NEDERLANDSTALIGE HANDLEIDING MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER Geïntegreerde Sampling Sequencer / Real-Time Extern Besturingsvlak / Modulair Synthese Plug-in Systeem
SPECIALE OPMERKINGEN PRODUCT VEILIGHEID MARKERINGEN: De elektronische produkten van Yamaha zijn voorzien van illustraties of labels met illustraties, die hieronder getoond worden. De uitleg van deze illustraties worden op deze pagina gegeven. Houd alstublieft rekening met alle waarschuwingen die gegeven worden op deze pagina, en de waarschuwingen die gegeven worden in het veligheidsinstructie gedeelte. Waarschuwing: Probeer oude batterijen niet op te laden, te demonteren of te verbranden.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES DEZE LIJST BEVAT INFORMATIE IN VERBAND MET HET GEVAAR VAN PERSOONLIJK LETSEL, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN BRAND. WAARSCHUWING- Bij het gebruik van elk elektrisch of elektronisch product, moeten altijd de algemene voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Deze voorzorgsmaatregelen omvatten, maar zijn niet beperkt tot: 1.
VOORZORGSMAATREGELEN LEES DIT ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U VERDER GAAT * Bewaar deze handleiding op een veilige plaats voor eventuele latere bestudering. WAARSCHUWING Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren.
Aansluitingen Backup batterij • Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componenten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betreffende apparatuur aan of uitzet moet u alle volumes op het minimum zetten. Voer de volumes van alle componenten, na het aanzetten, geleidelijk op tot het gewenste luisterniveau. Onderhoud • Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een zachte droge doek. Gebruik bij het schoonmaken geen verfverdunners (b.v.
NEDERLAND • Dit apparaat bevat een lithium batterij voor geheugen back-up. • Raadpleeg uw leverancier over de verwijdering van de batterij op het moment dat u het apparaat ann het einde van de levensduur afdankt of de volgende Yamaha Service Afdeling: Yamaha Music Nederland Service Afdeiing Clarissenhof 5b, 4133 AB VIANEN Tel. 0347-358040 • Gooi de batterij niet weg, maar lever hem in als KCA. Deze handleiding is uitsluitend bedoeld om u te helpen zich de bediening van het instrument eigen te maken.
Inleiding Gefeliciteerd en bedankt voor het aanschaffen van de Yamaha MOTIF muziekproduktie synthesizer! U bent nu de bezitter van wat waarschijnlijk op het moment de best klinkende, meest uitgebreide en zeker de krachtigste synthesizer en het meest complete muziekinstrument is op deze planeet. We hebben onze uiterste best gedaan om al onze kennis van synthesizer technologie en het produceren van muziek in één instrument te stoppen – en hier zijn we in geslaagd.
Belangrijke kenmerken ■ Een groot aanbod van dynamische en authentieke voices — meer dan 512 in totaal, met 49 drum kits. Roep snel de gewenste geluiden op door te zoeken naar categoriëen, gebaseerd op het instrument type. ■ In de performance mode kunt u tegelijkertijd gebruik maken van vier verschillende voices — in stapelingen of toetsenbord splitsingen. ■ Geïntegreerde sample sequencer — combineert naadloos geluidsopnamen en MIDI.
Inhoudsopgave De knoppen en de aansluitingen10 Regelpaneel ........................................................ 10 Achterpaneel......................................................16 Opstellen 20 Stroomvoorziening.............................................20 Aansluitingen..................................................... 21 Aanzetten...........................................................29 Algemene structuur 30 Modes.................................................................
Regelpaneel De knoppen & aansluitingen Regelpaneel MOTIF6 KNOB CONTROL FUNCTION PAN REVERB CHORUS TEMPO CUTOFF RESONANCE ATTACK RELEASE ASSIGN A ASSIGN B ASSIGN 1 ASSIGN 2 KN 2 KN 3 REMOTE CONTROL ON/OFF MODE KN 1 MEQ LOW MEQLOWMID MEQ HI MID KN 4 MEQ HIGH EFFECT BYPASS INSERTION MASTER VOLUME VOLUME 1 VOLUME 2 VOLUME 3 ARPEGGIO SYSTEM VOICE PERFORM MASTER ON/OFF VOLUME 4 SEQUENCER SONG PATTERN FILE INTEGRATED SAMPLING MIXING UTILITY EDIT JOB SEQ TRANSPORT LOCATE 2
Regelpaneel MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER Integrated Sampling Sequencer Real-time External Control Sur face Modular Synthesis Plug-in System SLOT 1 PRE 2 PRE 3 GM USER PLG 1 PLG 2 PLG 3 FAVORITES A.
Regelpaneel MOTIF8 KNOB CONTROL FUNCTION PAN REVERB CHORUS TEMPO CUTOFF RESONANCE ATTACK RELEASE ASSIGN A ASSIGN B ASSIGN 1 ASSIGN 2 KN 2 KN 3 REMOTE CONTROL ON/OFF MODE KN 1 MEQ LOW MEQLOWMID MEQ HI MID KN 4 MEQ HIGH EFFECT BYPASS INSERTION MASTER VOLUME VOLUME 1 VOLUME 2 VOLUME 3 SYSTEM ARPEGGIO VOICE PERFORM MASTER ON/OFF VOLUME 4 SEQUENCER SONG PATTERN FILE INTEGRATED SAMPLING MIXING UTILITY EDIT JOB SEQ TRANSPORT LOCATE REC 1 2 COMPARE 1 OCTAVE [UP] en [DO
Regelpaneel MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER Integrated Sampling Sequencer Real-time External Control Sur face Modular Synthesis Plug-in System SLOT 1 SONG SCENE SF1 SF2 SF3 SF4 INC/YES SLOT 3 PRE 1 PRE 2 PRE 3 GM USER PLG 1 PLG 2 PLG 3 FAVORITES A.
Regelpaneel @ SEQ TRANSPORT knoppen (pagina 78, 179, 183, 217, 221) Deze knoppen besturen het opnemen en afspelen van de song/pattern sequence data. [ ](Top) knop Deze knop doet u onmiddellijk terugkeren naar het begin van de huidige song of pattern (dat wil zeggen, de eerste tel van de eerste maat). [ ](achteruit spoelen) knop Druk deze knop kort in om één maat per druk terug te spoelen, en houd de knop vast om ononderbroken terug te spoelen.
Regelpaneel M [ENTER] knop Voer met deze knop een job of een opslag handeling uit. Ook kunt u met deze knop het reeds ingegeven nummer bij het selecteren van een geheugen of een bank voor de voice of performance selecteren. In de file mode gaat u met deze knop naar de volgende lagere niveau van de geselecteerde bestandsfolder. N SLEUF 1-3 lampen (pagina 282) Deze drie lampen tonen de installatie status van de plug-in kaarten.
Achterpaneel Achterpaneel MOTIF6 CAUTION POWER OFF ON AC INLET mLAN I O EXPANSION MOTIF7 CAUTION POWER OFF ON mLAN AC INLET I O EXPANSION MOTIF8 CAUTION RISK OF ELECTRIC SHOCK DO NOT OPEN ATTENTION:RISQUE DE CHOC ÉLECTRIQUE NE PAS OUVRIR. WARNING TO REDUCE THE RISK OF FIRE OR ELECTRIC SHOCK, DO NOT EXPOSE THIS PRODUCT TO RAIN OR MOISTURE. POWER OFF ON 16 AC INLET MOTIF De knoppen & aansluitingen THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES.
Achterpaneel Achterpaneel 3.3V CARD Plug- in SLOT 3 2 1 GREEN YELLOW ORANGE SCSI FOOT SWITCH OPTICAL OUTPUT USB THRU MIDI OUT IN BREATH ASSIGNABLE SUSTAIN 3.3V FOOT CONTROLLER 2 1 ASSIGNABLE OUTPUT R L R OUTPUT L MONO PHONES CARD Plug- in SLOT 3 2 1 A D INPUT R L GAIN GREEN YELLOW ORANGE SCSI FOOT SWITCH OPTICAL OUTPUT USB THRU MIDI OUT IN BREATH ASSIGNABLE SUSTAIN FOOT CONTROLLER 2 1 ASSIGNABLE OUTPUT R L R OUTPUT L MONO PHONES A D INPUT R L 3.
Achterpaneel 1 POWER schakelaar (pagina 29) Druk op deze knop om het instrument aan of uit te zetten. 2 Stroomsnoer aansluiting (pagina 20) Steek het stroomsnoer in deze aansluiting alvorens het stroomsnoer in het stopcontact te steken. Maak alleen gebruik van het bij de MOTIF meegeleverde snoer. Als het meegeleverde snoer kwijt raakt of als deze stuk is, dan moet u contact opnemen met uw Yamaha leverancier.
Achterpaneel F Kaart sleuf (pagina’s 64, 262) Steek hier een geheugenkaart in om verschillende soorten data van/naar de MOTIF uit te wisselen. Lees a.u.b. aandachtig de voorzorgsmaatregelen bij het gebruiken van geheugenkaarten (pagina 289) alvorens de kaart in de sleuf te steken. ■ Als de los verkrijgbare AIEB2 is geïnstalleerd: 1 2 3 G Plug-in board deksel (pagina 35) Hier kunt u los verkrijgbare plug-in kaarten insteken, die het klankpallet van de MOTIF ingrijpend uitbreiden.
Stroomvoorziening \ Opstellen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u uw MOTIF op een stopcontact, externe audio apparatuur, MIDI-apparatuur en een computersysteem aansluit. Zet de MOTIF pas aan als u alle nodige aansluitingen heeft gemaakt. We raden aan om dit hoofdstuk door te lezen voordat u de MOTIF gaat gebruiken. Stroomvoorziening Achterpaneel Stroomvoorziening aansluiting Stroomsnoer (meegeleverd) 1 Controleer of de aan/uit schakelaar uitstaat.
Aansluitingen Aansluitingen Aansluiten op externe audio apparatuur Aangezien de MOTIF niet is voorzien van ingebouwde luidsprekers, heeft u een extern audio-systeem of een koptelefoon nodig om de MOTIF te kunnen beluisteren. De volgende illustraties tonen u verscheidene aansluitmogelijkheden; kies de variant die het best past bij de door u gewenste opstelling.
Aansluitingen ■ Aansluiten op een mengpaneel (met de los verkrijgbare AIEB2) U kunt, door de los verkrijgbare I/U kaart (AIEB2) te installeren, het aantal uitgangen van de MOTIF vergroten met zes extra uitgangen, waarmee extra parts individueel afgeregeld kunnen worden.
Aansluitingen A/D ingang ■ Aansluiten van een microfoon of andere audio apparatuur (analoge ingang) U kunt externe geluiden of golfvorm data opnemen of importeren en gebruiken als instrumentgeluiden (zie “Samplen” op pagina 58). Sluit een microfoon of een audio bron op de A/D INPUT ingangen aan om op te nemen van een externe audio bron.
Aansluitingen Aansluiten van externe MIDI apparatuur U kunt middels een standaard MIDI kabel (los verkrijgbaar) een extern MIDI apparaat aansluiten en deze besturen vanaf de MOTIF. Evenzo kunt u met een extern MIDI apparaat (zoals een synthesizer of een sequencer) de geluiden van de MOTIF besturen. Hieronder staan verschillende MIDI aansluitmogelijkheden; kies de variant die het meest met de door u gewenste opstelling overeenkomt .
Aansluitingen Aansluiten op een personal computer Als u een computer aansluit, kunt u MIDI data tussen de MOTIF en de computer versturen en met de computer de MOTIF besturen, en data van de MOTIF bewerken en verzamelen. U kunt bijvoorbeeld met het bijgeleverde voice bewerkings- programma de voices van de MOTIF bewerken.
Aansluitingen ■ Met een IEEE1394 interface (als de los verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd) KNOB CONTROL FUNCTION PAN REVERB CUTOFF RESONANCE ASSIGN A CHORUS TEMPO ATTACK ASSIGN B RELEASE ASSIGN 1 REMOTE CONTROL ON/OFF ASSIGN 2 MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER Integrated Sampling Sequencer Real-time External Control Sur face Modular Synthesis Plug-in System MODE KN 1 KN 2 MEQ LOW KN 3 VOLUME 1 VOLUME 2 SLOT 1 SLOT 2 SLOT 3 CATEGORY SEARCH KN 4 MEQLOWMID MEQ HI MID MEQ HIGH VOLUME
Aansluitingen Als de MIDI “echo” functie uitstaat op de software/computer, dan moet u de MOTIF lokaal schakelaar aanzetten. USB Computer met software OUT Toongenerator Toetsenbord IN Local Aan Echo Back Uit MOTIF local schakelaar=aan N.B. Hoewel dit niet staat aangegeven in de hierboven getoonde illustratie, ontvangt en reageert de MOTIF daadwerkelijk op MIDI data van het computer programma (sequencer), ongeacht de instelling van de local schakelaar instelling van de MOTIF.
Aansluitingen Aansluiten van verschillende besturingselementen Snelle start gids (pagina 48) De MOTIF is voorzien van verschillende ingangen waar besturingselementen op het achterpaneel kunnen worden aangesloten — waarmee u allerlei aspecten van het geluid, en een groot aantal aantal functies, onafhankelijk kunt besturen met behulp van allerlei, los verkrijgbare, besturingselementen.
Aanzetten Aanzetten Aanzetprocedure Controleer, als eenmaal alle nodige aansluitingen tussen de MOTIF en andere apparatuur zijn gemaakt, of alle volume instellingen op nul zijn gezet. Zet vervolgens ieder apparaat in uw systeem aan, in de volgende volgorde; MIDI masters (verstuurders), MIDI slaves (ontvangers), en daarna de audio apparatuur (mengpanelen, versterkers, luidsprekers, enzovoorts).
Algemene structuur Modes De MOTIF werkt met verschillende modes, waarbij in iedere mode verschillende handelingen en functies kunnen worden verricht.
Modes ■ Performance mode Algemene structuur (pagina 42) · Algemene bediening (pagina 67) Snelle start gids (pagina 88) · Referentie (pagina 160) ■ Pattern mode Algemene structuur (pagina 51) · Algemene bediening (pagina 67) Snelle start gids (pagina 100) · Referentie (pagina 215) ● Performance speel mode In deze mode kunnen performances worden bespeeld — met gebruik van voice splitsingen, voice stapelingen, enzovoorts. ● Pattern speel mode In deze mode, kunt u met de sequencer patterns afspelen.
Modes ■ Utility mode Algemene bediening (pagina 67) · Referentie (pagina 249) Deze mode is een sub-mode van de voice/performance/ song/pattern mode. Druk in één van de modes op de [UTILITY] knop om naar de sampling mode te gaan en druk na het samplen op dezelfde knop om terug te keren naar de vorige mode. In deze mode kunt u de parameters instellen die van toepassing zijn op het gehele systeem van de MOTIF. Hier vindt u ook de MIDI instellingen en de globale instellingsparameters.
Systeem overzicht Systeem overzicht Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de vele geavanceerde en veelzijdige functies van de MOTIF. De MOTIF is opgebouwd uit verschillende blokken, zoals hieronder wordt getoond.
Systeem overzicht Toongeneratorblok Het toongeneratorblok produceert in feite het geluid in reactie op de MIDI boodschappen die het ontvangt van het sequencerblok, het besturingsblok en de MIDI IN aansluiting of de USB aansluiting. Het volgende voorbeeld illustreert de signaalbaan in een voice. Voice Element 4 Element 3 Element 2 Element 1 LFO Lage Frequentie Oscillator Oscillator Toonhoogte Filter Amplitude See pagina 45 PEG Toonhoogte Envelope Generator Zie pagina 46 N.B.
Systeem overzicht De MOTIF is compatibel met het modular synthese plug-in systeem (zie volgende pagina). Er zijn drie soorten modulaire synthese systeem compatibele plug-in kaarten: de enkele part, multi part en effect plug-in kaart. Met het gebruik hiervan kunt u uw eigen systeem bouwen, gebaseerd op de geluiden die u nodig heeft.
Systeem overzicht Maximum polyfonie De maximum sonische AWM2 polyfonie is 62, plus de polyfonie van de plug-in kaart (indien geïnstalleerd). Het daadwerkelijke aantal beschikbare stemmen hangt af van het soort gebruikte toongenerator, het aantal elementen in de voice en het aantal stemmen van de plug-in kaart. In het geval van AWM2 voices wordt het aantal polyfonische stemmen van 62 gedeeld door het aantal elementen in de voice.
Systeem overzicht Relatie tussen de partstructuur van het toongeneratorblok en het besturings/sequencerblok van de verschillende modes ● Voice mode Besturingsblok Knoppen Toetsenbord KN 1 Part voor voice mode KN 2 KN 3 KN 4 Het sequencerblok is niet beschikbaar in de voice mode. Toongeneratorblok (intern / plug-in) Poort 1 Poort 2 Poort 3 part 1 part 17 part 33 part 2 part 18 part 34 part 30 part 46 part 31 part 47 part 32 part 48 Part 1-48 worden niet gebruikt.
Systeem overzicht ● Song/pattern mode Besturingsblok Externe sequencer Knoppen Toetsenbord Individuele MIDI kabels kunnen geen data van meerdere poorten verwerken. Als er data wordt verstuurd vanaf een externe sequencer via een MIDI kabel , dan worden alleen de poort 1 parts gebruikt. Gebruik een USB kabel om profijt te hebben van de meerdere poorten van de MOTIF.
Systeem overzicht Effectblok Dit blok op de MOTIF past effecten toe op het uitgangssignaal van de toongenerator, en verwerkt en verrijkt het geluid met geavanceerde DSP (digitale signaalsverwerking) technologie. Effectstructuur Het effect gedeelte van de MOTIF bschikt over de volgende effect eenheden.
Systeem overzicht Effect aansluitingen ● In de voice mode: Referentie (pagina 137) U kunt een keuze maken uit drie verschillende soorten insertie aansluitingen.
Systeem overzicht ● In de song/pattern mode: Referentie (pagina 210) Het diagram hieronder geeft de aansluiting weer als er een vocale harmonie plug-in kaart (PLG100-VH) is geïnstalleerd in sleuf 1 en er een multi part plug-in kaart (PLG-100XG) is geïnstalleerd in sleuf 3. Toongeneratorblok Systeem effect Selecteert het part waarop het insertie effect wordt toegepast. Het soort aansluiting hangt af van de instelling van de voice die is toegewezen aan de geselecteerde part.
Hoofdfuncties Hoofdfuncties voices en performances Snelle start gids (pagina 80, 88) · Referentie (pagina 121, 160) Een voice is het belangrijkste geluid van de MOTIF, opgebouwd uit een groot aantal parameter instellingen. Iedere voice bestaat maximaal uit vier verschillende elementen, hetgeen een hoge kwaliteit golfvorm ofwel basisgeluid is. In een performance worden er echter meerdere voices (parts) gecombineerd — gestapeld, of in andere vormen. Iedere performance kan vier verschillende parts bevatten.
Hoofdfuncties In de voice speel mode kunt u elk van deze voices selecteren en afspelen. In de performance speel mode kunt u elk van deze performances selecteren en afspelen. Op de vorige pagina toont de illustratie de structuur van één voice/performance. De illustratie hieronder toont de algehele geheugenstructuur van alle voices en performances. Deze illustraties helpen u om de structuur van de voices en performances van de MOTIF beter te begrijpen.
Hoofdfuncties Golfvormen en elementen Golfvormen zijn de onderdelen waar elementen uit opgebouwd zijn, waar op hun beurt voices uit opgebouwd zijn. Er zijn in totaal 1309 voorgeprogrammeerde golfvormen van hoge kwaliteit beschikbaar. Zoals in de volgende illustratie wordt getoond, kunt u bij het creëren van een voice de golfvorm selecteren die gebruikt moet worden als een element en vervolgens het niveau, de toonhoogte, klank en andere parameters instellen.
Hoofdfuncties Normale voices en drumvoices Intern zijn er twee soorten voices: normale voices en drumvoices. Normale voices zijn voornamelijk muziekinstrument-achtige geluiden met meerdere toonhoogten die in een bepaald bereik op het toetsenbord kunnen worden bespeeld. Drumvoices zijn voornamelijk percussie/drum geluiden die zijn toegewezen aan individuele toetsen op het toetsenbord. Een verzameling toegewezen percussie/drum golfvormen of normale voices noemen we een drumkit.
Hoofdfuncties ■ Toonhoogte Referentie (pagina 138) Niveau Cutoff frequentie Deze eenheid bestuurt de toonhoogte van de verschillende elementen die vanuit OSC worden verstuurd. U kunt de elementen ontstemmen, toonhoogte schaalverdelingen maken, enzovoorts. U kunt door het instellen van PEG toonhoogte envelope generator), tevens bepalen hoe de toonhoogte wijzigt in tijd.
Hoofdfuncties Niveau Cutoff bereik Doorgelaten bereik Cutoff bereik middenfrequentie Frequentie • Band elimination filter Dit filter verzwakt een band van signalen rond de cutoff frequentie, maar laat de rest door. ● AEG (amplitude envelope generator) Met de AEG kunt u de overgang van het volume bepalen vanaf het moment dat een toets wordt aangeslagen op het toetsenbord totdat deze wordt losgelaten.
Hoofdfuncties Besturingselementen De MOTIF biedt u een verbazingwekkend aantal besturingsmogelijkheden. Het is niet alleen uitgerust met de conventionele pitch bend en modulatie wielen, maar ook met speciale knoppen en schuiven — en voorzien van een extra aantal aansluitingen op het achterpaneel voor voetpedalen en voetschakelaars. Hierop kunt u besturingselementen op het achterpaneel aansluiten, en allerlei parameters met de voet of met de hand besturen.
Hoofdfuncties Voetpedaal Besturingsverzamelingen Een los verkrijgbaar voetpedaal (zoals de FC7), aangesloten op de FOOT CONTROLLER aansluiting op het achterpaneel (pagina 18), kan aan een aantal besturingsparameters worden toegewezen. Door een voetpedaal te gebruiken voor het besturen van één van deze parameters, heeft u uw beide handen vrij om het toetsenbord te bespelen (of om twee andere besturingselementen mee te bedienen), — erg handig als u “live” speelt.
Hoofdfuncties ■ Met verschillende bronnen één bestemming besturen Om door te gaan met bovenstaand voorbeeld gaan we nu een andere besturingsverzameling creëren waarbij de bestemming is ingesteld op FC (voetpedaal) en de bestemming is ingesteld op ELFO-PM (element LFO toonhoogte modulatie sterkte). Weer dient u het element te specificeren dat moet worden bestuurd en tevens de mate van besturing.
Hoofdfuncties Songs en patterns (sequencer mode) Algemene bediening (pagina 67) · Referentie (pagina’s 177, 215) Spoorstructuur van een song De volgende illustratie toont de spoorstructuur van een song. Songs worden gecreëerd door MIDI data op te nemen in individuele sporen. Songs en patterns bestaan uit MIDI sequence data, verdeeld over 16 sporen. ● Een song in de MOTIF is in feite hetzelfde als een song in een sequencer. Het afspelen van de song stopt automatisch aan het eind van de opgenomen data.
Hoofdfuncties Spoorstructuur van een pattern Patterns bestaan uit frases (zoals hieronder wordt getoond), die u creërt door MIDI data op te nemen in de verschillende sporen, waarna u de verschillende frasen (voorgeprogrammeerd/gebruiker) naar wens kunt arrangeren. Stijl 64 het baspart of een ritmepatroon voor het ritmepart. De MOTIF is voorzien van 128 voorgeprogrammeerde patronen, en biedt geheugenruimte voor 256 eigengemaakte, originele gebruikersfrases.
Hoofdfuncties ■ Vervangen en overdubben (song/pattern) Na het selecteren van het song nummer en het spoor Song 01 Spoor 1 MIDI data opname Spoor 2 Spoor 3 Sample opname (samplen) Na het selecteren van het song nummer en het spoor Spoor 16 In dit voorbeeld is spoor 1 een MIDI spoor en spoor 3 een sample spoor Sla op als een sample voice Stijl 50 Stijl 48 Stijl 03 Stijl 02 Stijl 01 2 3 ● Overdubben Door over te dubben kunt u data toevoegen aan een spoor dat reeds data bevat.
Hoofdfuncties ■ Inprikken/uitprikken (song) Met deze methode kunt u een bepaald bereik in het spoor opnieuw opnemen. In dit geval moet u het starten eindpunt instellen alvorens u met de nieuwe opname begint. In het uit acht maten bestaand voorbeeld hieronder worden de derde t/m de vijfde maat opnieuw opgenomen. Opname start Sample spoor opname methode (sampling) Zie pagina 58. Songketen U kunt songs “aan elkaar vast ketenen” en deze automatisch in volgorde afspelen.
Hoofdfuncties Vier arpeggio afspeelsoorten Arpeggio Snelle Start Gids (pagina 91) · Referentie (pagina 128) Deze functie triggert automatisch voorgeprogrammeerde arpeggio frases, aan de hand van de door u aangeslagen toetsen. De arpeggio functie is met name geschikt voor dance/techno muziekgenres. U kunt de gewenste arpeggio typen toewijzen per voice/performance, en het tempo instellen.
Hoofdfuncties Gebruikersarpeggio’s creëren Er is eigenljk geen handeling voor het direct opnemen van arpeggio’s. Eerst moet u een frase in een song spoor opnemen. Vervolgens moet u met de juiste song job handeling de data naar arpeggio data converteren.
Hoofdfuncties Vier zones (voice performance mode) In de voice performance mode kan het toetsenbord in maximaal vier aparte zones worden verdeeld (zoals hieronder wordt getoond) — ieder met hun eigen MIDI kanaal instelling. Op deze manier kunt u met één toetsenbord verschillende instrumentparts onafhankelijk besturen. Bovendien kunt u met deze onafhankelijke zones verschillende kanalen op aangesloten MIDI aparaten besturen. U kunt vier zones instellen en als een gebruikersmaster in de master mode opslaan.
Hoofdfuncties Samplen Snelle start gids (pagina 99) · Referentie (pagina 233) Het samplen is een krachtig hulpmiddel waarmee u door u zelf opgenomen geluiden — voices, instrumenten, ritme’s, speciale geluidseffecten, enzovoorts — in de MOTIF beschikbaar maakt en deze geluiden net zo af kunt spelen de andere geluiden in de MOTIF. Individuele golfvormdata in de MOTIF noemen we een “sample”. Het volgende diagram toont de sample structuur.
Hoofdfuncties Data gecreëerd door samplen Ongeacht de mode blijven de ruwe sample data hetzelfde. De parameters verschillen echter afhankelijk van de mode of instellingen. Hier volgt een korte uitleg over welke soort data de sample functie creëert. ● Sample data die algemeen zijn voor alle modes • Sample golfvorm Dit is de ruwe audio data die in het geheugen van de MOTIF worden opgeslagen bij het samplen. Zie voor details over sample golfvormen pagina 44.
Hoofdfuncties Gebruikersvoices/Samplevoices en golfvormen ● Gebruikersvoice (001~128) Als u naar de sample mode gaat vanuit de voice/performance mode Golfvorm (gebruiker 001~256) Als u naar de sample mode gaat vanuit de pattern mode 001 Stijl 64 002 001 003 Samplen 002 004 003 005 004 1 2 3 4 006 005 16 secties 007 008 009 Pattern 010 Spoor 1 Samplen Spoor 2 Spoor 3 ● Opgenomen op het geselecteerde spoor als een samplevoice.
Hoofdfuncties Drie methoden om het opnemen van de sample te starten Er zijn drie verschillende manieren om het opnemen van de sample te starten. Dit gedeelte behandelt de sample opname start methoden die overeenkomen met de beschikbare trigger modes. Zie voor meer informatie over het instellen van de trigger mode pagina 237.
Hoofdfuncties ■ Loopen Deze manier wordt voornamelijk gebruikt om lang, continue doorklinkende geluiden te creëren, zoals blaas- en strijkinstrumenten, of bij instrumenten die in hun originele staat lang doorklinken voordat de klank uitgestorven is, zoals bij een piano. Om een lange sustain te creëren – of om een lange uitsterftijd te creëren – wordt een doeltreffend gedeelte aan het eind van de sample geloopd.
Hoofdfuncties Intern geheugen en het opslaan van uw data Snelle start gids (pagina 97) · Referentie (pagina 261) De MOTIF creërt een groot aantal verschillende soorten data waaronder voice, performance, song en pattern. In dit gedeelte beschrijven we hoe u deze verschillende soorten data kunt opslaan en hoe gebruik kunt maken van opslagmedia om data op te slaan.
Hoofdfuncties Het interne geheugen ● ROM en RAM ROM (Read Only Memory) is geheugen dat speciaal is ontwikkeld om data van af te lezen, en alszodanig kan er dan ook geen data naar toe geschreven worden. Dit is de lokatie waar de voorgeprogrammeerde data van het instrument permanent zijn opgeslagen. In RAM geheugen kan echter zowel data van afgelezen worden als data op worden opgeslagen. Dit is de lokatie van het bewerkingsbuffer geheugen en data die gecreëerd zijn door het bewerken of het opnemen van data.
Hoofdfuncties Op afstand bedienen van computer sequence software Snelle start gids (pagina 119) · Referentie (pagina 256) Als de [REMOTE CONTROL ON/OFF] functie aanstaat kunnen de volgende knoppen/besturingselementen de mengpaneel functies en sequencer functies van de computer sequence software die is aangesloten op de MOTIF op afstand bedienen.
Hoofdfuncties Computer sequence software De volgende computer sequence software programma’s kunnen worden bestuurd met de afstandsbediening functie van de MOTIF. Windows Cubase VST/32 Logic Audio Plutinum Ver4.6 Cakewalk ProAudio Ver9.0 Pro Tools V5.0 Macintosh Cubase VST 5.0 Logic Audio Plutinum Ver4.6 Pro Tools V5.0 N.B. De parameters die kunnen worden bestuurd met de afstandsbediening zijn afhankelijk van de computer sequence software. Zie voor meer details het referentie gedeelte op pagina 257. N.
De bedieningsschermen oproepen Algemene bediening In dit hoofdstuk nemen we een kijkje naar de fundamentele regels die gelden bij het bedienen van de MOTIF. In dit hoofdstuk kunt u kennis maken met de grondbeginselen — het selecteren van modes, het oproepen van de verschillende functies en het oproepen en wijzigen van instellingen en parameterwaarden. Als u de tijd neemt om deze algemene bedieningsregels te bestuderen, dan beheerst u het instrument al bijna voor honderd procent.
De bedieningsschermen oproepen Druk om een andere mode te selecteren op de corresponderende mode knop.
De bedieningsschermen oproepen Opname mode (in de song/pattern en sample mode) De MOTIF kent ook opname modes — één voor de sequencer in de song en patroon modes, en één voor het opnemen van samples in de sample mode.
De bedieningsschermen oproepen Bewerk mode De hierboven beschreven vier master modes (voice/performance/song/pattern), de sample mode en de master mode zijn allen voorzien van eigen specifieke bewerk modes waarin instellingen gewijzigd kunnen worden.
De bedieningsschermen oproepen Opslag mode MODE VOICE PERFORM MASTER SEQUENCER SONG PATTERN FILE INTEGRATED SAMPLING MIXING UTILITY EDIT JOB STORE COMPARE De hoofdmodes (voice, performance, song, pattern) en de master mode zijn voorzien van eigen specifieke opslag modes, waarin instellingen opgeslagen kunnen worden. Druk, om de opslag mode op te roepen, op de [STORE] knop als één van bovengenoemde modes actief is.
Op het scherm gebaseerde knoppen Het huidige scherm verlaten Tijdens het uitvoeren van de meeste handelingen (vooral tijdens het bewerken en tijdens het uitvoeren van job of opslag handelingen) geldt dat u met één druk op de [EXIT] knop het huidige scherm verlaat en terugkeert naar het volgende hoger gelegen niveau of naar het normale speel mode scherm.
Op het scherm gebaseerde knoppen Informatie scherm Met deze praktische functie kunt u relevante details oproepen over de geselecteerde mode — door eenvoudig op de [INFORMATION] knop te drukken. Als de voice mode bijvoorbeeld actief is, kunt u met deze manier snel controleren welke voice bank is geselecteerd, welke speel mode (poly of mono) in gebruik is, welke effecten worden toegepast, enzovoorts.
Op het scherm gebaseerde knoppen De beschikbare functies worden boven in het scherm getoond, en de waarde wijzigt als u draait aan de corresponderende knop. Draai bijvoorbeeld aan knop 2 om de hoeveelheid reverb (in de bovenste rij) te wijzigen. Draai aan knop 1 om de pan positie te wijzigen. Als de “Rev” knop in het scherm donker is, dan heeft het draaien aan de knop onmiddellijk effect op het geluid.
Op het scherm gebaseerde knoppen Noot (toets) instellingen Met verschillende MOTIF parameters kunt u aan een bepaalde functie een toetsbereik instellen — bijvoorbeeld het instellen van een normale toetsenbord splitsing — door bepaalde nootwaarden te selecteren. U kunt deze parameters instellen met de [INC/YES] en [DEC/NO] knoppen of met de data draaiknop, of u kunt de waarden direct invoeren vanaf het toetsenbord door de gewenste toetsen aan te slaan (zoals hieronder wordt getoond).
Op het scherm gebaseerde knoppen 3 Verplaats de cursor met de cursor knop naar de volgende positie van de naam. DEC/NO INC/YES EXIT ENTER EXECUTE 4 Voer de andere karakters naar wens in door stappen 1 - 3 hierboven te herhalen. Gebruik maken van de karakterlijst In stappen 2 en 3 hierboven kunt u de speciale karakter lijst gebruiken die u alle beschikbare karakters toont, hetgeen het u gemakkelijker maakt om karakters te selecteren.
De demonstraties afspelen Snelle start gids Dit nuttige en informatieve gedeelte van deze handleiding begeleidt u op een tocht door de MOTIF, waarbij feitelijk alle belangrijke functies middels een voorbeeld worden uitgelegd en u belangrijke eerste ervaring opdoet voordat u het instrument werkelijk gaat gebruiken. Lees deze praktische instructies zorgvuldig door — dit is de beste manier om de geavanceerde functies van de MOTIF te leren kennen en om te ontdekken hoeveel deze u heeft te bieden.
De demonstraties afspelen De song demonstraties afspelen Er zijn een reeks demonstratie songs in de MOTIF geprogrammeerd, die u zijn dynamische voices laten horen en u een voorproefje geven van de geavanceerde sequencer functies van het instrument. POWER OFF ON 1 Zet het instrument 4 Selecteer een song. 3 Verplaats de cursor naar SONG nummer/naam, als deze nog niet aktief is. aan.
De demonstraties afspelen De master demonstratie afspelen De MOTIF is van zo veel krachtige functies en modes voorzien, dat het aanvankelijk moeilijk lijkt om ze te begrijpen en te begrijpen hoe zij samen werken. Een goed begin om de verscheidene stukjes van de MOTIF puzzel te leren beheersen is de master mode.
Voices bespelen Voices bespelen Referentie (pagina 124) De voice speel mode is de mode waarmee u de instrumentgeluiden (voices) van de MOTIF selecteert en bespeelt.
Voices bespelen Zoeken op categorieën Referentie (pagina 126) De MOTIF is uitgerust met een categorie zoek functie om toegang te krijgen tot de gewenste geluiden door te zoeken aan de hand van de categorie van het geluid, ongeacht de bank lokatie. Selecteer een voice categorie zoals A. PIANO of SYN LEAD, en u kunt één voor één door all corresponderende voices struinen — en ze tevens beluisteren. Daarbij kunt u de meest gebruikte voices in de speciale favorieten categorie opslaan.
Voices bespelen Toetsenbord octaaf (MOTIF6/MOTIF7) Soms wil u, als u een voice afspeelt, deze in een hoger of lager toonhoogtebereik horen. U wilt de toonhoogte misschien omlaag brengen om zo extra basnoten te verkrijgen, of omhoog brengen om hogere noten te krijgen voor solo’s. Met de octaaf omhoog/omlaag knoppen gaat dat snel en gemakkelijk. Iedere keer dat u op de [OCTAVE UP] knop op het paneel drukt, gaat de algehele toonhoogte van de voice één octaaf omhoog.
Voices bewerken Voices bewerken In de voice speel mode kunt u niet alleen voices afspelen, u kunt er ook een reeks belangrijke algemene handelingen in uitvoeren. U kunt bijvoorbeeld de EG instellingen wijzigen en de voice een zachtere of hardere attack geven, of de release wijzigen zodat het geluid aanhoudt. U kunt vergelijkbare aanpassingen maken in het filter en u kunt ook de klank van de voice wijzigen.
Voices bewerken Voices bewerken met de besturingsknoppen Referentie (pagina 132) Met de besturingsknoppen kunt u verschillende aspecten van het geluid van de voice in realtime wijzigen — tijdens het spelen. Draai de knop naar rechts om de waarde te verhogen, en naar links om deze te verlagen. Als u de gemaakte bewerkingen wilt bewaren, dan kunt u ze opslaan als een nieuwe voice (zie pagina 86). N.B. N.B. Iedere voice in de MOTIF is geprogrammeerd met een standaard parameter waarde.
Voices bewerken Over de verschillende toegewezen functies 1 Pan, effect versturen en tempo PAN Bepaalt de stereo pan positie van de voice. L PAN REVERB CHORUS TEMPO KN 1 KN 2 KN 3 KN 4 TEMPO Bepaalt het tempo van de arpeggio die is toegewezen aan de huidig geselecteerde voice. In de song/pattern/arpeggio mode bepaalt dit het tempo van de geselecteerde song of patroon. R REVERB Bepaalt de hoeveelheid reverb effect dat wordt toegepast op de voice.
Bewerkte voices opslaan Bewerkte voices opslaan Referentie (pagina 160) Als u een voice heeft bewerkt, dan kunt u deze opslaan in het interne geheugen (SRAM). Er kunnen maximaal 128 normale voices en maximaal 16 drumvoices worden opgeslagen. Zie, voor meer details over geheugenstructuur, pagina 63. N.B. PAS OP!! Als u deze handeling uitvoert, dan worden de instellingen in het bestemmingsgeheugen overschreven.
Bewerkte voices opslaan Er is tevens een groot aantal gedetailleerde bewerkingsknoppen beschikbaar in de voice bewerk mode. Over plug-in voices Algemene structuur (pagina 34) Plug-in kaarten bieden u een enorme hoeveelheid extra geluidsflexibiliteit en kracht. Na installatie werken deze naadloos en transparant samen met de ingebouwde klanken van de MOTIF — hetgeen inhoudt dat u hun geluiden en functies net zo kunt gebruiken als waren de kaarten meteen in de fabriek in de MOTIF ingebouwd.
Performances bespelen Performances bespelen Algemene structuur (pagina 42) · Referentie (pagina 162) In de performance mode kunt u individuele gebruikersperformances selecteren en bespelen. In een performance kunt u verschillende voices in een stapeling mengen, of deze verdelen over het toetsenbord, of zelfs een combinatie van stapeling/splitsingen maken. Iedere performance kan vier verschillende parts bevatten. N.B. Zie, voor details over de performances en de geheugen (bank) structuur ervan, pagina 63.
Performances bewerken (stapelen/scheiden) Performances bewerken (stapelen/scheiden) Algemene structuur (pagina 45) · Referentie (pagina 170) Performances kunnen uit maximaal vier parts (voices) bestaan, geselecteerd uit de interne toongenerator parts 1 - 4 en plug-in board kaarten 1 - 3. U kunt een performance creëren door verschillende voices te stapelen, en door verschillende voices toe te wijzen aan aparte bereiken op het toetsenbord.
De bewerkte performance opslaan De bewerkte performance opslaan Referentie (pagina 176) Als u een performance heeft bewerkt, dan kunt u deze opslaan in het interne geheugen (SRAM). Er kunnen maximaal 128 performances worden opgeslagen. Zie, voor details over geheugenstructuur, pagina 63. PAS OP!! N.B. Als u dit uitvoert, dan worden de instellingen van het bestemmingsgeheugen overschreven.
Met de arpeggio functie Gebruik maken van de arpeggio functie Algemene structuur (pagina 55) · Referentie (pagina’s 128, 165) De MOTIF is voorzien van een krachtige en veelzijdige arpeggiator waarmee u automatisch vooringestelde arpeggio’s, frases, ritmische loopjes en speciale “menselijke” patronen voort kunt brengen — afhankelijk van de toetsen die u aanslaat, of zelfs de aanslaggevoeligheid van uw aanslag.
Met de arpeggio functie Arpeggio type, tempo en limiet De MOTIF is voorzien van een reeks arpeggio soorten. U kunt het tempo van de arpeggio naar wens wijzigen. De arpeggio functie is beschikbaar in alle modes. De uitleg hieronder geldt voor de performance speel mode. 2 Selecteer een arpeggio bank. 1 Roep het ARP (Arpeggio) scherm op door op de [F6] Verplaats de cursor naar de bank parameter en selecteer. knop te drukken in de performance speel mode.
Met een master toetsenbord Met een master toetsenbord Algemene structuur (pagina 56) · Referentie (pagina 268) De MOTIF is voorzien van zoveel verschillende functies en bedieningen, dat het soms moeilijk is om de gewenste functie te vinden en op te roepen. Hier komt de de master functie goed van pas. U kunt in de master groep handelingen in het geheugen zetten die u in de verschillende modes vaak gebruikt en ze wanneer u wilt ogenblikkelijk oproepen met één druk op een knop.
Met een master toetsenbord KNOB CONTROL FUNCTION PAN REVERB CUTOFF RESONANCE ATTACK ASSIGN B ASSIGN 1 KN 2 KN 3 ASSIGN A CHORUS TEMPO RELEASE ASSIGN 2 REMOTE CONTROL ON/OFF MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER Integrated Sampling Sequencer Real-time External Control Sur face Modular Synthesis Plug-in System MODE KN 1 MEQ LOW MEQLOWMID MEQ HI MID EFFECT BYPASS INSERTION MASTER VOLUME VOLUME 1 VOLUME 2 VOLUME 3 SLOT 1 SLOT 2 SLOT 3 KN 4 MEQ HIGH SYSTEM ARPEGGIO VOICE PERFORM MASTER SON
Met een master toetsenbord Master toetsenbord instellingen ● Stapeling/splitsing instellingen met een externe toongenerator De MOTIF kan functioneren als een alles omvattend, veelzijdig master toetsenbord, voor zowel bij optredens als bij studio toepassingen. Als een master is ingesteld op de voice of performance mode, dan kunt u instellingen maken voor vier onafhankelijke zones.
Met een master toetsenbord 4 Roep het zone bewerkingsscherm 5 Roep het TRANS scherm op. op. 1 1 Zet de TG schakelaar van zone 1 aan 4 3 2 en zet die bij alle andere zones uit. Nu wordt alleen de in zone 1 gespeelde data naar de ingebouwde toongenerator verstuurd. SF 1 SF 2 SF 3 SF 4 SF 5 2 Zet de MIDI schakelaar van zone 2 en 3 aan en die van de andere zones uit. Nu wordt de in zone 2 en 3 gespeelde data naar de externe toongenerator verstuurd.
Data opslaan/laden Data opslaan/laden Algemene structuur (pagina 63) · Referentie (pagina 261) Bij gebruik van de MOTIF worden verschillende soorten data worden gecreëerd en de volgende soorten worden automatisch in het geheugen bewaard, zelfs als het instrument wordt uitgezet: voice, performance, master, arpeggio en systeem instellingen (parameters die zijn ingesteld in de utility mode).
Data opslaan/laden Data laden 2 Roep het CONFIG scherm op. 3 Selecteer het apparaat waarvan de data moeten worden geladen. Verplaats de cursor naar de "Current" parameter en selecteer “CARD” of “SCSI.” Apparaat Beschikbare ruimte 1 Druk op de [FILE] knop om naar de file mode te gaan. SF1 SEQUENCER SONG PATTERN SF2 F1 INTEGRATED SAMPLING MIXING SF3 SF4 INFORMATION SF5 SF1 SF2 SF3 SF4 INFORMATION SF5 FILE F2 F3 F4 F5 F6 F1 F2 F3 F4 F5 F6 UTILITY 4 Roep het LOAD scherm op.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) In dit gedeelte duiken we in één van de belangrijkste en krachtigste functies van de MOTIF — de geïntegreerde sample sequencer. Digitale muziek producenten en artiesten maken tegenwoordig gebruik van een grote hoeveelheid geavanceerde hulpmiddelen in hun werk — met inbegrip van MIDI, samplen, audio bewerking en veel meer.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 1. Samplen in een pattern spoor Algemene structuur (pagina 52) · Referentie (pagina 234) Neem eerst uw favoriete ritme frase op van een audio CD (of andere bron) op de MOTIF met de sample functie. N.B. Zie voor details over het aansluiten van de externe audio apparatuur op de MOTIF pagina 23. 1 Ga naar de 3 Selecteer het stijlnummer en sectie om op te nemen. 2 Roep het PLAY scherm op.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 8 Ga naar de sample standby mode. 7 Roep het SOURCE scherm op. Stel vanuit dit scherm de trigger mode in. Selecteer hier “manual”. Speel de externe CD speler af om het ingangsniveau te controleren. U kunt het ingangsniveau optimaliseren met de GAIN knop op het achterpaneel. Selecteer "stereo" of "mono.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 2. MIDI data opnemen in een pattern spoor Algemene structuur (pagina 53) · Referentie (pagina 221) Nu u een ritme sample in een pattern heeft opgenomen en deze in reepjes heeft verdeeld, is de volgende stap het opnemen van een paar MIDI parts en het toevoegen van deze parts aan het pattern. U kunt MIDI op twee manieren opnemen: realtime en stap-voor-stap. 1 Ga naar de pattern opname mode.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) ● Realtime opname (als u ‘replace’ of ‘overdub’ heeft geselecteerd in stap #2) 3 Selecteer spoor 2 om in op te nemen en stel de maatlengte, 4 Roep het VOICE scherm op. maatsoort en het tempo in. 1 3 2 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE ELEMENT/ PERF.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) ● Stap voor stap opnemen (als u 'step' in stap #2 selecteerde) 3 Selecteer spoor 2 om in op te nemen en stel het MIDI event 4 Roep het VOICE scherm op. soort in om op te nemen, maatlengte, maatsoort en het tempo. 1 3 2 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE ELEMENT/ PERF.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 3. Een voorgeprogrammeerde frase toewijzen aan een pattern spoor (patch functie) Algemene structuur (pagina 52) · Referentie (pagina 219) Met de patch functie kunt u aan iedere spoor een voorgeprogrammeerde frase of een gebruikersfrase (opgenomen in de pattern opname mode) toewijzen en een pattern creëren die maximaal uit 16 sporen kan bestaan. 1 Roep het PATCH scherm op. 2 Selecteer een spoor waaraan de frase moet worden toegewezen.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 4. Gebruik maken van de groove functie Referentie (pagina 218) Met de raster groove functie kunt u de toonhoogte, de timing, lengte en aanslaggevoeligheid van noten aanpassen in een bepaald spoor in een uit één maat met 16 tellen bestaand raster. Hiermee kunt u een gevarieerde reeks ritmische bewegingen en ‘grooves’ creëren die moeilijk of zelfs onmogelijk te creëren zijn met de precieze, maar starre werking van de sequencer.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 5. Patterns mixen Referentie (pagina 232) Nu u een afgemaakte sectie en pattern heeft, kunt u dit met de pattern mix knoppen ‘fijn’ afregelen en verbeteren — door het geluidsniveau per spoor of part te wijzigen, verschillende voices te selecteren, en door het instellen van de effect parameters. 1 Ga naar de pattern 2 Roep het gewenste scherm op. mix mode. 3 Selecteer een part om te bewerken.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 6. Een pattern keten creëren Algemene structuur (pagina 54) · Referentie (pagina 219) Nu de audio samples, loops, MIDI data, en patterns in de MOTIF gereed zijn, wordt het pas echt leuk. Door een pattern keten te crëeren kunt u alle onderdelen in uw song in realtime arrangeren. Speel bij het opnemen van een pattern keten, uw originele patterns en secties af en schakel ter plekke over tussen het beschikbare materiaal.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 7. De pattern keten data naar een song kopiëren Referentie (pagina 231) Nu u een pattern keten heeft gecreëerd, kunt u deze kopiëren naar een song spoor en gebruiken als het basisritme spoor voor een song. Dit doet u in de pattern keten bewerk mode. 1 Ga naar de pattern keten bewerk mode 2 Roep het SONG scherm op. door op de [EDIT] knop te drukken vanuit pattern keten speel mode.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 8. MIDI opnemen in song sporen Algemene structuur (pagina 51) · Referentie (pagina 183) Nu al de basis blokken gereed zijn, gaan we naar de song mode om de song nog meer te bewerken. Laten we aannemen dat u in bijna alle sporen MIDI data heeft opgenomen — behalve misschien wat extra ritmegitaar parts en een solo’s op piano en orgel. De MOTIF biedt u hiervoor twee opname methoden.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) ● Realtime opnemen (als u ‘replace’, ‘overdub’ of ‘punch’ in stap 5 selecteerde) 6 Selecteer een spoor om op te nemen en stel het tempo in. 1 3 2 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE ELEMENT/PERF.PART/ZONE 11 10 9 SOLO of 1~16 7 Roep het VOICE scherm op.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) ● Stap-voor-stap opnemen (als u 'step' in stap 5 selecteerde) 7 Roep het VOICE scherm op. SF1 SF2 SF3 SF4 INFORMATION SF5 6 Selecteer een op te nemen spoor en stel het op te nemen MIDI event type in. F1 1 3 2 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE F2 F3 F4 F5 F6 ELEMENT/ PERF.PART / ZONE DEC/NO of INC/YES 9 11 10 8 Selecteer de voice die u in het spoor wilt op te SOLO nemen.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 9. Samplen in een song spoor Algemene structuur (pagina 54) · Referentie (pagina 234) We maken een ander uitstapje naar de sample functie, en verfraaien onze song met wat “oorstrelende” geluidseffecten en achtergrondvocalen. Het sampleen hiervoor was van een ander kaliber; u samplede een ritme in de pattern mode en verdeelde deze in reepjes om het netjes te laten ‘loopen’ en om het zich automatisch aan tempowijzigingen te laten aanpassen.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 6 Ga naar de sample standby mode. 7 Start het samplen. Stel vanuit dit scherm de trigger mode in. Selecteer hier “manual”. Speel de externe CD speler af om het ingangsniveau te controleren. U kunt het ingangsniveau optimaliseren met de GAIN knop op het achterpaneel. trigger mode Druk op de [F6] knop om het samplen te starten. Start tevens de externe CD speler om de op te nemen frase af te spelen, of zing in de microfoon.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 10. Song spoor mute en scene Referentie (pagina’s 180, 181) Deze twee krachtige functies bieden u nog meer realtime arrangement besturing. U kunt sporen aan- en uitzetten en tussen song scenes heen en weer schakelen, terwijl de song afspeelt — en al uw handelingen kunnen op het speciale scene spoor worden opgenomen. U kunt niet alleen de verschillende song arrangement mogelijkheden beluisteren, u kunt ze ook ter plekke opnemen.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 2 Stel de song scene instellingen naar wens in. 1 Selecteer een song in de song speel mode. • Selecteer een spoor en stel de gewenste voice in, wijzig vervolgens de pan en volume instellingen met de regelaars en schuiven. De instellingen van de verschillende sporen kunnen onafhankelijk worden ingesteld.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 11. Song mixen en instellingen opslaan als een template Referentie (pagina 205) In deze laatste stap (niet hetzelfde als het opslaan van uw voorgaande werk, hetgeen we hierna zullen bespreken), kunt u uw sporen afmixen met de song mix functie — de volume balans en pan instellingen van alle parts aanpassen en de effect niveaus afstellen.
Samplen en songs afspelen (geïntegreerde sample sequencer) 12. De opgenomen song opslaan en exporteren naar een externe PC (bestandsbeheer software) Referentie (pagina 262) Nu u uw meesterstuk heeft opgenomen, wilt u deze opslaan. U kunt de song data op een geheugenkaart of een SCSI apparaat opslaan in de file mode (pagina 261). Misschien wilt uw uw MOTIF data echter, voor de veiligheid en uit archivering oogpunten, op een computer opslaan.
Afstandsbediening van externe sequencer (realtime externe apparatuur besturen) Afstandsbediening van externe sequencer (realtime externe apparatuur besturen) Algemene structuur (pagina 65) · Referentie (pagina 256) Tot nu werd uitgelegd hoe u een computer kunt gebruiken om de functies van de MOTIF te verrijken. Nu gaan we het hebben een functie die dit omdraait, waarmee u met de MOTIF de computer kunt besturen.
Afstandsbediening van externe sequencer (realtime externe apparatuur besturen) Gebruik maken van de afstandsbediening functie 1 Zet de afstandsbediening functie aan door op de [REMOTE REMOTE CONTROL ON/OFF CONTROL ON/OFF] knop te drukken zodat het lampje gaat knipperen.
Functie hiërarchie Referentie In dit gedeelte wordt de functie van alle instellingen van iedere parameter in ieder scherm van de MOTIF uitgelegd. Als u nog vragen heeft, zoals “ik vraag me af wat deze knop doet...” of “hoe werkt deze parameter?” — dan is het dit gedeelte waar u het antwoord kunt vinden.Het referentie gedeekte is onderverdeeld aan de hand van de verschillende modes van de MOTIF.
Functie hiërarchie [VOICE] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 137 [F6] NORMALE VOICE ALGEMEEN EFFECT . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 137 [SF1] EFFECT UITGANGSSIGNAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 137 [SF2] INSERTIE1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 137 [SF3] INSERTIE2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 137 [SF4] REVERB . . . . . . . . . . . . . .
Functie hiërarchie [VOICE] [BEWERK] VOICE BEWERKEN (PLUG-IN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 153 [GEMEENSCHAPPELIJK] PLUG-IN VOICE GEMEENSCHAPPELIJK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 154 [F1] PLUG-IN VOICE ALGEMEEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 154 [SF1] NAAM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voice speel mode Voice speel mode Algemene structuur (pagina 30) · Snelle start gids (pagina 80) het menu waarin u wilt bewerken met de 4 Selecteer [F1] - [F6] knoppen, waarna u de parameters in de verschillende schermen kunt wijzigen. In deze mode kunt u zowel individuele voorgeprogrammeerde en gebruikersvoices als ook plug-in voices (indien geïnstalleerd) selecteren en bespelen. N.B. Zie voor details over voice soorten en geheugen (bank) structuren pagina 42.
Voice speel mode • Om een plug-in voice te selecteren moet u op één van de [PLG1] - [PLG3] knoppen drukken. PLG 1 PLG 2 PLG 3 STRINGS BRASS REED/PIPE • Om een drumvoice te selecteren moet u de [DRUM KITS] knop ingedrukt houden en tegelijkertijd op de [PRE1], [GM] of [USER] knop drukken. DRUM KITS PRE 1 PRE 2 PRE 3 GM USER FAVORITES A. PIANO KEYBOARD ORGAN GUITAR / PLUCKED BASS COMMON Het volgende scherm (of een soortgelijke) verschijnt.
Voice speel mode ■ Gebruik maken van de [INC/YES] en [DEC/NO] knoppen Drukken op de [INC/YES] knop verhoogt het nummer met 1. Drukken op de [DEC/NO] knop verlaagt het nummer met 1. 1 DRUM KITS PRE 1 PRE 2 PRE 3 GM USER PLG 1 PLG 2 PLG 3 FAVORITES A.
Voice speel mode ● Favorieten categorie 1~4 Voer dezelfde handeling uit als in de “categorie zoek functie” hierboven. 5 ■ Toetsenbord octaaf instelling Middels de [OCTAVE] knoppen kunt u het toetsenbord één octaaf omhoog of omlaag transponeren. Het tegelijk indrukken van de [UP] en de [DOWN] knoppen brengt de instellingen terug naar de oorspronkelijke instelling (0). OCTAVE Selecteer uw favoriete voice en druk op de [F5] knop om deze toe te wijzen aan de favorieten categorie. Categorie Voice N.B.
Voice speel mode ● [F2] Voice speel - plug-in bank In dit scherm kunt u de bank selecteren van de plugin kaart, en bepalen of u een plug-in voice of een “kaart” voice wilt gebruiken. Eenvoudig gesteld is het verschil tussen de twee soorten voices het volgende: • PortaMode Bepaalt de portamento mode. Het gedrag van de portamento hangt af van de Mono/Poly instelling (“mono” of “poly”).
Voice bewerk mode • Tempo Bepaalt het arpeggio tempo. Als MIDI sync (pagina 258) aanstaat, dan staat hier “MIDI” in het scherm en kunnen deze instellingen niet ingesteld worden. ❏ Instellingen 1 ~ 300 • VelocityLimit Dit bepaalt laagste en hoogste aanslaggevoeligheid in het aanslaggevoeligheidsbereik van de arpeggio. De arpeggio brengt geluid voort als u toetsen aanslaat met een aanslaggevoeligheid die overeenkomt met het ingestelde bereik. ❏ Instellingen 1 ~ 127 N.B.
Voice bewerk mode U kunt andere elementen muten (de elementen die u niet wilt wijzigen, en niet wilt horen) met de NUMBER [9] - [12] knoppen. Het feit dat ze gemute zijn wordt aangegeven door brandende knoppen; de indicator van de knop die correspondeert met het gemute element gaat branden. Element1 Element2 COMMON Element3 Element4 Geeft aan dat dit om gemeenschappelijk wijzigen gaat. Geeft aan dat het hier om het individueel wijzigen van element 1 gaat.
Voice bewerk mode • Mono/Poly Bepaalt of de voice monofoon (alleen enkele noten) of polyfoon (meerdere noten tegelijk) wordt afgespeeld. ❏ Instellingen Mono, Poly instellingen die u hier maakt gelden ook als de offset instellingen van EQ instellingen (met uitzondering van “MID”) in de utility mode, zie pagina 253. • KeyAsgnMode Als deze op “single” wordt ingesteld, wordt het twee keer afspelen van dezelfde noot voorkomen.
Voice bewerk mode 0 (traag) - 127 (snel) time Stelt de tijd parameter om te werken met “time”: 0 (snel) - 127 (traag) ● [F1]-[SF5] Normale voice gemeenschappelijk - algemeen - diversen In dit scherm kunt u de besturingsfuncties van de knoppen instellen, en het omhoog/omlaag bereik van het pitch bend wiel instellen. • Volume Bepaalt het uitgangsniveau van de voice. ❏ Instellingen 0 ~ 127 • Pan Bepaalt de stereo positie van de voice.
Voice bewerk mode • Hold Bepaalt of het afspelen van de arpeggio wordt “vastgehouden” of niet. Als deze aanstaat, dan blijft de arpeggio automatisch doorlopen, zelfs als u uw vingers van het toetsenbord haalt, en blijft doorlopen tot er een volgende toets wordt aangeslagen. ❏ Instellingen sync-uit (zie hieronder), uit, aan sync-off De eerste keer dat u een toets aanslaat, wordt de eerste noot van het arpeggiator patroon afgespeeld.
Voice bewerk mode N.B. De aanslaggevoeligheid kan niet worden verlaagd of verhoogd worden buiten het normale bereik van 1 tot 127; waarden buiten dat bereik worden automatisch gelimiteerd tot het minimum of het maximum. • GateTimeRate Bepaalt hoeveel de gate tijd (lengte) van de arpeggio noten afwijkt van de originele waarde. De instelling 100% betekent dat de originele waaarden worden gebruikt.
Voice bewerk mode ● [F5]-[SF1] Normale voice gemeenschappelijk - LFO - golfvorm uit De LFO pulseert vrij zonder toets synchronisatie. Het aanslaan van een toets start de LFO golfvorm onafhankelijk van de fase waarin de LFO is op dat punt. Algemene structuur (pagina 44) In dit scherm kunt u een groot aantal LFO instellingen wijzigen, waaronder golfvorm, snelheid, tempo en synchronisatie/fase instellingen.
Voice bewerk mode ● [F5]-[SF2] Normale voice gemeenschappelijk - LFO - vertragingen In dit scherm kunt u verschillende vertragings- en fade-in/uit parameters instellen, en de LFO een natuurlijker geluid geven. • FadeOutTime Bepaalt de duur alvorens het LFO effect uit-fade (nadat de vertragingstijd is verstreken). Hogere waarden resulteren in langere uitfade’s.
Voice bewerk mode ● [F6]-[SF1] Normale voice gemeenschappelijk - effect - uitgangssignaal In dit scherm kunt u op uitgebreide wijze de effect parameters instellen. • ChoRtn (chorus terugkeerniveau) Bepaalt het terugkeerniveau van het chorus effect signaal. ❏ Instellingen 0 ~ 127 • ChoToRev (chorus naar reverb) Bepaalt het verstuurniveau van het signaal dat wordt verstuurd van het chorus effect naar het reverb Effect. ❏ Instellingen 0 ~ 127 • RevPan Bepaalt de pan positie van het reverb effect.
Voice bewerk mode ● [F1]-[SF2] Normal voice - element - oscillator uitgangssignaal In dit scherm kunt u bepaalde signaal opwekkingsparameters instellen van het geselecteerde element. • KeyOnDelay Bepaalt de tijd (vertraging) tussen het moment waarop u een toets aanslaat en het punt waarop het geluid wordt voort-gebracht. U kunt per element verschillende vertragingstijden instellen. ❏ Instellingen 0 ~ 127 Korte Vertraging lage en hoge toetsen aan te slaan. Zie “Algemene handelingen” op pagina 75.
Voice bewerk mode ● [F2]-[SF2] Normale voice - element toonhoogte - PEG aanslaggevoeligheid In dit scherm kunt u bepalen hoe de toonhoogte EG parameter reageert op aanslaggevoeligheid (zie voor toonhoogte EG instellingen “PEG Time, Level” hieronder.) De volledige namen van de beschikbare parameters, worden getoond in de tabel die hieronder staat. Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de PEG tijd parameters. Selecteer het segment en stel vervolgens de tijd parameter in.
Voice bewerk mode • CenterKey De centrale toets is de centrale noot of toonhoogte van het toets volg effect op toonhoogte. Afhankelijk van de toonhoogte aanslaggevoeligheid parameter hierboven, wordt de mate van toonhoogte wijziging groter naarmate de afstand van de centrale toets groter wordt. ❏ Instellingen C -2 ~ G8 N.B. ● [F3]-[SF1] Normale voice - element - filter type Algemene structuur (pagina 46) In dit scherm kunt u het filter gedeelte uitgebreid instellen.
Voice bewerk mode LPF12 (low pass filter12dB/oct) Een 2-polige (-12db/ oct) dynamische LPF, bedoelt om samen gebruikt te worden met een HPF (high pass filter). BPFw (band pass filter breed) Ook de combinatie of –12dB/oct HPF and LPF, maar werkt met een bredere frequentieband dan het BPF12D filter.
Voice bewerk mode Dual BEF Een combinatie van twee –12dB/oct BEF’s in parallel. Niveau Frequentie Afstand De cutoff frequentie kan direct in het scherm worden ingesteld. LPF12 (low pass filter 12dB/oct)+ HPF12 (high pass filter) Een combinatie van een LPF en een HPF. Level • Reso/Width De functie van deze parameter hangt van het geselecteerde filter type. Als het geselecteerde filter een LPF, HPF, BPF (afgezien van het BPFw filter), of BEF is, kunt u met deze parameter de resonantie instellen.
Voice bewerk mode • EGTime, Segment Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de FEG tijd parameters. Selecteer eerst het segment, en stel vervolgens de bijbehorende tijd parameter in. Positieve tijd instellingen spelen het bepaalde segment sneller af, en negatieve waarden spelen deze langzamer af. ❏ Instellingen Time -64 ~ 0 ~ +63 Segment ATK, ATK+DCY, DCY, ATK+RLS, all ATK Beïnvloedt de attack tijd.
Voice bewerk mode • CutoffSens (cutoff gevoeligheid) Bepaalt de mate waarin de aangeslagen toetsen (in het bijzonder hun positie of het octaafbereik) het filter van het geselecteerde element beïnvloeden. De centrale toets instelling C3 wordt gebruikt als de algemene instelling voor de cutoff parameter. Een positieve instelling verlaagt de cutoff frequentie bij lagere toetsen en verhoogt deze bij hogere toetsen. Een negatieve instelling heeft het tegenovergestelde effect.
Voice bewerk mode ● [F4]-[SF1] Normale voice - element amplitude - niveau/pan In dit scherm kunt u niet alleen de algemene niveau en pan instellingen van de verschillende individuele elementen instellen, dit scherm biedt ook een aantal gedetailleerde en ongebruikelijke parameters voor het instellen van de pan positie. • EG Time, Segment Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de AEG tijd parameters. Selecteer eerst het segment, en stel vervolgens de tijd parameter in.
Voice bewerk mode • EGTimeSens (EG tijd gevoeligheid) Attack Decay1 Niveau Niveau Niveau Decay2 Niveau Release Niveau Toets uit Init Level 0 Attack Tijd Release Tijd Decay1 Decay2 Tijd Tijd Tijd • TIME ❏ Instellingen 0 ~ 127 (uitgezonderd --- hierboven) • LEVEL ❏ Instellingen 0 ~127 ● [F4]-[SF4] Normale voice - element amplitude - AEG toets volg effect In dit scherm kunt u het toets volg effect instellen van de amplitude — met andere woorden, hoe het volume van het element en de bijbehorende a
Voice bewerk mode De beste manier om amplitude schaalverdeling uit te leggen is met een voorbeeld. Bij de instellingen die in het voorbeeldscherm die hierboven staat getoond worden, is de algemene amplitude (volume) waarde 80, en wijzigen de verschillende offset waarden aan de hand van de geselecteerde breekpunten. De specifieke wijzigingen in amplitude worden in het onderstaande diagram getoond. De amplitude wijzigt in een lineaire manier tussen de breekpunten, zoals hieronder getoond wordt.
Voice bewerk mode • FMOD (filter modulatie diepte) Boost6 (Boost 6dB)/Boost12 (Boost 12dB)/Boost18 (Boost 18dB) Deze instellingen kunnen het signaalniveau van het gehele signaal verhogen met respectievelijk 6dB, 12dB en 18dB. Bepaalt de mate (diepte) waarmee de LFO golfvorm de filter cutoff frequentie van het geluid moduleert. Des te groter de waarde, des te groter de mate van toonhoogte modulatie.
Voice bewerk mode 4 Selecteer de toets die u wilt bewerken. ● [F2] Drumvoice - gemeenschappelijk uitgangssignaal • Om de gemeenschappelijke parameters te bewerken, die te maken hebben met de gehele drum voice (alle toetsen), moet u op de [DRUM KITS] knop drukken. DRUM KITS FAVORITES COMMON • Om de parameters van een individuele drum toets te bewerken (een element), moet u eerst op de NUMBER [1] knop drukken, en vervolgens de gewenste toets aanslaan op het toetsenbord.
Voice bewerk mode ● [F6]-[SF2], [SF3], [SF4], [SF5] Drumvoice gemeenschappelijk - effect parameter insertie 1, 2, reverb, chorus Het aantal parameters en waarden hangt af van het huidig geselecteerde effect type. Zie voor meer informatie de effect type lijst in het aparte data lijst boekje. ● [F1]-[SF2] Drumtoets - oscillator uitgangssignaal In dit scherm kunt u bepaalde signaal parameters instellen van de geselecteerde drumtoets.
Voice bewerk mode ● [F1]-[SF5] Drumtoets - oscillator - diversen N.B. In dit scherm kunt u een aantal parameters instellen die te maken hebben met de manier waarop de individuele noten van de drumvoice reageren op het toetsenbord en MIDI data. Als een normale voice wordt toegewezen aan de toets, kunt u met deze parameter de positie van de noot bepalen (niet zijn toonhoogte) in verhouding met C3.
Voice bewerk mode ● [F3]-[SF2] Drumtoets - filter FEG aanslaggevoeligheid ● [F4]-[SF2] Drumtoets - amplitude AEG aanslaggevoeligheid • LPFCutoff Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de low pass filter frequentie. Positieve instellingen zorgen er voor dat de cutoff frequentie stijgt als u harder aanslaat op het toetsenbord, negatieve instellingen doen deze dalen.
Voice bewerk mode ● [F6] Drumtoets - EQ (equalizer) N.B. Algemene structuur (pagina 148) Hetzelfde als het bewerken van normale voice elementen. Zie pagina 148. N.B. Afhankelijk van de plug-in kaart waarvan u gebruik maakt zijn sommige parameters die hier beschreven worden niet aanwezig. Zie voor meer details de handleiding van de betreffende plug-in kaart. Zie voor meer details over de plug-in kaarten die momenteel leverbaar zijn pagina 35. ◆ Algemene procedure Algemene structuur (pagina 70) N.B.
Voice bewerk mode ■ Gemeenschappelijk bewerken ● [F1]-[SF1] Plug-in voice - gemeenschappelijk - algemeen - naam Hetzelfde als normale voices gemeenschappelijk bewerken. Zie pagina 130. ● [F4]-[SF1] Plug-in voice - gemeenschappelijk - besturingsverzameling - 1/2 Hetzelfde als normale voices gemeenschappelijk bewerken. Zie pagina 134. Houd er rekening mee dat de element schakelaar niet aanwezig is bij het gemeschappelijk bwerken van de plug-in voice.
Voice bewerk mode ● [F4]-[SF3] Plug-in voice - gemeenschappelijk - besturingsverzameling - nadruk De MOTIF bevat een utgebreide verzameling nadruk besturingen voor de plug-in voice, waardoor u de toonhoogte en het filter kunt wijzigen, en modulatie effecten kunt produceren (pitch, filter en amplitude) - door na het aanslaan van de toets druk uit te oefenen op de toetsen (‘zgn. nadruk’).
Voice bewerk mode ■ Element individueel bewerken ● [F1]-[SF1] Plug-in voice - element - oscillator golfvorm In dit scherm kunt u de gewenste kaartvoice selecteren die gebruikt wordt als het element van de plug-in voice. Houd er rekening mee dat een plug-in voice slechts één element bevat. • Bank Bepaalt de kaartvoice bank van de plug-in voice. ❏ Instellingen (Deze hangen af van de betreffende plug-in kaart; zie de betreffende handleiding voor meer details.
Voice bewerk mode ● [F5] Plug-in voice - element - LFO + Algemene structuur (pagina 47) In dit scherm kunt u de algemene LFO parameters instellen die de toonhoogte moduleren om vibrato en andere speciale effecten te creëren. 0 Frequency 1 LowFreq 2 LowGain (laag frequentie) (laag versterking) 4 HighGain (hoog versterking) HighFreq (hoog frequentie) 3 1LowFreq (laag frequentie) Bepaalt het shelving punt van de lage frequenties.
Voice job mode Voice job mode De voice job mode bevat verscheidene handige job handelingen (vrij vertaald klusje), die erg bruikbaar zijn bij het bewerken en opslaan van uw originele voices. ◆ Algemene procedure 1 2 3 4 5 6 In de voice speel mode moet u eerst een voice selecteren waar u een job handeling op wilt verrichten. Als er een normale voice is geselecteerd: ALL, Common, EL1 ~ 4 Als er een drumvoice is geselecteerd: ALL, Common, EL N.B. Druk op de [JOB] knop om naar de voice job mode te gaan.
Voice opslag mode • Data type van de bestemmingsvoice (de huidig geselecteerde voice) Als de bron een normale voice of een drumvoice is, en het data type op element of drumtoets staat, dan kunt u het data type van de bestemmingsvoice selecteren. ❏ Data type Voice opslag mode Algemene structuur (pagina 71) In deze mode kunt u uw bewerkte voices opslaan in het gebruikersgeheugen. Als er een normal voice is geselecteerd: Element 1 ~ 4 PAS OP!! Als er een drum voice is geselecteerd: Drum Key C0 ~ C6 N.B.
Functie hiërarchie Performance mode Algemene structuur (pagina 42) Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de performance mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen de performance mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30.
Functie hiërarchie [PART SELECTIE] PART 1-4 [F6] [PART SELECTIE] PART PLG1-PLG3 [F6] [F1] PART VOICE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 170 [SF1] VOICE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 170 [SF2] SPEEL MODE . . . . . . . . . . . . . . Pagina 170 [SF3] LIMIETEN . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 170 [SF4] PORTAMENTO . . . . . . . . . . . . . Pagina 171 [SF5] DIVERSEN . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 171 [F2] PART UITGANGSSIGNAAL . . . . . . .
Performance speel mode Performance speel mode Algemene structuur (pagina 31) · Snelle start gids (pagina 88) In deze mode kunt u individuele gebruikersperformances selecteren en bespelen. N.B. Zie voor details over de performances en hun geheugen (bank) structuur pagina 40. ◆ Algemene procedure Algemene bediening (pagina 67) 1 Druk op de [PERFORMANCE] knop om naar de performance speel mode te gaan (de indicator gaat branden).
Performance speel mode Performance part aan/uit De uitleg hier slaat op stap #4 van de algemene procedure op pagina 162. MUTE Druk op de [MUTE] zodat de bijbehoren indicator gaat branden. SOLO 1 2 N.B. 4 3 Druk op n van de [1] - [4] knoppen die u wilt muten. N.B. Deze handeling is ook beschikbaar in de performance bewerk mode. Performances bewerken in de performance speel mode De uitleg hier slaat op stap #5 van de algemene procedure op pagina 162.
Performance speel mode • OutputSel (uitgang selectie) • [SF4] LIMIT L (nootlimiet laag) Bepaalt de uitgang aansluiting toewijzing van de A/D part. ❏ Instellingen Zie hieronder.
Performance bewerk mode ● [F6] Performance speel - arpeggio Performance bewerk mode Algemene structuur (pagina 55) Dit scherm bevat de algemene instellingen die te maken hebben met het afspelen van de arpeggio, waaronder type en tempo. In deze kunnen performances worden gecreëerd en worden bewerkt. ◆ De [ ] Indicator Als u een parameter wijzigt in de performance bewerk mode, dan verschijnt de [ ] indicator linksboven in het scherm.
Performance bewerk mode < scherm voor het bewerken van parts 1 - 4 > Part1 Part2 Parts waarin interne voices zijn toegewezen Part3 Part4 Common Plug-in part 1 Parts waarin plug-in voices zijn toegewezen Plug-in part 2 [F6] knop < scherm voor het bewerken van plug-in parts 1 - 3 > Plug-in part 3 Geeft weer dat het hier om gemeenschappelijk wijzigen gaat Geeft aan dat het hier om het individueel wijzigen van part 1 gaat.
Performance bewerk mode Met uitzondering van pitch bend, die hier niet ingesteld kan worden, zijn dit dezelfde parameters als die in de voice bewerk mode (pagina 132).
Performance bewerk mode ● [F2]-[SF2] Gemeenschappelijk - MEQ (hoofd equalizer) In dit scherm kunt u alle parts van de geselecteerde performance bewerken met de vijf-band equalizer. • Gain Bepaalt de niveau versterking van de frequentie (die hierboven wordt ingesteld, of de hoeveelheid verzwakking/versterking van de geselecteerde frequentie band.
Performance bewerk mode • OutputSwitch Als de uitgangschakelaar aanstaat, dan kan de arpeggio afspeel data verstuurd worden vanaf de MIDI OUT aansluiting. ❏ Instellingen aan, uit ● [F6]-[SF1] Gemeenschappelijk - effect aansluiting Algemene structuur (pagina 40) In dit scherm kunt u de effecten op uitgebreide wijze instellen. • TransmitCh Bepaalt het MIDI verstuurkanaal van de arpeggio afspeel data.
Performance bewerk mode • ChorusToReverb • Number Bepaalt het verstuurniveau van het signaal dat verstuurd wordt van het chorus effect naar het reverb effect. ❏ Instellingen 0 ~ 127 Selecteert een voice program nummer (pagina 124) voor de verschillende parts. Zie voor details over de plug-in voice bank, de handleiding van uw plug-in kaart. ● [F1]-[SF2] Part – voice – speel mode • ReverbType Bepaalt het reverb effect type. ❏ Instellingen Zie de effect typen lijst in het aparte data lijst boekje.
Performance bewerk mode ● [F1]-[SF4] Part - voice - portamento Stelt de portamento parameters in van de verschillende parts. Portamento creërt een geleidelijke toonhoogteovergang tussen de eerste toets die wordt aangeslagen op het toetsenbord en de volgende. • PB (pitch bend) Range ... Bij het bewerken van plug-in parts 1 - 3, of wanneer er een drumvoice is geselecteerd: Bepaalt het toonhoogte wijziging bereik (in halve tonen) van het pitch bend wiel van de plug-in part voice (of drumvoice).
Performance bewerk mode ● [F2]-[SF1] Part - uitgangssignaal - volume/pan Als offset=0 127 Daadwerkelijke (toongenerator beïnvloedende) aanslaggevoeligheid 0 64 127 ontvangen aanslaggevoeiigheid Als offset=64 127 Daadwerkelijke (toongenerator beïnvloedende) aanslaggevoeligheid 0 64 127 ontvangen aanslaggevoeiigheid Als offset=127 127 Daadwerkelijke (toongenerator beïnvloedende) aanslaggevoeligheid • Volume Bepaalt het volume van de verschillende parts, zodat u op gedetailleerde wijze de niveau balans
Performance bewerk mode ● [F3] Part - uitgang selectie • Detune In dit scherm kunt u bepaalde signaalversturing parameters instellen van het geselecteerde part. Stemt de verschillende parts ‘fijn’ af. ❏ Instellingen -12.8Hz ~+12.7Hz ● [F4]-[SF2] Part - klank - filter Algemene structuur (pagina 46) In dit scherm kunt u de verschillende filter instellingen bewerken, waarmee u de klankkleur van de geselecteerde part voice kunt wijzigen.
Performance bewerk mode ● [F5] Part - ontvangstschakelaar • Release Bepaalt de FEG release tijd van de verschillende parts. ❏ Instellingen -64 ~ 0 ~ +63 De FEG instellingen zijn niet beschikbaar bij plugin parts of parts waaraan drumvoices zijn toegewezen. N.B. ● [F4]-[SF4] Part - klank - AEG Algemene structuur (pagina 47) In dit scherm kunt u de algemene AEG (amplitude envelope generator) parameters instellen van de verschillende parts.
Performance job mode Performance job mode De performance job mode bevat verschillende handige job handelingen, waaronder het initialiseren (resetten) van performance data of het herroepen van eerdere bewerkingen. ◆ Algemene procedure 1 Inperformance de performance speel mode moet u een selecteren waarop u de job handeling ● [F1] Initialiseren Met deze functie kunt u alle performance parameters resetten (initialiseren) naar hun originele fabrieksinstellingen.
Performance opslag mode • Bron performance Selecteert de bron performance en het type data dat gekopieerd moet worden. ❏ Data type Part 1 ~ 4, Plug 1 ~ 3 N.B. U kunt deze functie ook gebruiken om bewerkte parameters van de ene part te kopiëren in een ander part in dezelfde performance. Dit is handig bij het creëren van twee of meer parts met vergelijkbare instellingen. U hoeft alleen maar de ene part naar de andere part te kopiëren, en de instellingen van de tweede part een beetje te bewerken.
Functie hiërarchie Song mode Algemene structuur (pagina 30) Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de performance mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen song mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30. De volgende gedetailleerde tabel toont alle scherm menu’s en parameter groepen van de song modes — biedt een snel, eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de song functies van de MOTIF.
Functie hiërarchie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 201 [F5] SPOOR JOB LIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 202 KOPIEER SPOOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina 202 VERWISSEL SPOOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Song speel mode Song speel mode Algemene structuur (pagina 67) · Snelle start gids (pagina 77) In deze mode kunt u individuele gebruikerssongs selecteren en afspelen. N.B. 2 Selecteer een song. 3 Start/stopt het afspelen van de song. Zie voor details over songs en hun sporen en hun geheugenstructuur, pagina 63. ◆ Algemene Procedure Algemene handeling (pagina 67) 1 Druk op de [SONG] knop om naar de song speel mode te gaan (de indicator gaat branden).
Song speel mode op één van de GROUP [A] - [D] knoppen om 1 Druk een groep te selecteren. N.B. Iedere lettergroep bevat zestien song nummers, en het indrukken van de gewenste letter selecteert de eerste song in die lettergroep. Het indrukken van knop [A] selecteert song 01, [B] selecteert song 17 enzovoorts (zie de hieronder getoond tabel).
Song speel mode ● Het opslaan van de song scene 1 Druk op de [MUTE] knop waardoor de bijbehorend lamp gaat branden. 2 STORE SCENE STORE SET LOCATE Druk op een van de NUMBER [1] - [16] knoppen om het spoor te selecteren dat u wilt muten. ● Om een spoor op solo te zetten SONG SCENE SF1 1 2 3 Na het instellen van de gewenste song scene moet u de [STORE] knop ingedrukt houden en tegelijkertijd een van de SONG SCENE knoppen [SF1] tot en met [SF5] indrukken.
Song speel mode N.B. Poort data kan alleen worden verstuurd via de USB aansluiting. Er wordt geen poort data verstuurd via de MIDI OUT aansluiting, zelfs als het corresponderende spoor op een bepaald poort nummer wordt gezet. ● [F4] Song speel - spoor loop minus 0 In dit scherm kunt u bepalen welke data in het geselecteerde spoor herhaalt (“loopt”) of niet tijdens het afspelen. Het gebruiken van loops is een effectieve manier om korte patterns en frases te blijven herhalen door de song.
Song opname mode 3 4 Zet deze aan met de [INC/YES] en [DEC/NO] knoppen of de data draaiknop (het scherm vraagt om bevestiging). Druk op de [INC/YES] knop. De loop staat aan en de part die niet geloopt wordt, wordt gewist. ● [F5] Song speel - frase kopiëren U kunt pattern spoor data (frase) kopiëren naar een song spoor. U kunt ook de voorgeprogrammeerde frase kopiëren die niet is toegewezen aan de pattern spoor met de patch functie, zie pagina 219).
Song opname mode Instellen voor het opnemen REC De uitleg hieronder slaat op stappen #4 - #5 van de algemene procedure op pagina 183. ● [F1] Song opname - instellen Algemene structuur (pagina 51) Als het opname type op iets anders staat dan “step” : Tempo N.B. MIDI events van externe MIDI apparatuur aangesloten op de MOTIF kunnen worden opgenomen op sporen 1~16. 7 Als u klaar bent (met realtime opnemen of met step opnemen), dan moet u op de [■] knop drukken om de opname te stoppen.
Song opname mode ❏ Instellingen uit, 60 (32ste noot), 80 (16tste noot triool), 120 (16ste noot triool), 160 (8ste noot triool), 240 (8ste noot), 320 (kwartnoot triool), 480 (kwartnoot) • Event Deze parameter is beschikbaar als u als opname type stapvoor-stap heeft gekozen. Hiermee kunt u het eventsoort instellen dat u wilt ingeven. ❏ Instellingen note, p.bend (pitch bend), CC#000~#119 (besturingswijziging) • RecTrack Bepaalt het spoor dat opgenomen moet worden.
Song opname mode 1 2 Gepunteerde noten kunnen ook worden ingegeven met de TIE functie. Om bijvoorbeeld een gepunteerde kwartnoot voort te brengen, moet u de stap-tijd op 8ste noot zetten een noot ingeven en vervolgens twee keer op [F4] drukken. ● [F5] Wissen Druk op deze knop om de noot events op de huidige cursor positie daadwerkelijk te wissen. ◆ Voorbeeld van stap-voor-stap opnemen De uitleg hier slaat op stappen #6 - #7 van de algemene procedure op pagina 183 en pagina 184.
Song opname mode SEQ TRANSPORT LOCATE 1 2 REC ● Voorbeeld 2 (met een boogje) 1Stel de parameters in zoals in de illustratie hieronder getoond wordt. Aangezien de eerste noot een halve noot is, stellen we de stap-tijd in op (960), en stellen we de gate tijd in op 80%, aangezien we niet willen dat de noten legato spelen. 4 Volg de hieronder staande instructies om de volgende gepunteerde halve noot inte geven. (2) Sla A aan en laat los. 2 (1) Wijzig dit in 480. Geef de eerste F noot in.
Song opname mode 6 Verplaats de aanwijzer naar het begin van de song en druk op de [F] knop om de noot die u heeft opgenomen in stappen #1-5 af te luisteren. 5 Geef de volgende kwart C noot in door de hieronder getoonde instructies op te volgen. ● Voorbeeld 3 (met een rust) (1) Wijzig deze waarde in 480, aangezien de volgende noot een kwartnoot is. 1 2 (2) Sla de C aan en laat deze los. Stel de parameters af zoals hieronder in de illustratie getoond wordt.
Song bewerk mode • Voice Bepaalt de voice van het geselecteerde spoor. U kunt met de BANK, GROUP, NUMBER knop of door te zoeken op categorieën een voice selecteren (pagina 124). U kunt ook een samplevoice selecteren (pagina 58). • Volume Bepaalt het geluidsniveau van het geselecteerde spoor. ❏ Instellingen 0~127 • Pan Bepaalt de stereo pan positie van het geselecteerde spoor.
Song bewerk mode Events bewerken/invoegen/wissen De uitleg hier slaat op stap #3 van de algemene procedure op pagina 189. ■ Bewerken/wissen van bestaande events Om data in de event lijst te bewerken moet u eerst met de omhoog/omlaag cursor knoppen het event activeren dat u wilt bewerken, en met de links/rechts cursor het data type of parameter die bewerkt moet worden activeren. Vervolgens kunt u de waarde wijzigen met de [INC/YES] en [DEC/ NO] knoppen of de data draaiknop.
Song bewerk mode ■ Programma wisselingen Deze events bepalen de geselecteerde voice van de nootdata. Onthoud dat programmawisselingsboodschappen kunnen worden ingevoegd op ieder gewenst punt in een song spoor, waarmee u de voice in het midden van de song kunt wijzigen. Besturings nummer 071 Harmonische inhoud (bestuurt filter resonantie) 074 Brightness (bestuurt filter cutoff frequentie) 084 Portamento bron nootnummer 120 N.B.
Song bewerk mode RPN MSB-LSB Data ingeef MSB-LSB ■ Systeem exclusief (exc) Dit is het soort MIDI boodschap dat wordt gebruikt om data uit te wisselen die uniek is voor een bepaald model of type apparaat. In tegenstelling tot andere MIDI events, zijn deze events afhankelijk van de fabrikant/apparaat, en niet uitwisselbaar met afwijkende apparatuur.
Song job mode Song job mode De song job mode bevat een uitgebreide verzameling bewerkingsgereeedschappen en functies waarmee u het geluid van de song kunt bewerken. Het bevat ook een aantal handige handelingen zoals het kopiëren en wissen van data. De meeste van deze handelingen kunnen worden uitgevoerd op een hele spoor of een geselecteerd bereik van maten in het spoor. ◆ Algemene procedure 1 Inwaarde usong speel mode kunt u de song selecteren de job handeling op wilt verrichten.
Song job mode ● [F2]-01 Quantize Quantizen corrigeert de timing van noot events door deze dichter bij de dichstsbijzijnde tel te plaatsen. Met deze functie kunt u de timing van het door u in realtime opgenomen spel verbeteren. Spoor Bereik Als de quantize waarde , , , :50%~75% is De instelling 100% is gelijk aan twee keer de lengte van de ingegeven quantize waarde. De instelling 50% produceert exacte timing en er is daarom geen swing ritmiek.
Song job mode ● [F2]-02 Aanslaggevoeligheid aanpassen Met deze job handeling kunt u de aanslaggevoeligheidswaarden van een bepaald bereik noten wijzigen, en selectief het volumeniveau van deze noten verhogen of verlagen. Aanslaggevoeligheidswijzigingen worden als volgt berekend: Aangepast aanslaggevoeligheid = (originele aanslaggevoelgheid x rate) + offset. ● [F2]-03 Gate tijd aanpassen Deze job handeling past de gate tijden aan van het bepaalde notenbereik.
Song job mode ● [F2]-04 Crescendo ● [F2]-06 Glide Met de job handeling kunt u een crescendo of decrescendo creëren in het bepaalde nootbereik. (Crescendo is het geleidelijk verhogen van het volumeniveau, en decrescendo het geleidelijk verlagen van het volumeniveau.) Spoor Bereik • VelocityRange Het aanslaggevoeligheidsbereik bepaalt de intensiteit van de crescendo of decrescendo.
Song job mode ● [F2]-08 Akkoorden sorteren Roffel stap (clock) In dit voorbeeld wordt de ruimte tussen de individuele noten geleidelijk korter over de tijd van de roffel StartStep EndStep maat 004:1:240 006:3:120 Deze job handeling sorteert akkoord events (tegelijktijdige noot events) in toonhoogte. Het sorteren beïnvloedt de volgorde van de noten in het event lijst scherm (pagina 190), maar wijzigt niet de timing van de noten.
Song job mode ● [F2]-09 Akkoorden separeren Spoor Bereik Deze job handeling separeert noten in akkoorden in het bepaalde bereik, door een gegeven aantal clocks in te voegen tussen iedere noot. U kunt gebruik maken van deze job handeling na het sorteren van akkoorden, wat hierboven omschreven wordt, om gitaar tokkelen (omhoog en omlaag) te imiteren.
Song job mode ● [F3]-03 Events wissen Deze job handeling wist alle ingestelde events in het ingegeven bereik, hetgeen resulteert in een gedeelte stilte.
Song job mode • EventType • NumberOfTimes Bepaalt het aantal keer dat de het creëren van data herhaald moet worden. Als bijvoorbeeld data wordt gecreëerd in het bereik M001:1:000 ~ M003:1:000 en deze parameter wordt op 03 gezet, dan wordt dezelfde data gecreëerd op M003:1:000 ~ M005:1:000 en M005:1:000 ~ M007:1:000. Met deze job handeling kunt u continue volume invoegen of cutoff variaties om tremolo of wow effects te creëren.
Song job mode [F4] Maat job handelingen N.B. Druk op de [F4] knop in stap #3 van de algemene procedure op pagina 193 zodat de maat job handeling lijst verschijnt in het scherm. Verplaats de cursor naar de gewenste job en druk op de [ENTER] knop om naar het scherm van de geselecteerde job handeling te gaan. Als het invoegpunt wordt ingesteld na de laatste maat die data bevat, dan wordt alleen de maatsoort data op dat punt ingesteld zonder daadwerkelijk de maten in te voegen.
Song job mode ● [F5]-01 Spoor kopiëren Deze job handeling kopieert alle data van een bepaalde bron naar het ingestelde bestemmingsspoor. Bronssong en spoor Bestemmingssong en spoor • Data type dat verwisseld moet worden Bepaalt de data type(n) die gekopieerd moeten worden. Selecteer het gewenste type door het gewenste vierkantje te markeren.
Song job mode PAS OP!! Bronssong spoor en bereik Wis handelingen kunnen niet ongedaan/opnieuw gedaan worden bij sporen die sample data bevatten. ● [F5]-05 Afspeel effect normaliseren Deze job handeling herschrijft de data in het geselecteerde spoor zo, dat het de huidige raster groove instellingen kan integreren.
Song job mode ● [F6]-04 Song naam • Bronsong ❏ Instellingen 01~64 • Bestemmingssong ❏ Instellingen 01~64 Algemene bediening (pagina 75) Met deze job handeling kunt u een naam toewijzen aan de geselecteerde song. ● [F6]-02 Splits song naar een pattern Met deze job handeling kunt u een gedeelte van de huidige song kopiëren – een bepaald bereik van maten in alle 16 sporen — naar een bepaald gedeelte en stijl, zodat u song data kunt gebruiken bij het creëren van een nieuwe pattern.
Song mix mode Song mix mode Song mix mode (eenvoudige mixer functies) In deze mode, kunt u mix data van uw songs instellen en opslaan, en verschillende parameters instellen van de toongenerator onderdelen — waaronder de gewenste voice, het niveau, pan, toonregeling, effecten en andere instellingen. Hoe de song mix mode de toongenerator onderdelen beïnvloedt, en hoe deze wordt beïnvloedt door andere onderdelen wordt duidelijk gemaakt in de hieronder afgebeelde diagram.
Song mix mode 6 Druk op de [SONG] knop om de song mix mode te verlaten en terug te keren naar de song speel mode. • Zie voor gedetailleerde instructies over stappen #4 de volgende uitleg. • Zie voor details over stap #5 de “song mix opslag mode” op pagina 214. ● [F3] VOICE Algemene structuur (pagina 42) · Reference (pagina 124) In dit scherm kunt u een voice selecteren voor de verschillende parts. ● [F1] VOL/PAN In dit scherm kunt u de pan en het volume van de verschillende parts (sporen) instellen.
Song mix mode N.B. Aangezien de song mix templates worden opgeslagen als systeem data (pagina 64) in SRAM, blijft de data bewaard, ook als het instrument wordt uitgezet. • Template nummer Bepaalt het template nummer. Er kunnen maximaal 16 templates worden gecreëerd. ❏ Instellingen 1~16 ◆ Parts gemeenschappelijk en individueel bewerken In de bewerk mode kunt u de instellingen die gelden voor alle parts gemeenschappelijk bewerken.
Song mix mode ■ Algemeen bewerken • Om parameters van de individuele parts te bewerken moet u het gewenste part selecteren met de corresponderende NUMBER knop ([1] [16]). U kunt parts van de plug-in kaart selecteren met de [F6] knop (zoals hieronder getoond wordt). 1 2 3 4 5 6 7 8 TRACK SELECT 12 13 14 15 16 MUTE ELEMENT/ PERF.
Song mix mode pan KNOB CONTROL FUNCTION ● [F3]-[SF2] Song mix - gemeenschappelijk arpeggio - arpeggio limieten klankkleur PAN REVERB CUTOFF ASSIGN A KN 1 MEQ LOW CHORUS TEMPO RESONANCE ATTACK RELEASE ASSIGN B ASSIGN 1 ASSIGN 2 KN 2 KN 3 MEQLOWMID MEQ HI M ID KN 4 MEQ HIGH toewijzen meqofs • ChoCtrl (chorus besturing) Dit is hetzelfde als bij het gemeenschappelijk bewerken van normale voices, zie pagina 133.
Song mix mode N.B. ● [F6]-[SF1] Song mix - gemeenschappelijk - effect aansluitingen Algemene structuur (pagina 41) In dit scherm kunt u op uitgebreide wijze de effect aansluiting parameters instellen. • Mono/Poly Bepaalt of de voice van het geselecteerde part monofoon (alleen enkele noten) of polyfoon (meerdere, tegelijktijdig klinkende, noten) wordt afgespeeld. ❏ Instellingen Mono, Poly N.B. Deze parameter is niet beschikbaar bij parts waar een drumvoice aan is toegewezen.
Song mix mode ● [F2]-[SF1] Song mix - part - uitgangssignaal volume/pan ● [F4]-[SF2] Song mix - part - klank - filter Algemene structuur (pagina 47) In dit scherm kunt u een aantal filter parameter instellen, hetgeen de klankkleur van de geselecteerde part voice totaal kan wijzigen. Hetzelfde als bij performance parts bewerken. Zie pagina 172. N.B. De voice/pan instelling is niet beschikbaar bij plug-in voice parts.
Song mix job mode ● [F5] Song mix - part - ontvangstschakelaar In dit scherm kunt u instellen hoe de individuele parts reageren op verschillende soorten MIDI data, zoals besturingswijziging en programma wisseling boodschappen. Als de relevante parameter aanstaat, dan reageert de corresponderende part op de betreffende MIDI data. Houd er rekening mee dat er twee verschillende schermen tot uw beschikking staan.
Song mix job mode • Data type van de bestemmingssong (de huidige geselecteerde song) Stel het part in van de bestemmingssong. ❏ Data type Part 1~32, Plug 1~3, Arp, Effect (reverb, chorus) N.B. ❏ Type parameter dat geïnitialiseerd moet worden. ALL Alle instellingen van de geselecteerde song mix programma worden geïnitialiseerd. Common Algemene parameter instellingen van het geselecteerde song mix programma worden geïnitialiseerd.
Song mix opslag mode Song mix opslag mode Algemene structuur (pagina 63) Met deze functie kunt u al uw bewerkte song mix programma’s opslaan in het gebruikersgeheugen. PAS OP!! Als u deze handeling uitvoert, dan worden de instellingen in het bestemmingsgeheugen overschreven. Van belangrijke data moet u altijd een extra kopie bewaren op een geheugenkaart of een SCSI opslagmedium.
Functie hiërarchie Pattern mode Algemene structuur (pagina 51) Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de performance mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen pattern mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30. De volgende gedetailleerde tabel toont alle scherm menu’s en parameter groepen van de pattern modes — en biedt een snel, eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de pattern functies van de MOTIF.
Functie hiërarchie [SONG] 216 MOTIF Referentie [F5] SPOOR JOB LIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina SPOOR KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina SPOOR VERWISSELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina SPOOR WISSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pattern speel mode Pattern speel mode 3 Start/stop het afspelen van de pattern. Algemene structuur (pagina 67) In deze mode kunt u gebruikerspatterns selecteren en afspelen. N.B. Zie, voor details over patterns en hun sporen en geheugenstructuur, pagina 51. ◆ Algemene procedure Algemene structuur (pagina 67) Stop afspelen 4 Stel de gewenste instellingen in (bijvoorbeeld transpositie, tempo, individuele spoor aan/uit status, enzovoorts) in het scherm dat hierboven getoond wordt.
Pattern speel mode U kunt ook een stijl selecteren door de cursor te verplaatsen naar het stijlnummer en gebruik te maken van de [INC/YES] en [DEC/NO] knoppen of de data draaiknop. ● Stijlnummers en de corresponderende groep/ nummers Hetzelfde als in de song speel mode. Zie pagina 179. Om de song data te bewerken moet u het spoor selecteren dat u wilt bewerken. Details zijn hetzelfde als “song spoor selectie” op pagina 181 zoals hieronder getoond wordt.
Pattern speel mode ● Maat : tel (voor de huidige afspeellokatie) Met deze knoppen kunt u een andere lokatie selecteren (in maten/tellen), zelfs tijdens het afspelen. ● [SF4] Frase wissen N.B. De frase voice die de pattern frase bevat kan worden geselecteerd in het voice scherm van de pattern opname mode (pagina 221). ● [F6] Pattern speel - keten afspelen/bewerken Wordt later uitgelegd. Zie het hieronder getoonde.
Pattern speel mode ■ Pattern keten creëren tijdens realtime afspelen (pattern keten opnamen) Met deze functie kunt u de volgorde van patterns bij het maken van een pattern keten bepalen. Het wisselen van stijlen/secties, sporen muten, scene/ mute wijzigingen en tempo wijzigingen kunnen allemaal realtime worden opgenomen. 1 • Als de scene spoor is geselecteerd, dan kunt u spoor mute instellingen opnemen.
Pattern opname mode De manieren voor het bewerken van de events in de hierboven omschreven schermen en voor het invoegen/ wissen van events (met de [F5]/[F6] knoppen) zijn hetzelfde als in de song bewerk mode. Zie pagina 190. ● [F6] - [BEWERK] - [F2] kopiëren Het drukken op de [SF3] knop in de pattern keten bewerk mode roept het kopie scherm op die hieronder getoond wordt, waarmee u alle pattern keten events in een bepaald bereik maten (bron) kunt kopiëren naar een bestemmingslokatie.
Pattern opname mode N.B. N.B. Houd er rekening mee dat de maatsoort niet ingesteld kan worden in het pattern speel scherm. Zie pagina 217. De methode voor het selecteren van de opname spoor is hetzelfde als in pattern spoor selectie (pagina 218). 4 Wijzig van scherm met de [F2] - [F3] knoppen en stel de verschillende opname parameters in. 5 Druk op de [F] knop om te beginnen met opnemen.
Pattern opname mode • Quantize Met deze handige functie kunt u de noten automatisch in realtime quantizen, tijdens het opnemen. Quantizen verplaats de noot naar de dichtstbijzijnde tel. Deze parameter bepaalt of realtime quantizen aanstaat of niet, en bepaalt de resolutie van de quantize.
Pattern bewerk mode Pattern bewerk mode In deze mode kunt u op uitgebreide, gedetailleerde wijze de MIDI events van de verschillende frases in de opgenomen pattern bewerken. MIDI events zijn boodschappen (zoals noot aan/uit, nootnummer, programmawisselingsnummer, enzovoorts) waaruit de data van een opgenomen pattern bestaat. ◆ Algemene procedure Algemene bediening (pagina 70) 1 Selecteer in de pattern speel mode een stijl en een frase die u wilt bewerken.
Pattern job mode Pattern job mode De pattern job mode bevat een uitgebreide verzameling bewerkingsgereedschappen en functies waarmee u het geluid van de originele pattern, zoals deze voortgebracht wordt de pattern patch functie of in de pattern opname mode, kunt wijzigen. Onder deze functies vallen ook een reeks bruikbare handelingen, zoals het kopiëren of wissen van data. De meeste van deze handelingen kunnen worden uitgevoerd op een gehele spoor of een geselecteerd bereik van maten in het spoor.
Pattern job mode ● [F2]-02 Aanslaggevoeligheid aanpassen Hetzelfde als in de song job mode. Zie pagina 195. Stel de frase in en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarin de job handeling moet worden uitgevoerd. ● [F2]-03 Gate tijd aanpassen Hetzelfde als in de song job mode. Zie pagina 195. Stel de frase in en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarin de job handeling moet worden uitgevoerd. ● [F2]-04 Crescendo Hetzelfde als in de song job mode. Zie pagina 196.
Pattern job mode [F3] Event job handeling Druk op de [F3] knop in stap #3 van de algemene procedure op pagina 225 zodat de event job lijst verschijnt in het scherm. Verplaats de cursor naar de gwenste job handeling en druk op de [ENTER] knop om naar het scherm van de job handeling te gaan. ● [F3]-03 Events wissen Hetzelfde als in de song job mode. Zie pagina 199. Stel de frase en het bereik in (in maten/tellen/clocks) waarop de job handeling moet worden uitgevoerd.. N.B.
Pattern job mode ● [F3]-07 Besturingsdata aanpassen Hetzelfde als in de song job mode. Zie pagina 200. PAS OP!! Eventuele bestaande in de kopie bestemming worden overschreven. PAS OP!! Stel de frase en het bereik in (in maten/tellen/clocks) waarop de job handeling moet worden uitgevoerd.. N.B. In tegenstelling tot de song job mode kunt u geen “Tempo” als event type selecteren.
Pattern job mode ● [F4]-04 Frases samenvoegen Deze job handeling voegt een frase samen aan het einde van een andere frase, om een langere frase te creëren. ● [F4]-06 Haal frase uit song Deze job handeling kopieert een gedeelte spoor data in een song naar een bepaalde bestemmingsfrase.
Pattern job mode ● [F4]-08 Frase wissen ● [F5]-01 Spoor kopiëren Deze job handeling wist alle data in de geselecteerde frase. Frase die gewist moet worden Deze job handeling kopieert alle data van het geselecteerde type in het bepaalde bronspoor naar een bepaalde bestemmingsspoor. Bronstijl, sectie en spoor Als dit vierkantje is gemarkeerd, dan worden sample data die is toegewezen aan de geselecteerde frase gewist.
Pattern job mode ● [F5]-05 Drumspoor verdelen Separeert de noot events in een drumspoor die is toegewezen aan een bepaald spoor, en plaatst de noten die corresponderen met bepaalde druminstrumenten in aparte sporen (sporen 1 tot en met 8). Eén handige toepassing voor deze functie is quantizen en (pagina 225) en het verschuiven van de clocks (pagina 227) om te timing van verschillende drumparts onafhankelijk aan te passen, om het ritme op te knappen en toch een natuurlijker geluid te creëren.
Pattern mix mode Pattern mix mode PAS OP!! De job handeling overschrijft eventuele bestaande data in de bestemmingspattern. N.B. Als het KEEP ORIGINAL PHRASE vierkantje is gemarkeerd, dan heeft deze job handeling twee keer zoveel lege gebruikersfrases nodig als het aantal sporen die data bevatten waarin de samengevoegde frase data opgeslagen moet worden. Als de vereiste frases niet beschikbaar zijn, dan verschijnt een waarschuwing en wordt de job handeling geannuleerd.
Functie hiërarchie Sample mode Algemene structurur (pagina 58) Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de sample mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen de sample mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30. De volgende gedetailleerde tabel toont alle scherm menu’s en parameter groepen van de sample modes — en biedt een snel, eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de sample functies van de MOTIF.
Sample opname mode Sample opname mode Algemene bediening (pagina 58) In deze mode kunt u geluiden opnemen in de MOTIF (bijvoorbeeld uw stem, een gitaar of geluiden van een CD), deze vervolgens bewerken en deze gebruiken als speciale samplevoices die u kunt bespelen op het toetsenbord. Ook kunnen deze geluiden, als u naar deze mode gaat vanuit de song of pattern mode, worden toegewezen aan sporen, en automatisch afspelen in de song of de pattern.
Sample opname mode Als de trigger mode is ingesteld op Meas : Samplen klaar Druk op de [F6] knop. • Waveform Bepaalt het golfvorm nummer waarin de sample voice moet worden toegewezen. ❏ Instellingen 001~256 Het inprikken wacht Begin het afspelen van de song of de pattern. Als het betreffende inprik-punt is bereikt, dan begint het samplen. Samplen begint • Keybank Bepaalt het nootnummer in het midden van de toets bank.
Sample opname mode ■ [F2] Samplebron instellingen De uitleg hier slaat op stap #5 van de algemene procedure op pagina 234. Samplevoice Toegewezen aan een bepaalde toets Sequence data • Type Bepaalt het sample type. Als u vanuit de song/pattern mode naar de sample mode gaat, hangt de data die wordt gecreëerd bij het samplen af van deze instelling. Onthoud dat deze parameter vast staat ingesteld op 'sample' als u via de voice/performance mode naar de sample mode gaat.
Sample opname mode N.B. Bij andere instellingen dan 44,1 kHz of ext, kan het geluid wat u hoort anders klinken dan het opgenomen geluid, afhankelijk van het bronsignaal. Samplen klaar De uitleg hier slaat op stap #6 van de algemene procedure op pagina 234. Geeft aan dat de MOTIF klaar is om te samplen. Trigger klaar, en wacht af Het volgende scherm slaat op stap #7 van de “Algeme procedure” op pagina 234. Het volgende scherm is beschikbaar als de trigger mode ingesteld is op “level.
Sample opname mode Tempo Druk op de [SF2] knop zodat de instelling van het startpunt wordt gewijzigd in de instelling van het loopstartpunt. Druk op de [SF1] knop om de opgenomen sample af te uisteren aan de hand van de instellingen in dit scherm. Druk op de [F5] en [F6] knoppen om het golfvorm scherm te vergroten en te verkleinen. N.B. Het is noodzakelijk om de lengte van de sample precies uit te rekenen alvorens de slice handeling uit te voeren.
Sample opname mode • SubDivide De meter parameter stelt de algemene reepjes eenheid in en de subdivide parameter stelt zelfs fijnere resoluties in voor frases die gedeelten bevatten met kortere noten. Voor de volgende frases moet de maatsoort bijvoorbeeld ingesteld worden op 4/4 en ‘subdivide’ op 1/2.
Sample bewerk mode BEAT1 BEAT2 BEAT3 PHRASE1 PHRASE2 PHRASE3 PHRASE4 QUICK : Originele golfvormgrootte X N + (0.3 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (0.2 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (0.3 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (5.8 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (1.4 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (0.4 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (1.4 X aantal slices) : Originele golfvormgrootte X N + (0.
Sample job mode 3 Druk op de [SF2] knop om de samples, die zijn toegewezen aan de geselecteerde toetsbank, in volgorde op te roepen. N.B. Stappen #2 en #3 en de afluister functie kunnen gebruikt worden met een van de schermen die worden opgeroepen met de [F2] - [F4] knoppen. Sample bewerken De uitleg hieronder slaat op stap #5 van de algemene procedure op pagina 59. • FineTune Hiermee kunt u de toonhoogte van de sample fijn-instellen.
Sample job mode 3 knoppen. Selecteer het gewenste job menu met de [F1] - [F3] 4 handeling. Verplaats de CURSOR knop naar de gewenste job ENTER 5 Druk op de [ENTER] knop om naar het geselecteerde job scherm te gaan. EXECUTE 6 Stel de gewenste job parameters in. 7 bevestiging). Druk op de [ENTER] knop (het scherm vraagt om 8 Druk op de [INC/YES] knop om de job handeling uit te voeren. Nadat de job handeling is uitgevoerd verschijnt “Completed” in het scherm en keert u terug naar het originele scherm. N.B.
Sample job mode ● [F1]-05 Normaliseren Deze job handeling maximaliseert (normaliseert) het algehele niveau van de bepaalde sample. De “100” (100%) instelling is een snelle en handige manier om het niveau van een gehele sample te versterken en deze zo luid mogelijk te maken zonder vervorming. Golfvorm en toetsbank bevatten de sample die gewist moet worden N.B. Stel de golfvorm en de toetsbank in die de sample bevat die genormaliseerd moet worden.
Sample job mode ● [F1]-06 Tijd uitrekken ● [F1]-07 Toonhoogte converteren Met deze job handeling kunt u de lengte van de sample wijzigen zonder de toonhoogte te wijzigen. Met deze job handeling kunt u de toonhoogte van de sample wijzigen zonder de lengte van de sample te wijzigen. Selecteert de golfvorm en de toetsbank waarin de sample zit die uitgerekt moet worden. Stelt de golfvorm en de toetsbank die de sample bevat in, waarvan de toonhoogte geconverteerd moet worden.
Sample job mode ● [F1]-08 In/uitfaden ● [F1]-09 Frequentie converteren Met deze job handeling kunt u de sample laten infaden en uitfaden. Stelt de golfvorm en toetsbank in die de gewenste sample bevat. Met deze job handeling kunt u de sample frequentie van de bepaalde sample halveren. Hiermee kunt u hi-fi samples converteren naar een ‘lo-fi’ geluid, en de sampletijd halveren om geheugen te besparen. Selecteert de golfvorm en de toetsbank waarin de sample zit die geconverteerd moet worden.
Sample job mode • Type Bepaalt welk kanaal, of beide kanalen, van de stereo sample geconverteerd wordt naar een mono sample. ❏ Instellingen L+R>mono De linker en rechter kanalen van de stereo sample worden gemengd en geconverteerd naar een mono sample. L>mono Het linkerkanaal van de stereo sample wordt geconverteerd naar een mono sample. R>mono Het rechterkanaal van de stereo sample wordt geconverteerd naar een mono sample.
Sample job mode [F2] Golfvorm job handeling Druk op de [F2] knop in stap #3 van de algemene procedure op pagina 240 zodat de golfvorm job lijst verschijnt in het scherm. Verplaats de cursor naar de gewenste job handeling en druk op [ENTER] om naar het scherm van de gewenste job handeling te gaan. • Octave Bepaalt de hoeveelheid in octaven waarmee de toetsbank moet worden getransponeerd.
Sample job mode ● [F3]-02 Geheugen optimaliseren Deze job handeling optimaliseert het geheugen (DRAM) om te samplen. ● [F3]-03 Wis alles Deze job handeling wist alle golfvormen. ● [F3]-04 Converteer naar drumvoice Met deze job handeling kunt u de geselecteerde golfvom naar een bepaalde drumvoice converteren. Aangezien het met de sample functie alleen mogelijk is normale voices te creëren, kunt u met deze job handeling een drumvoice creëren van uw opgenomen samples.
Functie hiërarchie Utility mode Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de utility mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen de utility mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30. De volgende gedetailleerde tabel toont alle scherm menu’s en parameter groepen van de utility mode — en biedt een snel, eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de globale, voor het hele systeem geldende functies van de MOTIF.
Utility mode Utility mode • NoteShift In deze mode kunt u de parameters instellen die te maken hebben met het gehele systeem van de MOTIF. Hieronder vallen de MIDI instellingen en de globale instellingsparameters. Deze mode is feitelijk een sub-mode van de voice/performance/song/pattern mode. Druk op de [UTILITY] knop in de verschillende modes om naar de utility mode te gaan en druk op de [EXIT] knop na het instellen om terug te gaan naar de vorige mode.
Utility mode hard Deze curve vermindert de algehele respons in vergelijking met de “norm” curve. Gebruik deze curve als u graag hard aanslaat en u het effect niet al te gevoelig wilt instellen. Daadwerkelijke respons Daadwerkelijke aanslaggevoeligheid Ontvangen blaasbesturing ● [F1]-[SF2] Algemeen - toetsenbord Toetsenbord aanslaggevoeligheid In dit scherm kunt u de toetsenbord parameters instellen van de MOTIF.
Utility mode ● [F1]-[SF3] Algemeen - effecten passeren In dit scherm kunt de bepaalde effect(en) selecteren die moeten worden gepasseerd als de [EFFECT BYPASS] knop (pagina 13) aanstaat. EFFECT BYPASS INSERTION SYSTEM Performance Als u de MOTIF aanzet, dan gaat u naar de performance speel mode en wordt het eerste programma nummer (USER: 001) automatisch geselecteerd.
Utility mode • Mic/Line Bij het gebruiken van de A/D INPUT aansluitingen bepaalt dit de ingangsbron, microfoon (mic) of lijn. ❏ Instellingen mic, line Gebruik de volgende procedure om de mLAN instellingen te initialiseren. • Digital Als de los verkrijgbare AIEB2 kaart is geïnstalleerd, dan is de MOTIF uitgerust met twee verschillende ingangen voor het ontvangen van digitaal geluid van een extern apparaat: coaxiaal of optical.
Utility mode [F3] Sequencer instellingen • Freq (Frequency) Stelt de centrale frequentie in. Frequenties rond dit punt worden verzwakt/versterkt door de ‘gain’ parameter. ❏ Instellingen LOW (laag bereik)32Hz~2.
Utility mode ● [F3]-[SF2] Sequencer– MIDI filter In dit scherm kunt u instellen welke MIDI events worden herkend/verstuurd via de MIDI IN/OUT aansluitingen of de USB aansluitingen. De instellingen hier gelden alleen voor de door de song/pattern afgespeelde data; ze beïnvloeden niet de MIDI events die voortgebracht worden door uw toetsenbord of het bedienen van het regelpaneel in de voice en performance modes. ● [F3]-[SF4] Sequencer - diversen N.B. N.B.
Utility mode ● [F4]-[SF2] Besturingselement toewijzen ASSIGN knop A, B In dit scherm kunt u de gewenste functies toewijzen aan de ASSIGN A en B knoppen. ◆ Computer sequence software op afstand besturen Met de afstandsbesturing functie kunt u uw computer sequencer besturen via de knoppen of andere besturingselementen op de MOTIF. Zet de afstandsbesturing functie aan door te drukken op de [REMOTE CONTROL ON/OFF] knop, waardoor de corresponderende lamp gaat knipperen.
Utility mode ◆ Afstandsbediening toewijzingen Functies die kunnen worden bestuurd door de MOTIF hangen af van de gebruikte software. Als de juiste template is geselecteerd, dan kunnen de volgende functies op de corresponderende software worden bestuurd. • Logic Audio Plutinum Ver4.6 Als de template wordt ingesteld op “Logic,” dan kunnen de volgende functies worden bestuurd door de MOTIF. • Cakewalk ProAudio Ver9.
Utility mode [F5] MIDI instellingen ● [F5]-[SF1] MIDI - kanaal In dit scherm kunt u de algemene MIDI parameters instellen. • PgmChange (programmawisselingen) Dit activeert/deactiveert programma wisselingen, zowel bij ontvangenals bij versturen. Als deze aanstaat, dan reageert de MOTIF op ontvangen programma wisseling boodschappen, en verstuurt ook de juiste programma wisseling boodschappen (bij gebruik van het regelpaneel).
Utility mode MTC (MIDI Time Code) De MOTIF word gesynchronieeerd door een MTC signaal dat wordt ontvangen door de MIDI IN of USB aansluiting. MMC signalen worden verstuurd via de MIDI OUT of USB aansluiting. Gebruik deze instelling als de MOTIF MIDI slave is, zoals wanneer deze gesynchroniseerd wordt door een multitrack recorder met MTC. N.B. N.B. MTC (MIDI Time Code) maakt tegelijkertijd synchroniseren van meerdere audio apparatuur via standaard MIDI kabels mogelijk.
Utility job mode ● [F6]-[SF2] Plug-in kaart - MIDI In dit scherm kunt u MIDI parameters instellen van de plug-in kaart. • DevNo (apparaatnummer) Bepaalt het apparaatnummer van de plug-in kaart. Dit nummer moet bij het versturen/ontvangen van bulk data, parameterwijzigingen of andere systeem exclusief boodschappen van/naar een extern apparaat overeenkomen met het apparaatnummer van het externe MIDI apparaat. ❏ Instellingen 1~16, all, uit • PORT NO.
Functie hiërarchie File mode Algemene structuur (pagina 63) Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de file mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen de file mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30. De volgende gedetailleerde tabel toont alle scherm menu’s en parameter groepen van de file mode en biedt een snel, eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de file functies van de MOTIF.
File mode File mode Bestanden/folders selecteren Algemene structuur (pagina 63) In deze mode kunt u data opslaan en laden van geheugenkaarten en SCSI opslagmedia, zoals hard disks en verwisselbare cartridges. De file mode biedt ook verschillende functies voor het organiseren en archiveren van uw data en SCSI apparatuur.
File mode • All toevoeging: .W2A Alle data in het interne gebruikersgeheugen van de MOTIF worden behandeld als een enkel bestand, en kunnen bewaard worden op een geheugenkaart/SCSI opslagmedium. • All Voice toevoeging: .W2V Alle gebruikersvoice data in het interne gebruikersgeheugen van de MOTIF worden behandeld als een enkel bestand, en kunnen bewaard worden op een geheugenkaart / SCSI opslagmedium. • All Song toevoeging: .
File mode • Wav toevoeging: .WAV Een WAV bestand (windows audio format) kan geladen worden en gebruikt worden als een gebruikersgolfvorm. • Aif (AIFF file) toevoeging: .AIF Een AIFF bestand (macintosh audio format) kan geladen worden en gebruikt worden als een gebruikersgolfvorm. N.B. Afgezien van de eerder opgesomde bestandstypen kunnen Yamaha A5000/A4000/A3000 bestanden en AKAI S1000/S3000 bestanden ook geladen worden in de MOTIF.
File mode ● [F1]-[SF2] CONFIG - SCSI ID • Type Bepaalt het medium type dat moet worden geformatteerd. ❏ Instellingen Zie hieronder. In dit scherm kunt u het ID nummer ingeven van alle media in de SCSI keten, inclusief de “host” (de MOTIF zelf). card Als dit wordt ingesteld, dan wordt de geheugenkaart in de kaartsleuf geformatteerd. all (SCSI) Als dit wordt ingesteld, dan worden alle SCSI apparaten die zijn aangesloten op de MOTIF geformatteerd.
File mode [F2] Opslaan • Nadat de data is opgeslagen verschijnt “Completed” in het scherm en keert u terug naar het originele scherm. Met deze handeling kunt u bestanden bewaren op een geheugenkaart of SCSI opslagmedium.De uitleg hier slaat op stap #2 van de algemene procedure op pagina 262. 1 PAS OP Selecteer het bestandstype in het ‘save’ scherm. Als de data wordt opgeslagen moet u NOOIT de geheugenkaart verwijderen, of het of het SCSI opslag medium uitzetten. N.B.
File mode Als het bestandstype (data) is ingesteld op song, pattern, golfvorm of “All Voice for Editor”, dan verschijnt er een “denkbeeldig” bestand — met als bij de voice eerder. Selecteer dit denkbeeldig bestand en druk op [ENTER] om de lijst net songs, stijlen of golfvormen op te roepen. Selecteer vervolgens de gewenste song, stijl of golfvorm en stel de gebruikersgeheugen bestemmingslokatie in. N.B. N.B.
Functie hiërarchie Master mode Algemene structuur (pagina 56) Functie hiërarchie Dit gedeelte gaat over de master mode. Zie, om te verhoudingen te zien tussen de mater mode en rest van de gehele structuur van de MOTIF en zijn andere modes en functies, de vereenvoudige tabel in “Algemene structuur” op pagina 30. De volgende gedetailleerde tabel toont alle scherm menu’s en parameter groepen van de master mode — biedt een snel, eenvoudig-te-begrijpen overzicht van de master functies van de MOTIF.
Master speel mode Master speel mode Algemene structuur (pagina56) · Snelle start gids (pagina 93) In deze mode kunt u verschillende master verzamelingen selecteren en bespelen. N.B. Zie voor informatie over masters, hun structuur en hoe ze gebruikt worden pagina 56. ◆ Algemene procedure 1 Druk op de [MASTER] knop om naar de master speel mode te gaan (de indicator gaat branden). MASTER Geeft de toetsenbord octaaf instelling die is ingesteld met de [OCTAVE] knoppen weer. Zie pagina 127 voor details.
Master bewerk mode ● [F2] Master speel - geheugen In dit scherm kunt u de algemene parameters instellen van de master verzameling, inclusief de mode die wordt opgeroepen met de master en het programma nummer. Master bewerk mode Algemene structuur (pagina 56) · Snelle start gids (pagina 95) In deze mode kunt u master verzamelingen creëren en bewerken. ◆ De [ ] indicator Deze parameter is alleen beschikbaar als de mode op performance staat ingesteld.
Master bewerk mode ◆ Algemene procedure ■ Gemeenschappelijk bewerken op de [MASTER] knop om naar de master 1 Druk speel mode te gaan (de indicator gaat branden). 2 Selecteer een master om te bewerken. op de [EDIT] knop om naar de master 3 Druk bewerk mode te gaan (de indicator gaat branden). ● [F1] Gemeenschappelijk - naam In dit scherm kunt u een naam geven aan de master. Zie voor gedetailleerde instructies over het geven van namen “algemene bediening” op pagina 75.
Master bewerk mode • TransmitCh (verstuurkanaal) Bepaalt het MIDI verstuurkanaal van de verschillende zones. ❏ Instellingen 1~16 • TGSwitch (toongenerator schakelaar) Bepaalt of er wel of niet MIDI gegevens verstuurd worden door de verschillende zones naar het toongeneratorblok van de verschillende parts. ❏ Instellingen aan, uit • MIDISwitch Bepaalt of er wel of niet MIDI gegevens verstuurd worden door de verschillende zones naar een extern MIDI apparaat via de MIDI of USB aansluiting.
Master job mode Master job mode ● [F5] Zone - knoppen/schuiven In dit scherm kunt u bepalen welke besturingswijziging nummers gebruikt worden voor de knoppen en schuiven van de verschillende zones. Deze instellingen zijn alle beschikbaar als de knoppen/ schuiven parameter (in gemeenschappelijk bewerken - diversen; pagina 271) is ingesteld op “zone”. KNOB CONTROL FUNCTION De bovengenoemde instellingen zijn alleen beschikbaar als deze indicators niet branden (in de master mode).
Master opslag mode ● [F1] Initialiseren Met deze functie kunt u alle originele master instellngen terugroepen (initialiseren) naar hun orrspronkelijke instellingen. U kunt hiermee ook selectief bepaalde parameters initialiseren zoals de algemene instellingen, de instellingen van de verschillende zones, enzovoorts — bijzonder handig bij het vanaf het begin creëren van een compleet nieuwe master.
Informatie schermen Appendix Informatie schermen De handige informatie schermen tonen in een oogopslag de meest belangrijke instellingen, relevant voor de huidig geselecteerde mode. Selecteer de gewenste mode, en druk op de [INFORMATION] knop om het informatie scherm van de betreffende mode op te roepen. Om het scherm te verlaten moet u nogmaals op de knop drukken (of drukken op een andere regelpaneel knop).
Informatie schermen ■ Pattern mode ■ Utility mode ● Pattern speel mode Geeft de hoeveelheid huidig vrije (beschikbare) pattern frase opname geheugen (DRAM) weer. ● Pattern mix mode • PlugInfo/Port (plug-in kaart installatie status) Geeft de naam van de plug-in kaart weer en het MIDI poortnummer (pagina 258) aan de rechterkant van het sleufnummer. Als de ‘PolyExpand’ parameter aanstaat (pagina 36) in de utility mode, dan staat er een “P” links naast het sleuf nummer.
Schermmeldingen Schermmeldingen Melding Informatie MIDI buffer full. Het is niet gelukt om de MIDI data te verwerken omdat er teveel data tegelijk werd ontvangen. MIDI data error. Er trad een fout op bij het ontvangen van de MIDI data. MIDI checksum error. Er trad een fout op bij het ontvangen van bulk data. Bulk protected. Bulk data of een SCSI boodschap werd ontvangen terwijl de RcvBulk parameter op “protect” staat ingesteld (zie pagina 258.) Device number is off.
Schermmeldingen Melding Informatie Multi plug-in is not in slot 3. De multi part plug-in kaart werkt niet omdat hij niet is geïnstalleerd in sleuf 3. De multi part plug-in kaart moet geïnstalleerd worden in sleuf 3. Effect plug-in is not in slot 1. De effect plug-in kaart werkt niet omdat deze niet is geïnstalleerd in sleuf 1. De effect plug-in kaart moet worden geïnstalleerd in sleuf 1. Plug-in 1 communication error. De plug-in kaart die is geïnstalleerd in sleuf 1 werkt niet.
Problemen oplossen Problemen oplossen Geen geluid? Verkeerd geluid? Als er een dergelijk probleem optreedt, dan moet u eerst even de volgende punten controleren alvorens aan te nemen dat het instrument hapert. In vele gevallen vind u de oplossing van het probleem hier. Als u het probleem hier niet op kunt lossen, dan moet u contact opnemen met uw Yamaha leverancier of reparateur (zie pagina 299). Geen geluid.
Problemen oplossen Toonhoogte of intervallen zijn verkeerd.
Installeren van los verkrijgbare hardware Installeren van los verkrijgbare hardware ◆ Los verkrijgbare eenheden voor de MOTIF De volgende los verkrijbare eenheden kunnen worden geïnstalleerd in de MOTIF.
Installeren van los verkrijgbare hardware Plug-in kaarten (los verkrijgbaar) installeren MOTIF8 Met het grote aantal verkrijgbare plug-in kaarten die los verkocht worden kunt u de voice bibliotheek van uw instrument uitbreiden. De volgende plug-in kaarten kunnen gebruikt worden op uw instrument.
Installeren van los verkrijgbare hardware 4 Duw de kaart, de geleide-sporen volgend, ongeveer tweederde naar binnen, met de aansluitingskant omhoog en naar u toe. Plug-in SLOT 3 2 1 6 GREEN YELLOW ORANGE Steek vervolgens de plug-in kaart nog verder in het uitbreidingsgedeelte. Stop de multikabel voorzichtig terug in de MOTIF, er zorg er daarbij voor dat er geen gedeelte van de kabel uit het instrument steekt.
Installeren van los verkrijgbare hardware AIEB2 of mLAN8E (los verkrijgbaar) installeren MOTIF6 / MOTIF7 Ofwel de mLAN uitbreidingskaart (mLAN8E) of de I/O uitbreidingskaart (AIEB 2) die los verkrijgbaar zijn kan worden geïnstalleerd in de MOTIF. Met de mLAN8E kaart kunt u op gemakkelijke wijze uw MOTIF aansluiten op andere mLAN-compatibele instrumenten of apparatuur. De AIEB 2 kaart biedt u extra digitale I/O mogelijkheden, en is uitgerust met zowel optische als coaxiale aansluitingen.
Installeren van los verkrijgbare hardware 5 Haal het AIEB2 stroomkabel los van de hoek vormige kabelclip in de MOTIF. 7 MOTIF6 / MOTIF7 Bovenkant (toetsenbord kant) van de MOTIF Sluit de platte multikabel van de AIEB2 aan op het electronische circuit van de MOTIF. Zorg er voor dat u deze in de juiste richting aansluit, zoals hieronder getoond wordt. BELANGRIJK Let op de richting van de aansluiting en forceer niets bij het aansluiten.
Installeren van los verkrijgbare hardware Draai de AIEB2 om, en let daarbij op dat u de platte multikabel niet buigt of beschadigd. Installeren van de mLAN8E 1 AIEB2 2 Op dezelfde manier als in stappen in stappen 1 - 4 van “Het installeren van de AIEB2” hierboven, moet u eerst de deksel aan de onderkant van de MOTIF verwijderen, en vervolgens de deksel verwijderen van het mLAN/I/O uitbreidingsgedeelte. Haal de mLAN8E uit zijn pakket en sluit de meegeleverde platte multikabel aan.
Installeren van los verkrijgbare hardware 4 Bevestig de mLAN8E stevig op de MOTIF. Draai de eenheid om, zodat de aansluitingsgedeelten van de mLAN8E zichtbaar zijn aan de achterkant van de MOTIF. Bevestig deze, terwijl u de eenheid met één hand ondersteunt, op de achterkant van de MOTIF met de drie schroeven die u eerder heeft verwijderd. Begin met terugplaatsen van de middenste schroeven, daarna is het makkelijk om de overgebleven schroeven terug te plaatsen.
Installeren van los verkrijgbare hardware 4MB X 2 Installeren van de SIMM modules in de holten 8MB X 2 Draai de SIMM omhoog en steek deze in de holte. Intern geheugen 4MB Intern geheugen 4MB 12MB kan gebruikt worden voor samplen. Druk de SIMM verticaal omhoog. 20MB kan gebruikt worden voor samplen. 16MB X 2 Uitsnijding 32MB X 2 Internal memory 4MB Intern geheugen 4MB 36MB kan gebruikt worden voor samplen. N.B. Let er op dat de SIMM stevig in de holte van de MOTIF zit.
De geheugenkaart (SmartMedia™*) De geheugenkaart (SmartMedia™*) U moet de geheugenkaarten met zorg behandelen. Houd rekening met de belangrijke voorzorgsmaatregelen. * SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corporation. ■ Compatibele geheugenkaart type 3.3V(3V) geheugenkaarten kunnen gebruikt worden. 5V geheugenkaarten zijn niet compatibel met dit instrument. ■ Geheugencapaciteit Er zijn vijf soorten geheugenkaarten: 2MB/4MB/8MB/ 16MB/32MB.
Aansluiten van externe SCSI apparatuur Aansluiten van externe SCSI apparatuur In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe uw externe apparatuur zoals hard disks, MO disks of CDROM drives kunt aansluiten. Over SCSI De afkorting SCSI (wordt uitgeproken als “skassie”) betekent Small Computer System Interface, en is een data transmissie interface standaard gebruikt door personal computers en andere apparatuur.
Aansluiten van externe SCSI apparatuur 4 5 6 Bevestig de terminator aan de SCSI aansluiting (een van de niet gebruikte aansluitingen) van het laatste apparaat in de SCSI keten. Of doe de terminator schakelaar aan van dat apparaat. Zorg er voor dat alle terminator schakelaars van de andere apparatuur UIT staan (alle andere apparaten moeten uitstaan, behalve het laatste apparaat). Doe de SCSI apparatuur aan, en doe na een paar seconden de MOTIF aan.
Opmerkingen over muziek-auteursrecht Opmerkingen over muziek-auteursrecht De MOTIF ondersteunt het SCM Systeem (Serial Copy Management System) om auteursrecht van muziek software te helpen beschermen. Data die digitaal is gesampled van een CD of andere bron kan niet in WAV format worden opgeslagen op een geheugenkaart of SCSI disk. Als u deze data wilt opslaan, dan moet u deze opslaan in het format van de MOTIF.
Specificaties FUNCTIES Toetsenbord MOTIF6 MOTIF7 MOTIF8 61 toetsen/aanvangsnadruk, nadruk (volledig gevoelig) 76 toetsen/aanvangsnadruk, nadruk (volledig gevoelig) 88 toetsen/aanvangsnadruk, nadruk (BH{gebalanceerd hamer effect toetsenbord}) Toongenerator AWM2 (SWP30B) Multitimbraal 16 intern (3 enkele plug-in of 16 multi plug-in) , A/D instelling Polyfonie 62-stemmig Golfvormen 1309 golfvormen, 84Mbytes Effecten systeem insertie variatie plug-in insertion hoofdequalizer reverb x 1 (12), choru
Specificaties REGELPANEELKNOPPEN SCHERM mode sub-mode exit, enter data cursor PC functie bank groep programma functie Afstandsbediening, knoppen/schuiven sequencer/samplen arpeggio effect passeren octaaf x5 x7 x2 x2 x4 x4 x9 x8 x16 x12 x2 x6 x1 x2 x2 Totaal 82 LCD LED 240 x 64 grafisch (met van achteren verlichtte LED) groen mode spelen bank groep plug-in knoppen schuiven x4 x1 x9 x8 x3 x3 x1 (VOICE, PERFORM, SONG, PATTERN) (PLAY) (DRUM, PRE1, PRE2, PRE3, GM, USER, PLG1, PLG2, PLG3) (A - H) (PLG1,
Trefwoorden index [ .. ] [ARPEGGIO ON/OFF] knop .........................................13 [CATEGORY SEARCH] knop ......................................15 [CS1] - [CS4] (besturingsschuiven) ...............................13 [DEC/NO] knop ..............................................................14 [E] indicator ............83, 127, 129, 163, 165, 205, 269, 270 [EFFECT BYPASS] knoppen ........................................13 [ENTER] knop ................................................................
Element individueel bewerken (plug-in voice) ............156 Elementen gemeenschappelijk en individueel bewerken (plug-in voice mode)....................................153 Enkele part plug-in kaarten .............................................35 Er klinkt slechts één noot tegelijk..................................280 Er wordt geen effect toegepast ......................................280 Event job handelingen ...........................................198, 227 Event overzicht filter ....................
Normal voice - gemeenschappelijk - algemeen hoofd EQ offset .............................................................131 Normale voice - element - LFO ...................................147 Normale voice - element - oscillator - golfvorm .........137 Normale voice - element - oscillator - limieten ...........138 Normale voice - element - oscillator - uitgangssignaal 138 Normale voice - element - toonhoogte - PEG aanslaggevoeligheid.......................................................
Sample bewerk - trim ...................................................241 Sample bewerk mode ........................................31, 70, 240 Sample bewerken ..........................................................241 Sample bron instellingen ...............................................236 Sample data die algemeen zijn voor alle modes .............59 Sample job mode ....................................................31, 241 Sample mode ....................................................
MOTIF Appendix 299
Actuele Yamaha informatie: http://www.yamaha.nl Yamaha Handleidingen Bibliotheek (ook Nederlandstalige versies) http://www2.yamaha.co.jp/manual/dutch/ M.D.G., Pro Audio & Digital Musical Instrument Division, Yamaha Corporation © 2002 Yamaha Corporation Productie Nederlandstalige handleiding: TerrActs (www.terracts.nl) i.o.v.