Operation Manual

40
EFFECTEN
Het Reverb effect produceert de natuurlijke reflecties die door de omgeving
worden veroorzaakt als een instrument bijvoorbeeld in een kamer of con-
certzaal wordt bespeeld. In totaal zijn er 8 verschillende nagalmsimulaties
van verschillende ruimten voorhanden.
1 Zet het Reverb effect aan.
Druk op de REVERB knop.
Reverb kan ook aan en uit
gezet worden met een
voetschakelaar (blz.91) of
via Functieparameter #31
(blz.44).
2 Kies het gewenste type Reverb in de Functie mode.
Doe dit op de gebruikelijke manier:
1) Druk op de FUNCTION knop.
2) Kies het gewenste functieparameternummer (#31, #32) via het
numerieke toetsenbord (zie voor een overzicht van de Reverb Typen
blz.45).
• De paneel REVERB on/off
knoppen hebben alleen
effect op via het toetsen-
bord bespeelde voices. Als u
het Reverb effect voor de
hele PortaTone (inclusief
begeleidingen en songs) uit
wilt schakelen zet het
Reverb Type (#9, blz.45
dan op “off.”
• Deze instellingen worden
niet bewaard als u het
instrument uitschakelt. Als u
ze wilt bewaren, kunt u ze
in een Userbank veiligstellen
met de One Touch Setting
functie (blz.72).
• Er zijn nog drie Reverb
Types voorhanden als de
PortaTone via MIDI wordt
aangestuurd. (Zie blz.116
voor details.)
3 Stel het Reverb Send Level in voor de voice(s).
De Main, Dual en Split voices kunnen elk afzonderlijk worden ingesteld
voor de hoeveelheid Reverb. Gebruik, om dit in te stellen, de corresponde-
rende Reverb Send Levelparameters in de Functie mode (Main: #04, Dual:
#14, Split: #24). (Zie blz.31, 35 en 37.)
Als het Reverb Send Level op
of bijna op “000”, wordt
gezet, is het Reverb effect
niet te horen.
REVERB (NAGALM)
De PortaTone is uitgerust met een ruime variatie aan effecten die kunnen wor-
den gebruikt om het geluid van de voices op te luisteren. Vier algemene catego-
rieën aan effecten zijn voorhanden — Reverb, Chorus, DSP en Harmony — en elke
categorie heeft vele effecttypen om uit te kiezen.
U bent ook buitengewoon flexibel in het toepassen van de effecten. Alle vier effecten kunnen tegelijk
gebruikt worden en de mate van Reverb (nagalm), Chorus en DSP-effecten is afzonderlijk in te stellen
voor elk van de voices: Main, Dual en Split.
001 116
MEASURE TEMPO
Geeft aan dat de Reverb aan staat
F31
Reverb
STYLE
FUNCTION
Terugroepen van de standaardinstelling
Als u de parameterinstelling hebt gewijzigd, kunt u direct de standaard
instelling terugroepen door de + en - knoppen tegelijkertijd in te drukken.
3) Wijzig als “FUNCTION” niet meer knippert de waarde (met het
numerieke toetsenbord). Gebruik de +/- knoppen voor aan/uit
instellingen.
F32
RevType
STYLE
FUNCTION
DUALREVERB
HARMONY
TIP
OPMERKING
OPMERKING