter toch om alle belangrijke data naar een extern apparaat weg te schrijven of te archiveren. Raadpleeg voor meer informatie pagina 278. PAS OP De bewerkte voice gaat verloren als u een andere voice selecteert of het instrument uitzet.
Een drumvoice bewerken % REV SEND (Key Reverb Send) Bepaalt het niveau van het drumtoetsgeluid (het omzeilde signaal) dat naar het reverbeffect wordt gezonden. De instelling hier is alleen beschikbaar als de parameter Insertion Effect Out (1) is ingesteld op 'thru'. 3 2 4 Bepaalt welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elke afzonderlijke drumtoets. Parameters kunnen voor elke drumtoets worden ingesteld.
Een drumvoice bewerken 3 Wave Bank (Waveform Bank)* 9 Ins Effect Output (Insertion Effect Output) Bepaalt de waveformbank die aan de drumtoets is toegewezen, Preset (vooraf ingesteld) of User (gebruiker). Gebruikerswaveforms kunnen worden gecreëerd op basis van in de modus Sampling opgenomen samples. Bepaalt welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elke afzonderlijke drumtoets.
Een drumvoice bewerken 3 Resonance* Bepaalt de nadruk die aan de afsnijfrequentie wordt gegeven om het geluid nog meer karakter te geven. Hogere waarden resulteren in een meer geprononceerd effect. Instellingen: 0 – 127 Instellingen: -64 – +0 – +63 Bepaalt de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter. Instellingen: 0 – 255 Amplitude-instellingen: [F4] Amplitude Via de volgende displays kunt u verschillende parameters voor de geselecteerde drumtoets instellen, zoals volume, pan en amplitude-EG.
Een drumvoice bewerken 4 Alternate Pan Bepaalt de mate waarin het geluid beurtelings links en rechts wordt gepand voor elke noot die u indrukt, ervan uitgaande dat u hiervoor de panpositie in het midden hebt ingesteld. Hogere waarden vergroten de breedte van het panbereik.
Voice Job: handige functies 6 Als er een normale voice is geselecteerd: Druk op de knop [DEC/NO] om de job te annuleren. 1 Druk op de knop [INC/YES] om de job uit te voeren. 2 3 Als de job is voltooid verschijnt de melding 'Completed' (voltooid) en wordt de oorspronkelijke display weer weergegeven. 4 Druk op de knop [VOICE] om terug te keren naar de modus Voice Play.
Voice Job: handige functies Als er een drumvoice is geselecteerd: 1 Modus Voice 2 5 6 7 Bepaalt de bank en het voicenummer dat moet worden gekopieerd. De beschikbare parameters verschillen, afhankelijk van het type voice dat momenteel is geselecteerd (normaal of drum). Deze parameter kan niet worden ingesteld als Current Voice (2) is ingesteld op 'on' (aan).
Een bepaalde part soloschakelen De solofunctie is het tegenovergestelde van de dempingsfunctie, en stelt u in staat een bepaalde part onmiddellijk solo te schakelen en alle ander parts te dempen. 2 5 6 12 13 14 PART SELECT 9 Een parts aan- of uitschakelen 10 11 PART MUTE In de modus Performance Play kunt u tot vier parts van de huidige performance naar wens aan- of uitzetten. Dit kan door op de knop [PERFORM] te drukken om de modus Performance Play te activeren.
Spelen in de modus Performance Arpeggioafspelen aan- en uitzetten voor elk van de parts Draaiknoppen gebruiken Modus Voice U kunt het arpeggioafspelen voor elk van de parts van de performance aan- of uitzetten zoals hierna staat beschreven. 1 2 1 2 3 4 5 6 12 13 14 PART SELECT Modus Performance 9 10 11 15 TRACK 8 PERFORMANCE CONTROL ARP ON/OFF PART MUTE 1 7 16 MUTE SOLO ARP HOLD Druk op de knop [PERFORMANCE CONTROL].
Spelen in de modus Performance n Als de bewerkingsindicator [E] rechtsboven in de display verschijnt wanneer u aan de draaiknoppen draait, kan de huidige performance als een nieuwe gebruikersperformance worden opgeslagen (pagina 142). De te regelen part wijzigen U kunt een part wijzigen die door de draaiknophandelingen wordt geregeld, via een van de volgende instructies.
Spelen in de modus Performance 6 Octave Geeft de via de OCTAVE-knoppen ingestelde octaafinstelling van het toetsenbord aan. Deze parameter bepaalt hoeveel hoger of lager de toonhoogte van alle toetsen ligt ten opzichte van de normale toonhoogte. Modus Voice 7 Regelfunctie Geeft de status van de draaiknoppen en schuifregelaars op het paneel aan. Dit is gelijk aan het venster Control Function (pagina 136). Deze display geeft de informatie over de huidige performance.
Spelen in de modus Performance Bepaalt of de parts wordt gebruikt (on) of niet (off). 2 Voicebank 3 Voicenummer 4 Voicenaam Bepaalt de voicebank en -nummer voor elk van de parts. De twee categorienamen van de geselecteerde voice worden in de kolom Voicenaam getoond. 5 NOTE LIMIT LO-HI Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van de part. U kunt ook een onder- en een bovenbereik voor de voice maken, met een gat in het midden van het nootbereik, door eerst de hoogste noot op te geven.
Spelen in de modus Performance 2 Tempo Bepaalt het arpeggiotempo. Raadpleeg voor meer informatie de display Arpeggio Main (pagina 154) van Part Edit. 3 Sync Quantize Value Modus Voice Modus Performance Bepaalt het daadwerkelijke tijdstip waarop het afspelen van het volgende arpeggio begint, als u deze triggert terwijl een arpeggio van een bepaald part wordt afgespeeld. Bij de instelling 'off' (uit) start het volgende arpeggio op het moment dat u deze triggert.
7 Key On Start Switch ) Track Status (alleen indicatie) Bij de instelling 'on' start het opnemen onmiddellijk als u op een toets van het toetsenbord drukt. Geeft aan of elk van de tracks van de geselecteerde song of patroonsectie sequencedata bevat of niet. off Modus Performance 9 Measure (alleen indicatie) Druk op de knop [COMMON EDIT] als u de display Common Edit op wilt roepen. Druk op een van de nummerknoppen [1] – [4] om de display Part Edit op te roepen.
Een performance bewerken 6 Bewerk de waarde met de knoppen [INC/YES], [DEC/NO] en de datadraaischijf. Modus Voice 7 Herhaal de stappen 3 – 6 zo vaak als u wilt. 8 Voer de gewenste naam in voor de bewerkte performance. Functie Compare (vergelijken) Via de functie Compare (vergelijken) kunt u schakelen tussen de zojuist bewerkte performance en zijn origineel, de onbewerkte toestand, zodat u kunt horen hoe uw bewerkingen het geluid beïnvloeden.
Een performance bewerken Over de asterisktekens (*) Omdat voor gebruikers die voor het eerst voicebewerking gebruiken het grote aantal parameters verwarringwekkend kan zijn, zijn de meeste basis en eenvoudig-te-begrijpen parameters in deze sectie gemarkeerd met een asterisk (sterretje). Als u voor het eerst een performance bewerkt, begin dan met deze parameters.
Een performance bewerken Hoofdcategorie SpLyr Modus Voice FX Subcategorie Splits & Layers FX Modus Performance NoAsg Modus Sampling 1 n Geen toewijzing WWind Woodwind Brass Brass Guitr Guitar Bass Bass Cperc Chromatic Percussion Pad Pad NoAsg Geen toewijzing Seq Sequence Gain (versterking) 7 + 0 6 4 5 1 – 3 banden Low 2 Middle 3 High Hard Hard Soft Soft S.EFX Sound Effect Frequentie NoAsg Geen toewijzing NoAsg Geen toewijzing Bepaalt de middenfrequentie.
Een performance bewerken 8 ARP Sync Quantize Value 3 4 2 Assign 1 Value 3 Assign 2 Value Geeft het niveau aan van de draaiknoppen met het bijschrift 'ASSIGN 1' en 'ASSIGN 2' op het moment dat de performance is geselecteerd met het lampje TONE 1 aan. De aan de draaiknoppen toegewezen functies worden respectievelijk rechts van de waarden aangegeven.
Een performance bewerken Gain(versterking) Mastereffectinstellingen: [SF2] MasterFX Q (frequentiebandbreedte) + 2 3 1 0 Modus Voice Frequentie – 4 5 banden Low Lo-Mid Mid High Modus Performance 1 Shape Hier kunt u kiezen uit de twee equalizervormen: shelving of peaking. Deze parameter is beschikbaar voor Low en High. Modus Sampling 1 Instellingen: shelv, peak n Mouds Song Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het pictogram LIST op de tab van de knop [SF6].
Een performance bewerken n Als de Shape-parameters (1) van Low en High zijn ingesteld op 'shelv', zijn de Q-parameters (4) van Low en High niet beschikbaar. Regelaarinstellingen: [F3] Ctrl Asgn (Controller Assign) U kunt MIDI-besturingswijzigingsnummers toewijzen aan de regelaars en draaiknoppen op het bedieningspaneel voor de geselecteerde performance. U kunt bijvoorbeeld de knoppen ASSIGN 1 en 2 gebruiken om de effectdiepte te regelen, terwijl u de voetregelaar gebruikt om de modulatie te regelen.
Een performance bewerken L+R mono De L- en R-kanalen van de audio-invoer worden naar mono gemixt en verwerkt. stereo Invoegeffectverbinding van A/D-ingang: [SF2] Connect Beide L- en R-kanalen van de audio-invoer worden gebruikt. Modus Voice 4 Output Select Bepaalt de toewijzing van de uitgangsaansluiting voor de audio-invoerpart. Instellingen: Zie de onderstaande tabel.
Een performance bewerken Effectparameterinstellingen: [SF3] Ins A, [SF4] Ins B Instellingen: Details over de effectcategorieën en -typen staan beschreven op pagina 70. 3 Preset U kunt verschillende parameters instellen om te bepalen hoe het geluid wordt beïnvloed door het geselecteerde effecttype. Via deze parameter kunt u voorgeprogrammeerde instellingen van deze effectparameters oproepen.
Een performance bewerken 6 Reverb Return 1 Type Bepaalt het retourniveau van het reverbeffect. In de kolom Type kunt u een van de effecttypen selecteren die in de geselecteerde categorie worden opgesomd. Instellingen: 0 – 127 Instellingen: Details over de effecttypen staan beschreven op pagina 70. 7 Reverb Pan Modus Voice Bepaalt de panpositie van het reverbeffectgeluid.
Een performance bewerken Partbewerkingsparameters (Part Edit) 4 8 9 ) ! @ # $ % SF5 1 Part Switch* 5 Bepaalt of de momenteel bewerkte part aan of uit is. Bij de instelling 'off' (uit) geeft het momenteel bewerkte element geen geluid. Instellingen: off (inactief), on (actief) 2 Bank* 3 Number* Bepaalt de voice die aan de huidige parts is toegewezen door de voicebank en het voicenummer aan te geven.
Een performance bewerken niet gekopieerd als er een drumvoice wordt geselecteerd. Deze parameters worden echter wel gekopieerd als er een normale voice wordt geselecteerd. # Portamento Mode Bepaalt hoe portamento op uw toetsenspel wordt toegepast. Instellingen: fingered, fulltime Modus Voice Instellingen: off (niet gekopieerd), on (gekopieerd) fingered 5 Volume* Portamento wordt alleen toegepast als u legato speelt (de volgende noot speelt voordat u de voorgaande noot loslaat).
Een performance bewerken 3 Dry Level Bepaalt het niveau van elk van de parts die niet door de systeemeffecten (reverb, chorus) zijn bewerkt. Hoe hoger de waarde, hoe zwakker de reverb en chorus. Instellingen: 0 – 127 Overige instellingen: [SF3] Other Hiermee bepaalt u de specifieke uitgang(en) voor de afzonderlijke part. U kunt elke afzonderlijke voice van de part toewijzen aan een bepaalde fysieke uitgangsaansluiting op het achterpaneel.
Een performance bewerken Als Depth (hiervoor) = 64 en Offset = 32 Als Depth (hiervoor) = 64 en Offset = 96 127 127 Modus Voice 0 64 127 Aanslagsnelheid gespeelde noot 0 Raadpleeg voor meer informatie over de Arpeggio Type List in Data List 2 (afzonderlijke online documentatie) pagina 63.
Een performance bewerken Instellingen: Raadpleeg het arpeggiocategorie-overzicht op pagina 62. direct n Nootevents van de arpeggiosequence spelen niet. Alleen de noten die u op het toetsenbord speelt zijn hoorbaar. Als het arpeggio afspeelt worden de events zoals pan en helderheid toegepast op het geluid van uw toetsenspel. Gebruik deze instelling wanneer de arpeggiotypen niet-noot-data bevatten of wanneer Category Type 'Ctrl' is geselecteerd.
Een performance bewerken Arpeggio-instellingen: [F3] ARP Other (Arpeggio Other) Modus Voice Door de timing en aanslagsnelheid van de noten te veranderen, kunt u het ritmische gevoel van het arpeggioafspelen veranderen. Modus Performance 1 2 3 4 5 6 7 8 9 ) ! @ # $ Modus Sampling 1 % ^ Instellingen: -120 – +120 5 Velocity Rate Bepaalt hoeveel de aanslagsnelheid van het arpeggioafspelen wordt gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke waarde.
Een performance bewerken Enkele vooraf ingestelde arpeggiotypen bevatten de speciale sequencedata 'Accent Phrase' (accentfrase), die alleen worden gespeeld als er aanslagsnelheden met een hogere dan de ingestelde waarde worden ontvangen. Deze parameter bepaalt de minimumaanslagsnelheid die de accentfrase triggeren. EG-instellingen: [F4] EG U kunt het volumeverloop bepalen vanaf het moment dat een toets wordt ingedrukt tot het moment dat deze wordt losgelaten.
Een performance bewerken Release (Release Time, releasetijd) 1 Frequency Bepaalt hoe snel de afsnijfrequentie terugvalt van het sustainniveau naar nul als een noot wordt losgelaten. Bepaalt de middenfrequentie. Frequenties rond dit punt worden verzwakt of versterkt via de instelling Gain (versterking) onder. Hogere waarden geven hogere frequenties. Depth (diepte) Modus Voice Bepaalt het bereik waarover de afsnijfrequentie van het filter-EG verandert.
Performancejobs: handige functies Druk op de knop [ENTER]. (De display vraagt u om bevestiging.) 2 3 Druk op de knop [DEC/NO] om de job te annuleren. 5 Druk op de knop [INC/YES] om de job uit te voeren. Als de job is voltooid verschijnt de melding 'Completed' (voltooid) en wordt de oorspronkelijke display weer weergegeven. 6 Druk op de knop [PERFORM] om terug te keren naar de modus Performance Play.
Performancejobs: handige functies Performance-kopieerfunctie: [F3] Copy Modus Voice Parameterinstellingen kopiëren van een andere performance: [SF1] Part Modus Performance Via deze handige functie kunt u instellingen voor Common Edit en Part Edit van een bepaalde performance kopiëren naar de momenteel bewerkte performance. Dit is handig als u tijdens het maken van een performance een aantal parameterinstellingen van een andere performance wilt gebruiken.
127 Een sample is digitale audiodata, gecreëerd door het direct opnemen van een signaal in de MOTIF XS, zoals dat van zang of een elektrische gitaar. In deze handleiding worden de woorden 'sample' (Sample) en 'golf' (Wave) soms door elkaar gebruikt. Er is echter een verschil tussen 'golf' (Wave, onbewerkte audiodata) en 'Waveform', verzamelde gerangschikte en bewerkte audiodata voor het maken van een voice).
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Display Sampling Main Modus Voice De display Sampling Main, de 'ingang' van de modus Sampling, wordt opgeroepen als u vanuit de huidige modus op de knop [INTEGRATED SAMPLING] drukt. Drukken op de knop [INTEGRATED SAMPLING] in de modus Voice of modus Performance roept de modus Sampling op voor het creëren van samples (waveforms) die aan een voice of performance kunnen worden toegewezen.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Sample-opname Activeer de modus Voice of Performance. Als u de modus Performance activeert, selecteer dan een performance waaraan de sample moet worden toegewezen. 3 Druk op de knop [INTEGRATED SAMPLING] om de modus Sampling te activeren. (De indicator licht op.) De display Sampling Main verschijnt. 4 Stel de volgende parameters in in de display Setup.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling 10 Druk op de knop [F6] Stop om het samplen te stoppen. Modus Voice Als u Confirm in stap 7 hiervoor aanzet, verschijnt de display Sampling Finished (pagina 167). Druk op de knop [SF1] Audition om het gesamplede geluid te beluisteren. Als u tevreden bent met de resultaten, drukt u op de knop [ENTER] om het gesamplede geluid op te slaan als een 'Sample' en terug te keren naar de display Setup.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling # [SF6] INFO (Information) Geeft de hoeveelheid gebruikt samplegeheugen aan. 7 Keybank Hiermee bepaalt u het nootnummer van de toetsbank als bestemming. De hier ingestelde waarde kan worden gewijzigd in de modus Sampling Edit (pagina 167). 1 2 3 Instellingen: C -2 – G8 1 Used/Total (alleen indicatie) n Geeft de hoeveelheid gebruikt geheugen en de totale beschikbare hoeveelheid aan.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling 7 Trigger Level Sampling Record: [F6] Standby Modus Voice Deze display wordt gebruikt voor het uitvoeren van sampling. Druk in de display Setup op de knop [F6] om deze display op te roepen. Druk op de knop [EXIT] om terug te gaan naar de display Setup. 1 2 3 Instellingen: 000 – 127 Modus Performance 8 Trigger Mode Bepaalt de methode waarop het samplen wordt getriggerd.
Als Trigger Mode (8) is ingesteld op 'manual' (handmatig), begint het samplen direct zodra er op deze knop wordt gedrukt. Samplingdisplay RECORDING Modus Sampling 2 Als [SF1] Confirm is aangezet voordat het samplen begint, verschijnt de display FINISHED zodra het samplen klaar is. Sampling Edit [INTEGRATED SAMPLING] ➞ [EDIT] Via de modus Sampling Edit beschikt u over uitgebreide, gedetailleerde regelmogelijkheden voor het bewerken van de opgenomen sample en voor het wijzigen van de sample-instellingen.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Hint 2 Modus Voice Via de handige functie Extract kunt u onnodige gedeelten van de sample voor het startpunt en na het eindpunt verwijderen, waardoor u geheugenruimte vrijmaakt voor bijkomende samples. Modus Performance 1 Druk op de knop [F1] Trim om de display Trim op te roepen. 2 Druk op de knop [ENTER]. (De display vraagt u om bevestiging.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling U kunt de geselecteerde sample beluisteren door deze knop ingedrukt te houden. Hierdoor kunt u controleren of het bewerken van de sample naar wens is of niet. 6 Start Point Bepaalt het startpunt voor het sampleafspelen. Het gedeelte links van dit punt wordt niet afgespeeld. Als u op de knop [SF2] ST=LP drukt, wordt de waarde van het Loop Point (7) naar het Start Point gekopieerd.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling 9 Key Range (toetsbereik) Sampleparameterinstellingen: [F2] Param Modus Voice Via deze display kunt u samplegerelateerde parameters zoals toetsbereik en aanslagbereik instellen. 9 Instellingen: C -2 – G8 ) Velocity (Velocity Range, aanslagbereik)) 4 5 6 7 8 Modus Sampling 1 2 3 Modus Performance 1 Geeft het toetsbereik van de toetsbank (Key Bank) aan waaraan de geselecteerde sample is toegewezen.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Sampling-jobs [INTEGRATED SAMPLING] ➞ [JOB] Deze job maximaliseert (normaliseert) het totaalniveau van de aangegeven sample. 05: Time-Stretch Met deze job kunt u het tempo van de sample wijzigen zonder de toonhoogte te veranderen. 06: Convert Pitch Via deze job kunt u de toonhoogte van de sample wijzigen zonder het tempo te veranderen. 07: Fade In/Out Via deze job kunt u een fade-in en fade-out voor de sample creëren.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling 7 Druk op de knop [ENTER] om het resultaat van de job als sampledata vast te leggen. PAS OP Modus Voice U kunt de aangepaste sample niet meer naar de oorspronkelijke staat terugbrengen, zodra u jet jobresultaat hebt vastgelegd.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Deze job wist de aangegeven toetsbank en zijn sample. Door onnodige samples te wissen, kunt u de beschikbare geheugenruimte vergroten. 1 04: Normalize (normaliseren) Deze job maximaliseert (normaliseert) het totaalniveau van de aangegeven sample. Dit is handig om het volume te verhogen van een sample die onopzettelijk te zacht is opgenomen.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Modus Voice 1 Key Bank (toetsbank) 2 Pitch (toonhoogte) Bepaalt de toetsbank waaraan de gewenste sample wordt toegewezen door het waveformnummer (0001 – 1024) op te geven. Het toetsbereik en aanslagbereik van de toetsbank waaraan de geselecteerde waveform is toegewezen wordt automatisch onder het waveformnummer weergegeven. Bepaalt de hoeveelheid en richting van de verschuiving van de toonhoogte in stappen van halve noten.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling Fade-in 09: Stereo to Mono Via deze job kunt u een stereosample omzetten naar een monosample. 2 Type Bepaalt welk kanaal, of beide kanalen, van de stereosample worden omgezet naar een monosample. Instellingen: L+R>mono, L>mono, R>mono L+R>mono Het linker- en rechterkanaal van een stereosample worden gemixt en omgezet naar een monosample. 1 L>mono Het linkerkanaal van een stereosample wordt ongezet naar een monosample.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling 1 Key Bank (toetsbank) 7 Lowest Key (laagste toets) Bepaalt de toetsbank waaraan de gewenste sample wordt toegewezen door het waveformnummer (0001 – 1024) op te geven. Het toetsbereik en aanslagbereik van de toetsbank waaraan de geselecteerde waveform is toegewezen, wordt automatisch onder het waveformnummer weergegeven. Bepaalt het laagste toetsnummer van de toetsen waaraan de sliced samples achtereenvolgens worden toegewezen.
Een voice of performance creëren met de functie Sampling 05: Rename (naam wijzigen) Modus Voice Via deze job kunt u een naam aan de geselecteerde waveform toewijzen. Waveform Modus Performance 1 2 03: Extract (extraheren) Waveform 2 Name (name geven) Bepaalt het waveformnummer dat geëxtraheerd moet worden. Bepaalt de naam van de waveform die maximaal 10 tekens kan bevatten. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het geven van namen 'Basisbediening' op pagina 82.
Song afspelen Modus Voice In de modus Song kunt u uw eigen originele songs opnemen, bewerken en afspelen. De modus Song Play is de 'ingang' van de modus Song, en hier kiest u en speelt u een song af. Sommige songinstellingen, zoals het ritmische gevoel, kunnen ook in deze modus bewerkt worden. Om de display Song Play op te roepen en de modus Song te activeren, drukt u gewoon op de knop [SONG].
Song afspelen SF2 1 SF3 2 SF4 3 SF5 4 F3 F4 F5 F6 6 7 8 9 0 - 14 PERFORMANCE CONTROL ARP ON/OFF 15 MUTE 16 ARP HOLD 1 2 SOLO 1 Druk op de knop [SOLO] zodat zijn indicator oplicht. Druk op een van de nummerknoppen [1] - [16] die overeenkomt met de track die u solo wilt schakelen. Als u op een van de nummerknoppen [1] – [16] drukt, gaat het lampje van de ingedrukte knop knipperen en is alleen de corresponderende track te horen.
Song afspelen De songscène registreren Modus Voice Na het maken van de gewenste instellingen voor de scène, houdt u de knop [STORE] ingedrukt en drukt u op een van de knoppen [SF1] - [SF5]. Het pictogram van de 1/8-noot wordt in de tab weergegeven die overeenkomt met de subfunctieknop waaronder de songscène is geregistreerd. Druk op de knop [STORE] om de songdata inclusief de songscèneinstelling op te slaan. 3 Als u het afspelen ergens in een songketen wilt stoppen, drukt u op de knop [J] (stoppen).
Song afspelen Track 1 Track 2 Track 3 : Track 16 Draaiknop 2 Draaiknop 3 Draaiknop 4 TONE 1 Cutoff Reso Attack Decay TONE 2 LowGain MidFreq MidGain MidQ ARP FX Swing Qt Val Qt Str GateT Draaiknop 5 Draaiknop 6 Draaiknop 7 Draaiknop 8 TONE 1 Sustain Release Assign1 Assign2 TONE 2 HighGain Pan Reverb Chorus ARP FX Velocity Octave UnitMlt Tempo n Raadpleeg voor meer informatie over elke functie pagina 90.
Song afspelen 2 Location (alleen indicatie) 9 Dempen/solo (alleen indicatie) Geeft de maatnummers aan die aan Location 1 en 2 zijn toegewezen. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over de locatie pagina 178. Geeft per track de demping- en solostatus aan. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het instellen van de demping/solo pagina 179. Modus Voice Leeg: Noch demping noch solo is aan deze track toegewezen. 3 Maat (Measure) Bepaalt de locatie vanwaar het afspelen begint.
Song afspelen U kunt naar de voorgaande display teruggaan door op de knop [SF6] of de [EXIT] te drukken. 1 Tracknummer (alleen indicatie) Geeft het tracknummer aan. Instellingen: 0% – 100% Als kwartnoot-quantizering op de oorspronkelijke data wordt toegepast: 1e tel ¡ [F3] Track 2e tel 3e tel Oorspronkelijke timing Roept de display Song Track Output Channel op (pagina 184). Roept de display Song Chain (songketen) op (pagina 185). Via deze display kunt u achtereenvolgens meerdere songs afspelen.
Song afspelen Swing Vel (Swing Velocity) Modus Voice Past de aanslagsnelheid van de corresponderende noten aan om het ritmische swinggevoel te accentueren. Instellingen onder de 100% verminderen de aanslagsnelheid van noten op de evengenummerde tellen (backbeats) en instellingen boven de 100% verhogen de aanslagsnelheden evenredig. Als het resultaat 0 of minder is, wordt de waarde ingesteld op 1. Als het resultaat hoger is dan 127, wordt de waarde ingesteld op 127.
Song afspelen Geeft de volgorde van het songafspelen aan. De nummers 1 – 100 zijn beschikbaar en u kunt deze nummers bekijken door in de display te scrollen. De songketen wordt in volgorde afgespeeld vanaf de song die aan 001 is toegewezen. 2 Songnummer 3 Songnaam (alleen indicatie) Bepaalt het songnummer dat in de keten wordt afgespeeld. De songnaam wordt weergegeven als u het songnummer aangeeft.
Songopname In de modus Song Record kunt u de sequencer gebruiken om uw toetsenspel track voor track in een geselecteerde song op te nemen. Druk op de knop [I] (opnemen) in de modus Song Play om de modus Song Record te activeren. Modus Voice n Het opnemen van audiodata voor een song kan worden uitgevoerd in de modus Sampling Record (pagina 244).
Songopname Leeg: Noch demping noch solo is aan deze track toegewezen. m: Geeft een gedempte track aan. s: Geeft een sologeschakelde track aan. 8 Voicenaam (alleen indicatie) 6 º ¡ ( ™ £ Geeft de voicenamen van de mixingparts aan die overeenkomen met de tracks. 1 Songnaam (alleen indicatie) 9 REC TR (Record Track) Geeft de naam aan van de momenteel geselecteerde song. De song kan worden geselecteerd in de display Song Play (pagina 178). Hiermee bepaalt u in welke track wordt opgenomen.
Songopname ! Punch In @ Punch Out Als punch (Punch In/Out) als opnametype (Record Type) is geselecteerd, worden hier de startpositie (Punch In-positie) en eindpositie (Punch Out-positie) hier aangegeven. Modus Voice Instellingen: 001 : 01 – 999 : 16 Bepaalt of het invoegeffect dat aan de voice is toegewezen wordt gebruikt of niet. De instelling hier wordt toegepast op de instelling Insertion Effect Switch voor de Record Part (#).
Songopname Parameters 1 – & zijn gelijk aan die in de display Arpeggio Main (pagina 101) in de modus Voice Common Edit. Via deze methode worden alle reeds in de opnametrack opgenomen data gewist (overschreven) en vervangen door de nieuwe data. De bestaande opname gaat verloren en wordt vervangen door de nieuwe. Dit is handig als u dezelfde part meerdere keren opnieuw op moet nemen.
Songopname Opnameprocedure voor meerdere tracks (instelling 'All Track') 2 Modus Voice De sequencedata die door een extern MIDI-instrument worden verzonden, kunnen gelijktijdig op tot 16 tracks worden opgenomen. 1 Modus Performance 2 Sluit een externe MIDI-sequencer of een computer aan op de MOTIF XS en schakel vervolgens de MOTIF XS aan.
Songopname Om de opnamemodus tijdelijk uit te schakelen en de oefenmodus te activeren, drukt u tijdens realtimeopname gewoon op de knop [I] (opnemen). De indicator [I] (opnemen) knippert en het afspelen zal ononderbroken doorgaan maar er worden geen data opgenomen. Dankzij deze handige oefenmodus kunt u eenvoudig en tijdelijk het opnemen uitschakelen om een partij te oefenen of verschillende ideeën uit te proberen (terwijl u naar de andere tracks luistert) zonder daadwerkelijk op te nemen.
MIDI-events bewerken (Song Edit) Modus Voice In de modus Song Edit kunt u reeds opgenomen songs bewerken of nieuwe data in de songs invoegen. U kunt fouten corrigeren alsook dynamische effecten zoals vibrato toevoegen, om de song af te werken. Druk op de knop [EDIT] van de modus Song Play om de modus Song Edit te activeren. n De modus Song Edit bevat uitgebreide, gedetailleerde regelmogelijkheden voor het bewerken van de MIDI-events van afzonderlijke songtracks.
MIDI-events bewerken (Song Edit) Modus Voice 1 2 Druk op [EXIT] om terug te gaan naar de modus Song Play. 4 Modus Sampling 1 Invoegen van een nieuw event 2 Druk in de display Event List op de knop [F5] INSERT om het venster Insert Event op te roepen. Geef het eventtype aan dat u wilt invoegen, het invoegpunt (maat, tel, clock) en de parameterwaarde van het event. Raadpleeg voor meer informatie over de events en parameters pagina 76.
MIDI-events bewerken (Song Edit) 2 [F5] Clear All Als TR is ingesteld op 'TMP' (tempo): Tempo Change (tempowijziging) Op deze knop drukken verwijdert de vinkjes van alle events. Als u specifieke events aan wilt geven, is het waarschijnlijk handig om eerst de knop [F5] in te drukken om alle vinkjes te verwijderen en vervolgens de door u gewenste events van vinkjes te voorzien. 5 [F3] ViewFilter Roept de instellingsdisplay View Filter op (onder).
Songjobs Deze job wijzigt de aanslagwaarden van het aangegeven nootbereik, waardoor u selectief de sterkte van die noten kunt verhogen of verlagen. 03: Modify Gate Time Deze job wijzigt de doorlaattijd voor het aangegeven nootbereik. 04: Crescendo Via deze job kunt u een crescendo of decrescendo creëren over het aangegeven nootbereik. (Crescendo is een geleidelijk toenemen in volume en decrescendo is een geleidelijk afnemen.
Songjobs Procedure songjobs Modus Voice Modus Performance Modus Sampling 1 1 Druk op de knop [JOB] om de modus Song Job te activeren. 2 Selecteer het gewenste jobmenu door op een van de knoppen [F1] – [F6] te drukken. 3 Verplaats de cursor naar de gewenste job met de datadraaischijf, cursorknoppen, de knoppen [INC/DEC] en [DEC/NO] en druk vervolgens op de knop [ENTER] om de display Job op te roepen.
1/8-noot 1/4-noottriool 1/4-noot 1/16-noot en 1/16-noottriool 1/8-noot en 1/8-noottriool U kunt het overzicht oproepen en een selectie maken door op de knop [SF6] LIST te drukken. Raadpleeg voor meer informatie pagina 82. 3 Strength Stelt de 'sterkte' in waarmee nootevents naar de dichtstbijzijnde quantizeertellen worden getrokken. De instelling 0% geeft geen wijzigingen, terwijl de instelling 100% nootevents exact naar de quantizeertellen verplaatst.
Songjobs instelling 100 geeft geen wijziging. Als de parameter Set All (hiervoor) niet 'off' is, kan deze parameter niet worden ingesteld. 04: Crescendo Instellingen: 000% – 200% 4 Offset Modus Voice Modus Performance Bepaalt de offsetwaarde waarmee de doelnoten ten opzichte van hun oorspronkelijke aanslagsnelheid worden verschoven. Instellingen onder 0% verminderen de aanslagsnelheden en instellingen boven 0% verhogen de aanslagsnelheden. De instelling 0 geeft geen wijziging.
Songjobs Bepaalt de songtrack (01 – 16, all) en het bereik (Measure : Beat : Clock) waarop de job wordt toegepast. 1 2 3 2 Start Step 3 End Step 1 Track en bereik Bepaalt de songtrack (01 – 16, all) en het bereik (Measure : Beat : Clock) waarop de job wordt toegepast. Hiermee bepaalt u de grootte van de stap (dat wil zeggen het aantal clocks) tussen elke noot in de roffel. Hoe kleiner de waarde, hoe sneller de roffel.
Songjobs 08: Sort Chord (akkoord sorteren) clocks tussen de noten te plaatsen. Gebruik deze job na de job Chord Sort hierboven om gitaarachtige aanslagen te creëren. Modus Voice Deze job sorteert akkoordevents (gelijktijdige nootevents) op volgorde van toonhoogte. Het sorteren heeft invloed op de volgorde van de noten in de display Event List (pagina 193), maar wijzigt de timing van de noten niet.
Songjobs Bepaalt de richting waarin de data worden verschoven. 'Advance' verplaatst de data in de richting van het begin van de sequence, terwijl 'Delay' de data in de richting van het eind van de sequence verschuift. Instellingen: Advance, Delay 02: Copy Event (event kopiëren) derlijke besturingsnummers worden aangegeven bij het wissen van besturingswijzigings- en kanaalmodusevents. Instellingen: Als Track is ingesteld op een van 01 – 16: Note, Program Change, Pitch Bend, CC & Ch.
Songjobs 6 Number of Times (aantal keer) 05: Create Coninuous Data (continue data creëren) Modus Voice Deze job creëert continue pitchbend- of besturingswijzigingdata over het aangegeven bereik. Instellingen: x 01 – x 99 1 Modus Performance 2 3 4 5 6 06: Thin Out (uitdunnen) Modus Sampling 1 Met deze job wordt het aangegeven type continue data in het aangegeven bereik uitgedund of selectief verwijderd, waardoor u meer geheugenruimte kunt vrijmaken voor andere data of verder opnemen.
Songjobs Modus Voice Deze job voert tijdexpansie of -compressie over het geselecteerde bereik uit. 1 Aangepaste waarde = (originele waarde x Rate) + Offset. 2 Bepaalt de songtrack (01 – 16, tempo, all) en het bereik (Measure : Beat : Clock) waarop de job wordt toegepast. 2 Event Type Instellingen: 025% – 400% n Alleen het eindpunt van het bereik wordt naar voren of terug verschoven door de job Beat Stretch uit te voeren. De data buiten het aangegeven bereik worden gehandhaafd.
Songjobs 1 Invoegpunt Bepaalt het invoegpunt (maatnummer) waar de nieuwe lege maten worden ingevoegd. [F5] Track-jobs Instellingen: 001 – 999 01: Copy Track (track kopiëren) Modus Voice 2 Aantal in te voegen maten Bepaalt het aantal lege maten dat moet worden gecreëerd en ingevoegd.
Songjobs Bepaalt de songtrack (01 – 16, tempo, scene, all) waarop de job wordt toegepast. De waveform in DIMM kan niet worden verwijderd via deze job, zelfs niet als het selectievakje Sample Voice is geselecteerd. Als u de waveform daadwerkelijk wilt verwijderen, gebruik dan de job Delete (pagina 177) in de modus Sampling Job. 1 Track Bepaalt de tracks (01 – 16) waarop de job wordt toegepast. 2 Data Type Bepaalt de datatypen die moeten worden uitgewisseld.
Songjobs 1 Track 3 ARP No. (Arpeggio number/name) Bepaalt de songtrack (01 – 16) waarop de job wordt toegepast. Modus Voice Modus Performance Track 1 Bass Drum Track 2 Click, Bass Drum, Snare Drum, enz. Track 3 Snare Drum Track 4 Brush SD, Side Stick, Hand Clap, enz. Track 5 Hi Hat Track 6 Ride Cymbal Track 7 Tom, Crash/Splash/Chinese Cymbal Track 8 Percussion, enz. Bepaalt het nummer (001 – 256) en de naam van het als bestemming gewenste gebruikersarpeggio.
Songjobs Bepaalt het bestemmingspatroon en de bestemmingssectie (A – P). PAS OP 01: Copy Song (song kopiëren) Deze job kopieert alle data van een geselecteerde bronsong naar een geselecteerde bestemmingssong. 03: Clear Song (song wissen) Deze job wist alle data (inclusief samplevoices en mixingvoices) van de geselecteerde song of alle songs. Deze kan ook worden gebruikt om alle 64 songs in één keer te wissen.
Patroon afspelen Modus Voice In de modus Pattern kunt u uw eigen originele ritmepatronen afspelen, opnenen en bewerken. De modus Pattern Play is de 'hoofdingang' van de modus Pattern, en hier kiest u en speelt u een patroon af. U kunt ook uw eigen patronen creëren, door frases, korte ritmische passages en 'bouwblokken', te monteren en patroonketens te creëren waarin patronen gecombineerd kunnen worden in een door u te bepalen volgorde.
Patroon afspelen Druk op de knop [N]. Snel vooruitspoelen/terugspoelen Deze handeling is hetzelfde als in de modus Song Play. Raadpleeg pagina 179. Naar een bepaalde locatie in het patroon springen Deze handeling is hetzelfde als in de modus Song Play. Raadpleeg pagina 179. De patroonscène registreren Na het maken van de gewenste instellingen voor de scène, houdt u de knop [STORE] ingedrukt en drukt u op een van de knoppen [SF1] - [SF5].
Patroon afspelen Mixingsetup voor elk van de tracks Modus Voice In de modus Pattern, alsook in de modus Song kunt u de mixingparameters instellen zoals voice, volume en pan voor elk van de parts (track). De structuur en parameters zijn hetzelfde als in de modus Song. Raadpleeg pagina 181. Bepaalt de locatie vanwaar het afspelen begint. Dit geeft ook de huidige locatie van afspelen aan. De maat kan worden ingesteld via de SEQ TRANSPORT-knoppen. Raadpleeg voor meer informatie pagina 178.
Patroon afspelen ^ [SF6] INFO (Information) Trackinstellingen: [F3] Track Via deze display kunt u per track het MIDI-zendkanaal instellen. 1 ( [F3] Track Roept de display Track op. º [F4] Patch Roept de display Patch (pagina 212) op. ¡ [F5] Chain (Pattern Chain) Roept de display Pattern Chain (pagina 213) op. 1 Patroonnaam (alleen indicatie) Geeft de naam van het huidige patroon aan.
Patroon afspelen Patronen creëren: [F4] Patch Modus Voice Modus Performance Via deze display kunt u aan elke track een frase toewijzen om een patroon tre creëren. Er kunnen per patroon 16 secties, A – P genaamd, worden gecreëerd. U kunt een gebruikersfrase gecreëerde toewijzen aan het momenteel geselecteerde patroon. Als u gebruikersfrasen wilt gebruiken doe in tracks van andere patronen zijn opgenomen, gebruik dan de functie Phrase Data Copy (frasedata kopiëren) die u met de knop [SF5] kunt selecteren.
Patroon afspelen 1 2 3 45 6 • De frase van een ander patroon kopiëren met de knop [SF5]. 7 Het is een handig om de job Copy Pattern (pagina 227) te gebruiken als u een sectie wilt creëren die gebaseerd is op geluiden die al in een bestaande sectie worden gebruikt. Druk op de knop [STORE] om het patroon op te slaan. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het opslaan (Store) van een patroon pagina 218.
Patroon afspelen 6 Keyboard Start Als de functie Keyboard Start is ingesteld op 'on' (aan), begint het afspelen van de patroonketen zodra u een toets op het toetsenbord indrukt. on, Instellingen: Modus Voice Modus Performance Modus Sampling 1 modus Song Om het afspelen van patroonketens te starten roept u de display Pattern Chain op en drukt u vervolgens op de knop [F] (afspelen). Als het eind van het patroonketendata wordt bereikt, stopt het afspelen automatisch.
Patroon afspelen 1 2 3 4 5 [SF2] Copy 1 3 3 Number of Times (aantal keer) De volgende events zijn beschikbaar in de modus Pattern Chain. Section Timing wijzigen van de data van de secties A – P en het eind-event. TrackMute De 'm' geeft aan dat corresponderende track is gedempt. Tempo 005.0 – 300.
Patroon afspelen 3 PAS OP Bewerk de reeds opgenomen events. Modus Voice Modus Performance Deze jobhandeling overschrijft alle reeds in de bestemmingssong bestaande data en de job Undo/Redo (pagina 223) kan na het uitvoeren van deze job niet worden uitgevoerd. Het is verstandig belangrijke data altijd weg te schrijven naar een usb-opslagapparaat dat is aangesloten op de aansluiting USB TO DEVICE of naar een computer die op hetzelfde netwerk is aangesloten als de MOTIF XS (pagina 278).
Patroon afspelen 2e tel 3e tel 4e tel Type=1 Type=2 7 1 Type Bepaalt hoe een enkele maat wordt verdeeld. De positie en het aantal van de verdeelpunten verschilt, afhankelijk van het hier ingestelde type. Er verschijnt een afbeelding van het geselecteerde type. Zie hieronder (4). 5 Afbeelding interval Geeft de maten aan waarop de Remix wordt toegepast. Deze maten bevinden zich bij dezelfde interval die is bepaald door de parameter Interval (3).
Patroon opname Modus Voice In de modus Pattern Record kunt u uw toetsenspel opnemen om een frase te creëren als basismateriaal van de patroondata. De gecreëerde frase wordt automatisch aan de aangegeven track toegewezen. Druk op de knop [I] (opnemen) in de modus Pattern Play om de modus Pattern Record te activeren. n Het opnemen van audiodata kan worden gedaan in de modus Sampling Record (pagina 242).
Patroon opname Instellingen: 1 – 16 # Record Type replace (vervangen) ™ £ ¢ Deze methode kunt u gebruiken als u een reeds opgenomen track in realtime wilt overschrijven met nieuwe data. De oorspronkelijke data worden gewist. ∞ 1 Patroonnaam (alleen indicatie) overdub Geeft de naam van het huidige patroon aan. Het patroon kan worden geselecteerd in de display Pattern Play (pagina 210). 2 Measure Bepaalt de maat vanwaar het opnemen begint. Dit geeft ook huidige locatie van het opnemen aan.
MIDI-events bewerken (Pattern Edit) ¢ [F4] Erase Modus Voice Dit menu verschijnt zodra het opnemen begint. Tijdens het patroonopnemen, wist indrukken van een toets terwijl de knop [F4] ingedrukt wordt gehouden, alle nootevents van de ingedrukte toets. Dit komt van pas bij loopopnemen omdat hiermee snel verkeerd gespeelde noten van een bepaalde toets kunnen worden gewist. ∞ [F5] Click Modus Performance Dit is hetzelfde als in de modus Song Record. Raadpleeg pagina 188.
MIDI-events bewerken (Pattern Edit) Een nieuw event invoegen Druk in de display Event List op de knop [F5] Insert om het venster Insert Event op te roepen. Modus Performance Invoegpunt Parameter Geef het eventtype aan dat u wilt invoegen, het invoegpunt (maat, tel, clock) en de parameterwaarde van het event. Modus Song 2 Modus Sampling 1 Eventtype Druk op de knop [F6] Set om het aangegeven event op de aangegeven locatie in te voegen.
Patroonjobs Modus Voice De modus Pattern Job bevat een uitgebreide set bewerkingshulpmiddelen en dataomzetfuncties die u kunt gebruiken om het geluid van het patroon of frase te wijzigen. Het bevat ook verschillende handige functies, zoals het kopiëren of wissen van data. Er zijn 36 patroonjobs beschikbaar. Functie Beschrijving Modus Performance [F1] Undo/Redo Annuleert de wijzigingen die u met uw laatste handeling hebt gemaakt, waardoor de data naar hun vorige status worden teruggebracht.
Patroonjobs 5 Verplaats de cursor naar de gewenste parameter en stel vervolgens de waarde in met de datadraaischijf of knoppen [INC/YES] en [DEC/NO]. Druk na het instellen op de knop [ENTER] om de job uit te voeren. De jobs voor events in de modus Pattern zijn in principe gelijk aan die in de modus Song Job. In tegenstelling echter tot bij de modus Song Job, worden jobs voor patroonevents toegepast op de frasen (001 – 256) en een geselecteerd bereik in de frase (maat : tel : clock).
Patroonjobs PAS OP 04: Append Phrase (frase toevoegen) Alle reeds aanwezige data op de kopieerbestemming worden overschreven. PAS OP Modus Voice Undo/Redo kan niet worden wordt gebruikt om de kopieerhandeling van een samplevoice ongedaan te maken of opnieuw uit te voeren. 1 Modus Performance 02: Exchange Phrase (frase uitwisselen) 2 Deze job wisselt de inhoud uit tussen twee aangegeven frasen. Dit is handig als u twee frasen uit wilt wisselen die aan verschillende patronen zijn toegewezen.
Patroonjobs Bepaalt de maat (002 – 256) waarop de frase zal worden gesplitst. 06: Get Phrase From Song (frase uit song halen) Deze job kopieert een geselecteerde gebruikersfrase naar een aangegeven gebied van een geselecteerde song. 1 3 Modus Voice 3 Split Point Measure (splitpuntmaat) 07: Put Phrase To Song (frase in song plaatsen) Modus Performance PAS OP Deze job overschrijft alle reeds bestaande data in de bestemmingsfrase voor het splitsen (2).
Patroonjobs 2 Clear Sample Voice (samplevoice wissen) Als het selectievakje is geselecteerd, wordt de in de hierboven aangegeven frase gebruikte samplevoice ook gewist. PAS OP 02: Exchange Track (track uitwisselen) Dit is de hetzelfde als in de modus Song Job. Raadpleeg pagina 205. Modus Voice Undo/Redo (pagina 196) kan niet worden wordt gebruikt om de samplewishandeling ongedaan te maken of opnieuw uit te voeren.
Patroonjobs Bepaalt het bereik dat arpeggiodata wordt omgezet door de sectie (A – P) en maat (001 – 256) aan te geven. Overige parameters zijn hetzelfde als in de modus Song Job. Raadpleeg pagina 206. [F6] Pattern-jobs 01: Copy Pattern (Patroon kopiëren) Deze job kopieert alle data van een geselecteerd bronpatroon naar een geselecteerd bestemmingspatroon.
Patroonjobs 5 Copy Sample Voice (samplevoice kopiëren) 03: Split Pattern (patroon splitsen) Modus Voice Deze job splitst een geselecteerd patroon (1) in twee afzonderlijke patronen (1 en 2). Het patroon 1 wordt gesplitst bij het splitpunt (3). In feite worden de frasen die het bronpatroon (1) vormen worden gesplitst en de afgesplitste frase van na het splitpunt wordt toegewezen aan de tracks van het bestemmingspatroon.
De instelling van het toongeneratorblok voor song- of patroonafspelen wordt een mixing genoemd. In de modus Mixing kunt u de voice- en effectinstellingen voor elk van de parts wijzigen. Om de modus Mixing te activeren, drukt u op de knop [MIXING] in de modus Song of modus Pattern. Modus Performance De modus Mixing kan niet worden opgeroepen vanuit de modus Voice, Performance of Master. De structuur van de modus Mixing De modus Mixing Edit bestaat uit twee sub modi: Common Edit en Part Edit.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Invoegeffect in de modus Mixing Modus Voice Modus Performance Modus Sampling 1 Naat de drie hiervoor genoemde effectblokken zijn er nog speciale invoegeffecten beschikbaar in de modus Mixing. Merk op dat invoegeffecten niet op alle 16 parts tegelijk kunnen worden toegepast.
De structuur van de modus Mixing is als volgt: Druk in de modus Mixing Voice Edit op de knop [STORE] om het venster Mixing Voice Store (pagina 240) op te roepen. Sla het bewerkte mixingprogramma op bij de song of het patroon. Druk in de modus Song Play op de knop [STORE] om het venster Song Store of Pattern Store op te roepen. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over opslaan pagina 186.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) 4 Bank 5 Number Modus Voice Deze bepalen de geselecteerde voice. Druk op de knop [PROGRAM] (het lampje licht op) en selecteer vervolgens de gewenste voice met de knoppen [PRE 1] – [USER DR] , [A] – [H] en de knoppen [1] – [16]. De naam van de geselecteerde voice wordt rechtsboven in de display weergegeven. Activeert de modus Mixing Voice Edit, waardoor u de aan de huidige part toegewezen voice kunt bewerken.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Mixing Edit Als de waarde van de parameter in de modus Mixing Play of Modus Edit wordt bewerkt, verschijnt de bewerkingsaanduiding [E] rechtsboven in de display. Zo kunt u snel zien dat de huidige mixing is veranderd, maar nog niet is opgeslagen. Volg de instructies op pagina 97 om de huidige bewerkte status op te slaan.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Mastereffect- en master-EQ-instellingen: [F2] MasterFX (mastereffect) [SF2] MasterFX (mastereffect) Modus Voice Via deze display kunt u het type en de parameters van het mastereffect instellen. De functie is hetzelfde als die in de display Master Effect (pagina 146) in de modus Performance Common Edit.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Selecteer een part om te bewerken Druk op een van de knoppen [1] – [16] om de part te selecteren die u wilt bewerken. n Raadpleeg voor meer informatie over handige functies zoals Mute (demping) en Solo pagina 233. Basisinstellingen part: [F1] Voice Deze display bepaalt de basisinstellingen van het arpeggio.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Equalizer-instellingen (EQ): [F5] EQ (Equalizer) Modus Voice U kunt driebands parametrische EQ op elke part toepassen om het geluid aan te passen. De functie is hetzelfde als die in de display EQ (pagina 158) in de modus Performance Part Edit.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) 4 Initialize selected Parts to GM Instellen van de bestemming Als dit vakje is geselecteerd, reset het uitvoeren van de job de geselecteerde part naar de standaard-GM-toongeneratorinstellingen. Als het selectievakje van All Parameters (1) is geselecteerd, worden alle parameters naar GM-instellingen gereset.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) 1 Bank, performancenummer 1 Template Hiermee bepaalt u de bank en het nummer van de te kopieeren performance. De naam van de geselecteerde performance wordt rechts weergegeven. Bepaalt de mixingsjabloon die wordt opgeslagen of teruggeroepen. Druk op de knop [SF5] om de huidige mixing op te slaan of druk op de knop [SF4] om de mixingsjabloon terug te roepen die in het gebruikergeheugen is opgeslagen.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Raadpleeg voor meer informatie over Mixing Voices pagina 230. 2 3 PART SELECT 4 5 6 7 8 ARP ON/OFF Display Element Edit 5 Voicenummer Voicebank 2 De naam van de geselecteerde voice wordt rechtsboven in de display weergegeven. U kunt de voice ook hier selecteren.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Handige functies in de modus Mixing Voice Edit 3 Druk op de knop [ENTER]. De display vraagt u om bevestiging. Druk op de knop [DEC/NO] als u de opslaghandeling wilt annuleren. 4 Modus Voice Een element aan- en uitschakelen Druk op de knop [INC/YES] om de opslaghandeling (Store) uit te voeren.
Multitimbrale-toongeneratorinstellingen voor het afspelen van songs of patronen (modus Mixing) Bepaalt de te wissen mixingvoice. Instellingen: Dit zijn dezelfde parameters als bij de modus Normal Voice Common Edit. Raadpleeg pagina 98. Sommige parameters echter die dezelfde naam hebben als bij die in de modus Voice Common Edit, zijn niet beschikbaar in de modus Mixing Voice Edit.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) Modus Voice Naast dat de modi in de modus Voice en Performance kan worden gebruikt, kunt u deze ook activeren in de modi Song en Pattern. U kunt hiermee audio opnemen (zoals van zang, een elektrische gitaar of audio van een exter n apparaat), en dit rechtstreeks in een song of patroon gebruiken als samplevoice.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) U kunt bijvoorbeeld de aanslagsnelheid en timing van de nootevents wijzigen waaraan de sampleslices zijn toegewezen. Hierdoor kunt u accenten aanbrengen in het afspelen of het ritme van de sample bijvoorbeeld swing geven. Bovendien kunt u de feitelijke volgorde van de sampleslices (als nootevents) veranderen, waardoor het uitzonderlijk eenvoudig is om nieuwe en ongebruikelijke geluidsvariaties te realiseren.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) Sample-opname [INTEGRATED SAMPLING] ➞ [F6] Rec Modus Voice Via de sample-opnamefunctie kunt u geluiden opnemen, zoals zang via een aangesloten micr ofoon, het signaal van een elektrische gitaar of audio van een externe cd- of mp3-speler, en de audio als samplevoice opslaan, die in de tracks van een song of patroon wordt gebruikt. Raadpleeg voor instructies over het gebruik van de samplingfunctie in de modus Song of Patter n pagina 39.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) Instellingen: 01 – 16 1 2 1 Waveform (alleen indicatie) # [F6] Standby Geeft het toetsbereik van de momenteel geselecteerde toetsbank aan. Op deze knop drukken roept de display Sampling Standby op. Deze display wordt gebruikt voor het uitvoeren van het samplen. Raadpleeg voor meer informatie pagina 245. Geeft het nummer en de naam van de geselecteerde waveform aan.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) 8 Key Geeft de Key Bank (toetsbank, pagina 244) aan die is ingesteld in de display Sample Record Setup. De Key Bank (toetsbank) kan zowel hier als in de modus Sampling Edit (pagina 250) worden bewerkt na het samplen. Samplingdisplay RECORDING Tijdens het samplen verschijnt er een grafische weergave van de opgenomen audio in de display.
Als Recording Type (pagina 244) is ingesteld op 'slice+seq', roept het stoppen van het opnemen (en daarop volgend het vastleggen van de sampledata als Confirm is aangezet) deze display op. Via deze display kunt u onnodige delen van de sample wissen (die zich voor het startpunt en na het eindpunt bevinden). Druk op de knop [EXIT] als u terug wilt naar de display Setup. De procedure in de display Record TRim is als volgt.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) tussen het startpunt en eindpunt overeenkomt met de instellingen van Tempo en Measure (maat). Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4 ! Measure Modus Voice Bepaalt de hoeveelheid maten voor het sampleafspelen. Instellen van Measure (maat) wijzigt het eindpunt (8) zodat de lengte tussen het startpunt en eindpunt overeenkomt met de instellingen van Tempo en Meter (maatsoort).
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) Instellingen: 3 Als Meter is ingesteld op 1 – 8/4: kwartnoot (1/1), 1/8-noot (1/2), 1 2 4 5 1/4noottriool (1/3), 1/16-noot (1/4), 1/8-noottriool (1/6), 1/32-noot (1/8), 1/16-noottriool (1/12) Als Meter is ingesteld op 1 – 16/8: 1/8-noot (1/1), 1/16-noot (1/2), Selecteer het type dat het best bij de oorspronkelijke frase past. Bepaalt hoe de slicefunctie op de sample wordt toegepast en in enige mate de kwaliteit van het resultaat.
Audio-opname in song of patroon (modus Sampling) Tips voor het gebruik van Slice Types Slice toepassen bij percussieve frasen met korte decays Modus Voice Modus Performance Probeer Slicing eerst met 'beat1'. Als het resultaat een zwakke attack geeft of het releasegedeelte van de frase lijkt een overlapping te geven, probeer het dan met 'beat2'. Probeer de envelopegevoeligheid aan te passen voor een nauwkeurigere regeling.
D01 – 16 049 – 064 E01 – 16 065 – 080 F01 – 16 081 – 096 G01 – 16 097 – 112 H01 – 16 113 – 128 2 Masternaam (alleen indicatie) Het toetsenbord bespelen in de modus Master Play: [MASTER] In de modus Master Play kunt u een masterprogramma selecteren en het toetsenbord bespelen overeenkomstig de instellingen van het geselecteerde masterprogramma.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) 6 Draaiknoppen 1 – 8 Modus Voice Geeft de parameters aan waaraan respectievelijk de draaiknoppen 1 – 8 zijn toegewezen en hun huidige waarden. Herhaaldelijk op de knop [SELECTED PART CONTROL] drukken, schakelt tussen de parametersets (aangegeven door de lampjes). Kijk voor meer informatie over de parameters hieronder. Modus Performance Als de modus Voice is vastgelegd: Raadpleeg pagina 89. Als de modus Performance is vastgelegd: Raadpleeg pagina 136.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) Modus Master Edit Display Common Edit 2 Druk op de knop [EDIT] om de modus Master Edit te activeren. 3 Stel zonodig de parameter Zone Switch in op 'on' (aan) in de display Other. 4 Roep de display Common Edit of Zone Edit op. Om de display Zone Edit op te roepen, drukt u op een van de nummerknoppen [1] – [8] om de zone te selecteren die u wilt bewerken.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) De indicator [E] Common Edit-parameters Modus Voice Als de waarde van de parameter in de modus Master Edit wordt bewerkt, verschijnt de bewerkingsaanduiding [E] rechtsboven in de display. Hierdoor kunt u snel zien dat de huidige master is gewijzigd, maar nog niet is opgeslagen. Volg de onderstaande instructies om de huidige bewerkte status op te slaan.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) Zone Edit-parameters [MASTER] ➞ [EDIT] ➞ [1] – [8] Deze parameters zijn voor het bewerken van de afzonderlijke zones die samen een master vormen. Om de display Zone Edit op te roepen, drukt u op de knop [EDIT] in de modus Master Play en vervolgens op een van de nummerknoppen [1] – [8]. Druk op de knop [EXIT] als u terug wilt naar de display Master Play.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) 2 Int Prog Change (Internal Program Change) 8 Foot Switch Bepaalt u of er wel of geen programmawijzigingsboodschappen naar de interne toongenerator worden verzonden. MIDI-boodschappen die worden gegenereerd door gebruik van de optionele voetschakelaar die is aangesloten op de aansluiting ASSIGNABLE op het achterpaneel.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) n Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter Knob Control Assign is ingesteld op 'zone' in de display Other (pagina 254) van Common Edit. Met andere woorden, deze parameter is alleen beschikbaar als alle lampjes van de [SELECTED PART CONTROL] en [MULTI PART CONTROL] uit zijn. 1 Control Knob No. Bepaalt per zone welke besturingswijzigingsnummers worden verzonden als u de draaiknoppen gebruikt.
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master) De master initialiseren: [F1] Init Modus Voice Via deze functie kunt u alle masterparameters terugzetten naar hun standaardinstellingen (initialiseren). U kunt hiermee ook selectief bepaalde parameters initialiseren, zoals gemeenschappelijke (Common) instellingen en zone-instellingen . 1 Modus Performance 2 3 4 5 6 7 Bepaalt respectievelijk de MIDI-zendkanalen van Zone 1 en Zone 2 als Initialize Type is ingesteld op 'layer' of 'split'.
Stel de gewenste parameters in Verplaats de cursor naar de parameters en stel vervolgens de waarden in met de datadraaischijf, de knoppen [INC/ YES] en [DEC/NO]. PAS OP Zorg ervoor dat u bij weergave van 'Press [ENTER] to set' (druk op [ENTER] om in te stellen) op de knop [ENTER] drukt vóórdat u verdergaat met de volgende stap. Als u dat niet doet worden de instellingen niet opgeslagen, zelfs niet als u in de volgende stap op de knop [STORE] drukt.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) 4 Sustain Pedal Modus Voice Modus Performance Bepaalt welk model optionele voetregelaar wordt herkend op de aansluiting FOOT SWITCH SUSTAIN.
Instellingen: 0 – 255 4 File Server ) Security Bepaalt of de functie File Server (bestandsserver) van de MOTIF XS actief is of niet. Als deze parameter is ingesteld op 'on' kan een andere computer op hetzelfde netwerk toegang zoeken tot de bestanden op het usb-opslagapparaat dat op de aansluiting USB TO DEVICE van de MOTIF XS is aangesloten. Bepaalt het certificeringstype als een andere computer op het netwerk toegang tot de MOTIF XS zoekt.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) % [SF5] Password Modus Voice Op deze knop drukken roept de display Password op waardoor u het wachtwoord in kunt stellen of wijzigen, dat nodig is voor het verkrijgen van toegang tot de MOTIF XS vanaf een online apparaat dat op het netwerk is aangesloten. Fabrieksmatig is dit wachtwoord niet ingesteld. Zorg ervoor dat u het wachtwoord instelt als u toegang tot de MOTIF XS wenst vanaf een externe computer via het LAN-netwerk.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) 3 [SF5] Select 2 L&R Gain Op deze knop drukken roept de display Select Auto Load File op. Via deze display kunt u het bestand (op het externe opslagapparaat) aangeven dat automatisch geladen moet worden wanneer het instrument wordt aangezet (als Auto Load is ingesteld op 'on'). Bepaalt de uitgangsversterking voor de aansluitingen OUTPUT L/MONO en R.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) Mastereffect-instellingen: [SF1] MasterFX (Master Effect) Modus Voice Via deze display kunt u in de mastereffectparameters in de modus Voice instellen. Deze display kan worden opgeroepen door de knop [MASTER EFFECT] op het bedieningspaneel in te drukken en ingedrukt te houden in de modus Voice.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) Via deze display kunt u verschillende parameters instellen van het audio-invoersignaal in de modus Voice, zoals uitgangsaansluitingen, volume, pan en effectdiepte. Deze displays is alleen beschikbaar als de modus Utility is geactiveerd vanuit de modus Voice. Bepaalt de bestemming waarop de gecreëerde microstemmingsinstelling wordt opgeslagen.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) 4 Output Select Bepaalt de toewijzing van de uitgangsaansluiting voor de audio-invoerpart. Instellingen verbindingen invoegeffect: [SF2] Connect Instellingen: Zie de onderstaande tabel.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) Instellingen invoegeffecttypen: [SF3] Ins A, [SF4] Ins B 1 Category 2 Type In de kolom Category kunt u een van de effectcategorieën selecteren, die elk soortgelijke effecttypen bevatten. In de kolom Type kunt u een van de effecttypen selecteren die in de geselecteerde categorie worden opgesomd. Raadpleeg voor details over de effectcategorieën pagina 70.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) 2 Keyboard Transmit Ch Bepaalt het MIDI-kanaal waarover het instrument MIDI-data verstuurt (naar een externe sequencer, toongenerator of ander apparaat). Deze parameter is beschikbaar in de monotimbrale toongeneratormodus (modi Voice en Performance). Modus Voice Modus Performance Sampling mode 1 n Als deze parameter is ingesteld op 'MIDI', zorg er dan voor dat het externe MIDI-instrument dat op de MOTIF XS is aangesloten, MIDI-clock naar de MOTIF XS verzendt.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) # Controller Reset Bepaalt de status van de regelaars (modulatiewiel, aftertouch, voetregelaar, breathcontroller, knoppen, enz.) wanneer u schakelt tussen voices. Als deze parameter op 'hold' is ingesteld, blijven de regelaars de huidige instelling houden. Als deze parameter op 'reset' is ingesteld, wordt de standaardtoestand van de regelaars teruggeroepen (onder).
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) Metronoominstellingen: [F1] Click Via deze display kunt u de parameters instellen die gerelateerd zijn aan het metronoomgeluid dat wordt gebruikt tijdens opnemen of afspelen in modi Song, Pattern en Performance. Modus Voice n Aangezien het metronoomgeluid door de interne toongenerator wordt voortgebracht, heeft het gebruik van de metronoom invloed op de totale polyfonie van deze synthesizer.
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.) Deze setup is handig als u uw toetsenspel wilt opnemen in software op de computer. Recording Arpeggio to computer (arpeggio opnemen op computer) Deze setup is handig als u de afspeeldata van het arpeggio naar een externe computer stuurt en deze opneemt in de software op de computer. 4 2 Huidige instellingen Geeft de huidige instellingen van de gerelateerde parameters aan.
Databeheer (modus File) Modus Voice De modus File bevat tools voor het overdragen van data (zoals van voices, performances, songs, patronen en waveforms) tussen de MOTIF XS en externe opslagapparaten zoals een usb-opslagapparaat of harde-schijfstation dat is aangesloten op aansluiting USB TO DEVICE. Door het harde-schijfstation van de computer aan te melden, die via het netwerk op de MOTIF XS is aangesloten, kunt u ook data overdragen tussen de MOTIF XS en een online computer.
Databeheer (modus File) All Voice .X0V Alle gebruikersvoicedata in het interne gebruikersgeheugen (flashrom) van deze synthesizer worden als een enkel bestand behandeld en kunnen worden weggeschreven naar het usb-opslagapparaat. Ook de via de samplingfunctie verkregen waveforms die aan voices zijn toegewezen kunnen samen worden weggeschreven. All Arpeggio .
Databeheer (modus File) Type Bestands extensie* Beschrijving Modus Voice Modus Performance Voice .X0A .X0V Van een bestand van het type 'All' of 'All Voice' dat naar een usb-opslagapparaat is weggeschreven, kunt u een aangegeven voice afzonderlijk selecteren en in het instrument laden. Merk op dat de bestandspictogrammen F van 'X0A' en 'X0V' worden gewijzigd in G (als virtuele mappen) als dit bestandstype wordt geselecteerd (pagina 280).
Databeheer (modus File) Samplingdata Zonder gebruik van gebruikersvoices in de songs: All Song Als u een song naar een externe MIDIsequencer of computer wilt overdragen: SMF Bij gebruik van gebruikersvoices in de patronen: All Zonder gebruik van gebruikersvoices in de patronen: All Pattern Als u een patroon naar een externe MIDI-sequencer of computer wilt overdragen: SMF Alle waveforms All Waveform Als u een sample naar een computer wilt overdragen: WAV, AIFF De mapnaam wordt weergegeven in
Databeheer (modus File) 8 [SF3] Rename Op deze knop drukken roept het venster op voor het invoeren van de nieuwe naam van het geselecteerde bestand. De bestandnaam kan uit maximaal 20 tekens bestaan. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het geven van namen 'Basisbediening' op pagina 82. Basisprocedure in de modus File 1 Modus Voice Het venster File (bestand, pagina 275) verschijnt. Volg de onderstaande instructies om de naam van het bestand te wijzigen.
Databeheer (modus File) 3 Selecteer een hostcomputer in de kolom Host (1). Als de gewenste computernaam niet wordt weergegeven bij de parameter Host (1) kunt u het venster Character List oproepen via de knop [SF5] CHAR en de computernaam handmatig invoeren. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het geven van namen 'Basisbediening' op pagina 82. Als u een computer selecteert waartoe de MOTIF XS nog geen toegang heeft gehad, verschijnt er 'Press [ENTER] to access' in de display.
Databeheer (modus File) Een apparaat formatteren: [SF3] Format Modus Voice Via deze display kunt u geheugenopslagapparaten formatteren zoals een op de aansluiting USB TO DEVICE aangesloten apparaat. De wegschrijfprocedure verschilt, afhankelijk van het bestandstype dat wordt weggeschreven en de voor het oproepen van het venster File geselecteerde modus. Deze sectie bevat de procedure voor de volgende drie gevallen.
Databeheer (modus File) Druk op de knop [SF1] Save om het venster op te roepen voor het selecteren van een toetsbank. Key Bank (toetsbank) 2 Voer de bestandsnaam in, druk op de knop [ENTER] en vervolgens op de knop [INC/YES] om de data weg te schrijven naar het externe geheugenapparaat. De bestandnaam kan uit maximaal 20 tekens bestaan. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het geven van namen 'Basisbediening' op pagina 82. Stel Type in op 'WAV' of 'AIFF'.
Databeheer (modus File) 3 Selecteer de brondata. n 1 Modus Voice Het beschikbare brongeheugen verschilt, afhankelijk van de modus die is geselecteerd voor het oproepen van de modus File. Als u song wilt wegschrijven, activeer de modus File dan vanuit de modus Song. Als u patroon wilt wegschrijven, activeer de modus File dan vanuit de modus Pattern. Modus Performance Modus Sampling 1 4 Druk op de knop [ENTER] om het venster op te roepen voor het invoeren van de bestandsnaam.
Databeheer (modus File) Een bepaalde waveform laden van een 'all'- of 'all waveform'-bestand Verplaats de cursor naar het bestand dat geladen moet worden. U kunt elk van de bestanden laden in het overzicht Directory/File box in de display. 5 1 Selecteer een apparaat en map als bestemming door ’Basisprocedure in de modus File’ op pagina 276 te volgen. 2 Stel Type in op 'waveform'. Druk op de knop [ENTER] zodat de voices van de aangegeven bank in het overzicht Directory/ File worden opgesomd.
Databeheer (modus File) 5 Druk op de knop [ENTER] zodat de waveforms in het geselecteerde bestand in de display worden opgesomd. 2 Stel Type in op 'performance'. Alleen beschikbare bestanden van het ingestelde type worden in het overzicht Directory/File in de display weergegeven. Waveforms Modus Voice n Modus Performance 3 In deze stap wordt het menu Load (laden) van de knop [SF2] niet in de display weergegeven. Het laadmenu verschijnt bij het selecteren van de te laden performance in stap 6.
Databeheer (modus File) Een bepaalde song of patroon laden van een 'all'-, 'all song'- of 'all pattern'-bestand 6 Verplaats de cursor naar de gewenste song of het gewenste patroon. Stel Type in op 'song' of 'patroon'. Alleen beschikbare bestanden van het ingestelde type worden in het overzicht Directory/File in de display weergegeven. 3 Deze methode is alleen beschikbaar als de modus File vanuit de modus Song of Pattern wordt geactiveerd.
Databeheer (modus File) 4 Selecteer het bestand dat u wilt laden. Een WAV- of AIFF-bestand laden U kunt elk van de bestanden laden in het overzicht Directory/File box in de display. 5 Modus Voice Druk op de knop [ENTER] zodat de songs of patronen in de geselecteerde bestand in de display worden opgesomd.
Databeheer (modus File) Een SMF-bestand (Standard MIDI File) laden 2 Stel Type in op 'SMF'. 3 Modus Mixing Alleen beschikbare bestanden van het ingestelde type worden in het overzicht Directory/File in de display weergegeven. Geef de bestemmingsgeheugenlocatie in het gebruikersgeheugen aan. 4 Als u het SMF-bestand naar een song wilt laden, activeer de modus File dan vanuit de modus Song. Als u het SMF-bestand naar een patroon wilt laden, activeer de modus File dan vanuit de modus Pattern.
Appendix Displaymeldingen LCD-aanduiding Appendix 286 Beschrijving Are you sure? De vraag om bevestiging of u een bepaalde handeling wilt uitvoeren of niet. Arpeggio memory full. Het interne geheugen voor arpeggiodata is vol, waardoor de opgenomen data niet als arpeggio kunnen worden opgeslagen. Bad disk or memory. Het op deze synthesizer aangesloten externe opslagapparaat is niet te gebruiken. Formatteer het externe opslagapparaat en probeer het opnieuw. Bulk data protected.
Displaymeldingen LCD-aanduiding Deze melding verschijnt tijdens het verkrijgen van de netwerkinformatie. Now executing Factory set... Geeft aan dat deze synthesizer is de fabrieksgeprogrammeerde instellingen aan het terugzetten is. Now loading... Geeft aan dat er een bestand wordt geladen. Now receiving MIDI bulk data... Geeft aan dat deze synthesizer MIDI-bulkdata ontvangt. Now saving... Geeft aan dat er een bestand wordt weggeschreven. Now scanning autoload file.
Problemen oplossen Geen geluid? Fout geluid? Als er zich een probleem zoals dit voordoet, controleer dan de volgende punten voordat u ervan uitgaat dat het product defect is. U kunt uw probleem oplossen door Factory Set (fabrieksinstelling) (pagina 22) uit te voeren nadat u een back-up van uw data naar een extern opslagapparaat hebt gemaakt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het probleem zich blijft voordoen. Geen geluid.
Problemen oplossen ■ Als het element waaraan 'Key Off Sound' van de parameter XA Control is toegewezen niet klinkt, laat u de toets dan los na de decay van de AEG? Het 'Key Off Sound'-element neemt het AEG-niveau van het voorgaande element over als beide elementen tot dezelfde elementgroep behoren. Om zo'n probleem op te lossen, laat u de noot los voordat de decay van het AEG-niveau het minimum bereikt of u stelt het 'Key Off Sound'-element in op een andere elementgroep dan de voorgaande elementen.
Problemen oplossen ■ Is een van de volgende volumeparameters te hoog ingesteld zodat er clippen wordt veroorzaakt? [UTILITY] A [F1] General A [SF1] Play A Volume (pagina 259) [VOICE] A [EDIT] A [COMMON EDIT] A [F1] General A [SF2] Play Mode A Volume (pagina 98) [PERFORM] A [EDIT] A [COMMON EDIT] A [F2] Level/MEF A [SF1] Level A Volume (pagina 145) [SONG] of [PATTERN] A [MIXING] A [F1] Part 1-16 A Volume (pagina 232) Het geluid wordt afgebroken.
Problemen oplossen Kan het arpeggio niet starten. ■ Controleer of de knop [ARPEGGIO ON/OFF] aan- of uit is.
Problemen oplossen Kan geen samples opnemen. ■ Als u de modus Sampling niet kan activeren, hoewel u op de knop [INTEGRATED SAMPLING] hebt gedrukt, controleer dan of er DIMM's zijn geïnstalleerd. Om de modus Sampling te activeren en samples op te kunnen nemen, moeten er DIMM-modules zijn geïnstalleerd.
Het installeren van optionele hardware Beschikbare apparaten De volgende optionele apparaten kunnen in de MOTIF XS worden geïnstalleerd. DIMM's mLAN16E2 Voorzorgsmaatregelen bij het installeren Zorg dat u voor het installeren van de optionele hardware over een kruiskopschroevendraaier en voldoende werkruimte beschikt.
Het installeren van optionele hardware mLAN16E2 Het optioneel beschikbare mLAN-uitbreidingsboard (mLAN16E2) kan in de MOTIF XS6 en MOTIF XS7 worden geïnstalleerd. De MOTIF XS8 is uitgerust met twee mLANaansluitingen hetgeen standaard al overeenkomt met een mLAN16E2. 4 Plaats het afdekplaatje terug met de twee schroeven die u in stap 2 hiervoor hebt verwijderd. De mLAN16E2 installeren 1 2 Zet de MOTIF XS uit en koppel het netsnoer los.
Het installeren van optionele hardware Installeren van optionele DIMM In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de optionele DIMMgeheugenmodules in de MOTIF XS kunt installeren. Installatie DIMM's 1 Zet de MOTIF XS uit en koppel het netsnoer los. Zorg er ook voor dat de MOTIF XS van alle aangesloten externe apparaten wordt losgekoppeld. 2 Draai de MOTIF XS om zodat het toetsenbord naar beneden gericht is, waardoor u bij de onderkant van het apparaat kunt.
Het installeren van optionele hardware 4 Plaats de twee DIMM's in de DIMM-sockets. 5 Plaats de afdekplaatjes die u in stap 3 hebt verwijderd weer terug in omgekeerde volgorde. 6 Controleer of de geïnstalleerde DIMM's goed werken. Locatie voor het installeren van DIMM's DIMM-sockets Draai de MOTIF XS weer om en steek het netsnoer weer in de aansluiting AC INLET op het achterpaneel en de stekker in het stopcontact.
Specificaties Toetsenbord MOTIF XS8 MOTIF XS7 MOTIF XS6 Toongeneratorblok Klankopwekking 88 toetsen, gebalanceerd toetsenbord met hamereffect (aanslaggevoelig/aftertouch) 76 toetsen, FSX-toetsenbord (aanslaggevoelig/aftertouch) 61 toetsen, FSX-toetsenbord (aanslaggevoelig/aftertouch) AWM2, met Expanded Articulation Polyfonie 128 noten Multitimbraliteit 16 parts (intern), audio-invoerparts (A/D, mLAN*) Wave 355 MB (bij omzetting naar 16bits lineaire indeling), 2670 waveforms Voice Preset (vooraf in
Specificaties Overige Master User (gebruiker): 128 * 8 zones (masterkeyboardinstellingen), toewijsbare draaiknop-/schuifregelaarinstellingen, programmawijzigingstabel Sequencesoftware compatibel met de afstandsbedieningfunctie Regelaars Voor Windows®: Cubase 4, SONAR 5.2 Voor Macintosh®: Cubase 4, Logic 7.2, Digital Performer 5.1 * Te besturen functies zijn afhankelijk van de software.
Index .AIF ...........................................................273, 274 .MID ..........................................................273, 274 .WAV .........................................................273, 274 .X0A ..........................................................273, 274 .X0E ..................................................................274 .X0G ..................................................................273 .X0P ..........................................................
Index Appendix Clear Sample Voice (samplevoice wissen) ...... 226 Clear Song (song wissen) ................................ 207 Clear Track (track wissen) ....................... 205, 226 Click ................................................. 188, 220, 270 CLOCK ..................................................... 193, 215 Clock ........................................................ 200, 202 Clock Out ......................................................... 268 Clock Shift ...........................
Index G Gain ..................................................119, 146, 158 Gate Switch ......................................................110 GATE TIME .........................................................90 Gate time (doorlaattijd) .....................................197 Gate Time Rate .................102, 103, 155, 156, 184 Gateway ............................................................261 Gebruikersfrase ..................................................80 Gebruikersgeheugen ............
Index Load Mixing (mixing laden) .............................. 271 Local Control (lokale aansturing) ..................... 269 Locatie ............................................................. 182 Lo-Fi ................................................................... 72 Logic .................................................................. 52 Loop ................................. 103, 156, 182, 185, 219 Loop Point ................................................ 169, 247 Loop-Remix .............
Index Program ..................................................... 93, 138 Program (programma) ..................................... 255 Program Change (programmawijziging) . 256, 268 Programma ...................................................... 252 Programmanummer ......................................... 251 Programmawijziging (PC) .................................. 76 punch ............................................................... 187 Punch In/Out ....................................
Index Song Scene ...................................................... 179 Song Store ....................................................... 186 Songjobs .......................................................... 195 Songnaam ........................................ 181, 185, 187 Songnummer ............................ 140, 181, 185, 237 Songpositieregel .............................................. 182 Songtrack ........................................................... 59 sort .......................
Over de bijgeleverde cd SPECIALE KENNISGEVING • De software op de bijgeleverde cd en auteursrechten daarvan zijn de exclusieve eigendom van Steinberg Media Technologies GmbH. • Het gebruik van deze software en deze handleiding is onderhevig aan de licentieovereenkomst, waarmee de gebruiker zich volledig akkoord verklaart door de verzegeling van de softwareverpakking te verbreken. (Lees de Softwarelicentieovereenkomst aan het eind van deze handleiding zorgvuldig door voordat u de toepassing installeert.
2. BEPERKINGEN 5. AFWIJZING VAN GARANTIE OP SOFTWARE • U mag u niet inlaten met 'reverse engineering' (terugontwikkelen), deassemblage, decompilatie of op een andere wijze proberen achter de broncode van de SOFTWARE te komen, op wat voor een manier dan ook. • U mag de SOFTWARE niet, in zijn geheel of gedeeltelijk, reproduceren, modificeren, wijzigen, verhuren, leasen of distribueren, of afgeleiden van de SOFTWARE creëren.
GNU GENERAL PUBLIC LICENSE Version 2, June 1991 Copyright © 1989, 1991 Free Software Foundation, Inc., 51 Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301 USA Everyone is permitted to copy and distribute verbatim copies of this license document, but changing it is not allowed. Preamble a) You must cause the modified files to carry prominent notices stating The licenses for most software are designed to take away your freedom to share and change it.
5. You are not required to accept this License, since you have not signed it. However, nothing else grants you permission to modify or distribute the Program or its derivative works. These actions are prohibited by law if you do not accept this License. Therefore, by modifying or distributing the Program (or any work based on the Program), you indicate your acceptance of this License to do so, and all its terms and conditions for copying, distributing or modifying the Program or works based on it. 6.
GNU LESSER GENERAL PUBLIC LICENSE Version 2.1, February 1999 Copyright © 1991, 1999 Free Software Foundation, Inc., 51 Franklin Street, Fifth Floor, Boston, MA 02110-1301 USA Everyone is permitted to copy and distribute verbatim copies of this license document, but changing it is not allowed. [This is the first released version of the Lesser GPL. It also counts as the successor of the GNU Library Public License, version 2, hence the version number 2.1.
a) Accompany the work with the complete corresponding machine- application does not supply it, the square root function must still compute square roots.
copies directly or indirectly through you, then the only way you could satisfy both it and this License would be to refrain entirely from distribution of the Library. How to Apply These Terms to Your New Libraries If any portion of this section is held invalid or unenforceable under any particular circumstance, the balance of the section is intended to apply, and the section as a whole is intended to apply in other circumstances.
commercial and freeware products alike. As a consequence, its main points are that: 4. Contacts • We don't promise that this software works. However, we will be interested in any kind of bug reports. (‘as is' distribution) • freetype@freetype.org Discusses general use and applications of FreeType, as well as future and wanted additions to the library and distribution. If you are looking for support, start in this list if you haven't found anything to help you in the documentation.
modify Sun RPC without charge, but are not authorized to license or distribute it to anyone else except as part of a product or program developed by the user. SUN RPC IS PROVIDED AS IS WITH NO WARRANTIES OF ANY KIND INCLUDING THE WARRANTIES OF DESIGN, MERCHANTIBILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE, OR ARISING FROM A COURSE OF DEALING, USAGE OR TRADE PRACTICE. Sun RPC is provided with no support and without any obligation on the part of Sun Microsystems, Inc.
OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. libjpeg The authors make NO WARRANTY or representation, either express or implied, with respect to this software, its quality, accuracy, merchantability, or fitness for a particular purpose. This software is provided “AS IS”, and you, its user, assume the entire risk as to its quality and accuracy. This software is copyright © 1991-1998, Thomas G. Lane. All Rights Reserved except as specified below.
There is no warranty against interference with your enjoyment of the library or against infringement. There is no warranty that our efforts or the library will fulfill any of your particular purposes or needs. This library is provided with all faults, and the entire risk of satisfactory quality, performance, accuracy, and effort is with the user. libpng versions 0.97, January 1998, through 1.0.
developed by the user or with the express written consent of Sun Microsystems, Inc. SUN RPC IS PROVIDED AS IS WITH NO WARRANTIES OF ANY KIND INCLUDING THE WARRANTIES OF DESIGN, MERCHANTIBILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE, OR ARISING FROM A COURSE OF DEALING, USAGE OR TRADE PRACTICE. Sun RPC is provided with no support and without any obligation on the part of Sun Microsystems, Inc. to assist in its use, correction, modification or enhancement. SUN MICROSYSTEMS, INC.
This material was originally written and compiled by Wietse Venema at Eindhoven University of Technology, The Netherlands, in 1990, 1991, 1992, 1993, 1994 and 1995. Permission is granted to anyone to use this software for any purpose, including commercial applications, and to alter it and redistribute it freely, subject to the following restrictions: Redistribution and use in source and binary forms are permitted provided that this entire copyright notice is duplicated in all such copies. 1.
FCC INFORMATION (U.S.A.) 1. IMPORTANT NOTICE: DO NOT MODIFY THIS UNIT! This product, when installed as indicated in the instructions contained in this manual, meets FCC requirements. Modifications not expressly approved by Yamaha may void your authority, granted by the FCC, to use the product. 2. IMPORTANT: When connecting this product to accessories and/ or another product use only high quality shielded cables. Cable/s supplied with this product MUST be used. Follow all installation instructions.
Neem contact op met uw dichtstbijzijnde Yamaha vertegenwoordiging of de geautoriseerde distributeur uit het onderstaande overzicht voor meer informatie over producten. NORTH AMERICA CANADA Yamaha Canada Music Ltd. 135 Milner Avenue, Scarborough, Ontario, M1S 3R1, Canada Tel: 416-298-1311 U.S.A. Yamaha Corporation of America 6600 Orangethorpe Ave., Buena Park, Calif. 90620, U.S.A. Tel: 714-522-9011 CENTRAL & SOUTH AMERICA MEXICO Yamaha de México S.A. de C.V. Calz. Javier Rojo Gómez #1149, Col.
http://www.yamahasynth.com/ http://www.yamaha.co.jp/manual/ U.R.G., Pro Audio & Digital Musical Instrument Division, Yamaha Corporation © 2007 Yamaha Corporation WG97460 708MWDH15.