User Manual
120
CVP-109/107/105
Om afspeelvolume, voice, en pan instellingen, alsook reverb, chorus en effect
depth voor individuele tracks in te stellen, drukt u op de [MIXER] knop, terwijl u
in de Song Play mode bent, om het MIXER scherm op te roepen.
Track Instellingen Wijzigen
U kunt het MIXER scherm gebruiken om onderstaande parameters in
te stellen. Zie de aangegeven bladzijden van de Referentie Handleiding
voor beschrijvingen van elke parameter.
Beschikbare Parameters in het MIXER scherm
● Als track 1 — 16 is geselecteerd:
• VOLUME ( Zie blz. 37.)
• VOICE (Zie blz. 31.)
• PAN (Zie blz. 37.)
• REVERB DEPTH (Zie blz. 50.)
• CHORUS DEPTH (Zie blz. 53.)
• EFFECT DEPTH (Zie blz. 57 of 60.)
● Als TTL (Total) is geselecteerd:
• TEMPO (Zie blz. 27.)
•
Overall REVERB DEPTH (
Zie blz.
49.)
• REVERB TYPE (Zie blz. 49.)
• CHORUS TYPE (Zie blz. 52.)
• EFFECT TYPE (CVP-105)
(Zie blz. 59.)
• EFFECT1 TYPE (CVP-109/107)
(Zie blz. 56.)
• EFFECT2 TYPE (CVP-109/107)
(Zie blz. 56.)
Het Program Change Nummer (PRG#),
de Bank LSB (BKL), en Bank MSB
(BKM) parameters, die gebruikt worden
om voices te selecteren via MIDI, worden
getoond als VOICE is geselecteerd.
Afhankelijk van het file type, kunnen
sommige parameters niet gewijzigd
worden.
Bij de CVP-109 kunt u met de REVERB
TYPE instelling uitsluitend een gewoon
reverb type selecteren, geen Natural
Reverb type.
Bij de CVP-109/107 kan elk van de twee
effectsystemen afzonderlijk worden
toegevoegd aan één enkele track. Wan-
neer u EFFECT1 TYPE of EFFECT2
TYPE selecteert, dan verschijnt het
nummer van de daardoor beïnvloedde
track samen met het effect type. Wan-
neer u EFFECT DEPTH selecteert, dan
verschijnt het nummer van het effect-
systeem, dat aan de track is toegevoegd,
samen met de effect depth waarde. (De
EFFECT DEPTH instelling is alleen
beschikbaar voor de twee tracks waar-
aan een effectsysteem is toegevoegd.)
SONG MIXER FUNCTION
MASTER
EQUALIZER
Songs Afspelen
118
CVP-109/107
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING