Operation Manual

MOXF6/MOXF8 Gebruikershandleiding
Beknopte handleiding
36
Opnemen in de modus
Performance
Tijdens het experimenteren en spelen met arpeggio's in de
modus Performance komt u misschien ritmepatronen en
frases tegen die u leuk vindt en die u wilt opslaan om ze later
te gebruiken. De beste en gemakkelijkste manier om deze
vast te leggen is door uw toetsenspel op te nemen naar een
song of patroon.
Song en patroon
Songs en patronen zijn MIDI-sequencedata die bestaan uit
maximaal 16 tracks.
I Song
Een song op dit instrument is in wezen hetzelfde als een
song op een MIDI-sequencer en het afspelen ervan stopt
automatisch aan het einde van de opgenomen data.
I Patroon
Op dit instrument verwijst de term 'patroon' naar een relatief
korte muziek- of ritmefrase (1 tot 256 maten) die voor
afspelen in een lus wordt gebruikt. Als het afspelen van een
patroon eenmaal is gestart, wordt dit dus herhaald totdat u
op de knop [J] (Stop) drukt.
De melodie en afgespeelde
arpeggio opnemen naar de song
Als een song is geselecteerd als doel van de
performanceopname, kunt u uw toetsenspel met het arpeggio
opnemen zonder u zorgen te maken over maatbeperkingen of
onvoldoende opnameruimte. Het is bijvoorbeeld een goed
idee om uw toetsenspel op te nemen terwijl u verschillende
arpeggiotypen oproept en vervolgens waar nodig de song te
bewerken. U kunt de recorder zelfs laten lopen terwijl u
improviseert en de opname vervolgens afluisteren en met de
beste gedeelten de uiteindelijke song maken. Voer een
opname uit volgens de instructies hieronder.
1
Selecteer in de modus Performance Play een
performance
voor de opname.
2 Druk op de knop ARP [ON/OFF] zodat het lampje
oplicht.
TIP
U kunt de volgende handeling uitvoeren om de volume- en
paninstellingen van partijen 1 – 4 aan te passen:
1 Druk tegelijk op de Functieknop 1 (links van de knoppen
1 – 4) en de Functieknop 2 (links van de knoppen 5 – 8).
De zes lampjes lichten op en het pop-upvenster KNOB
FUNCTION wordt weergegeven.
2 Draai aan de gewenste knop om de instelling aan
te passen.
Als u aan een van de knoppen 1 – 4 draait, wijzigt u het
volume van partijen 1 – 4, respectievelijk.
Als u aan een van de knoppen 5 – 8 draait, wijzigt u de pan
van partijen 1 – 4, respectievelijk.
3 Als u klaar bent met bewerken drukt u op de knop [EXIT]
om terug te keren naar de display Performance Play.
TIP
U kunt de volgende handeling uitvoeren om de toonhoogte van
partijen 1 – 4 aan te passen:
1 Druk op de knop [EDIT] in de modus Performance.
2 Druk op de nummerknop [1] – [4] die overeenkomt met
de partij die u wilt bewerken.
3 Druk op de [F4] TONE-knop.
4 Druk op de [SF1] TUNE-knop.
5 Wijzig de waarde NoteShift om de toonhoogte aan
te passen.
6 Als u klaar bent met bewerken drukt u op de knop [EXIT]
om terug te keren naar de display Performance Play.
Volume van
partijen
1 – 4
Functieknop 1
Functieknop 2
Pan van
partijen
1 – 4
Knop 1 Knop 2 Knop 3 Knop 4
Knop 5 Knop 6 Knop 7 Knop 8