Operation Manual

MOXF6/MOXF8 Gebruikershandleiding
21
De cursor verplaatsen
Gebruik deze vier knoppen om door de display te bladeren,
waarbij u de cursor beweegt door de verschillende
beschikbare items en parameters in het scherm. Als een
item is geselecteerd, wordt dit gemarkeerd (de cursor wordt
weergegeven als een donker blok met tekens in
tegenovergestelde kleur). U kunt de waarde van het item (de
parameter) waarop de cursor zich bevindt, wijzigen met de
draaiknop [DATA] en de knoppen [INC] en [DEC].
Parameterwaarden wijzigen
(bewerken)
De draaiknop [DATA] rechtsom draaien (met de klok mee)
verhoogt de waarde, linksom draaien (tegen de klok in)
verlaagt deze.
Door te drukken op de knop [INC] wordt een
parameterwaarde telkens met één stap verhoogd, door te
drukken op de knop [DEC] wordt een parameterwaarde
verlaagd. Door een van de knoppen vast te houden wordt de
waarde continu verhoogd of verlaagd.
Voor parameters met een groot waardebereik kunt u de
waarde in stappen van 10 verhogen door de knop [SHIFT]
ingedrukt te houden en de knop [INC] in te drukken. Om de
waarde in stappen van 10 te verlagen, houdt u de knop
[SHIFT] ingedrukt en drukt u op de knop [DEC].
Functies en subfuncties
Elke hierboven beschreven modus bevat verschillende
displays met verschillende functies en parameters. Als u
door deze displays wilt navigeren en de gewenste functie
wilt selecteren, gebruikt u de knoppen [F1] – [F6] en [SF1] –
[SF6]. Als u
een modus selecteert, worden de beschikbare
displays of menu's direct
boven de knoppen onder aan de
display weergegeven (zoals hieronder aangegeven).
Afhankelijk van de momenteel geselecteerde modus zijn er
maximaal zes functies beschikbaar die u kunt oproepen met
de knoppen [F1] – [F6]. Houd er rekening mee dat de
beschikbare functies afhankelijk zijn van de geselecteerde
modus. Afhankelijk van de momenteel geselecteerde functie
zijn er ook maximaal zes subfuncties beschikbaar die u kunt
oproepen met de knoppen [SF1] – [SF6]. Houd er rekening
mee dat de beschikbare subfuncties afhankelijk zijn van de
geselecteerde functie.
De voorbeelddisplay hieronder wordt geopend door de knop
[F5] LFO in te drukken en daarna op de knop [SF1] Wave te
drukken. In deze voorbeelddisplay is er geen subfunctie
toegewezen aan de knop [SF6].
Een getal rechtstreeks invoeren
Voor parameters met een groot waardebereik kunt u de
waarde ook rechtstreeks invoeren door de knoppen onder
de LCD-display als numeriek toetsenbord te gebruiken.
Als de cursor zich op een dergelijke parameter bevindt,
verschijnt het pictogram [NUM] in de rechterbenedenhoek
van de LCD-display. Als u in deze status op de knop
[SF6] NUM drukt, wordt op de onderstaande manier een
cijfer (1 – 9, 0) toegewezen aan de knoppen [SF1] – [SF5] en
[F1] – [F5], zodat u rechtstreeks getallen kunt invoeren met
deze knoppen. Afhankelijk van de geselecteerde
parameters kan een negatieve waarde worden ingevoerd.
Als een dergelijke parameter is geselecteerd en u een
negatieve waarde wilt invoeren, drukt u op de knop [F6]
(waaraan '-' is toegewezen) en vervolgens op de knoppen
[SF1] – [SF5] en [F1] – [F5]. Nadat het volledige getal is
opgegeven, drukt u op de knop [ENTER] om het getal
daadwerkelijk in te voeren en deze status te verlaten.
Basisbediening
De waarde verlagen De waarde verhogen
De waarde
verlagen
De waarde
verlagen
Deze functies kunnen met de
overeenkomstige knop ([F1] – [F6])
worden geselecteerd.
Deze functies kunnen met de
overeenkomstige knop ([SF1] – [SF6])
worden geselecteerd.
U kunt deze knoppen als een
numeriek toetsenbord gebruiken.