Operation Manual

INSTELLINGEN Verschillende functies configureren (menu Setup) Nl 126
6
Als u de wijzigingen wilt opslaan, gebruikt u de cursortoetsen om “OK” te selecteren en
drukt u op ENTER.
7
Druk op ON SCREEN om het menu te sluiten.
Network Standby
Bepaalt of het toestel kan worden ingeschakeld vanaf andere apparaten in het netwerk (netwerk
stand-by).
Instellingen
MAC Address Filter
Stelt het MAC-adresfilter in om te verhinderen dat andere netwerkapparaten toegang krijgen tot
het toestel.
Filter
Schakelt het MAC-adresfilter in/uit.
Instellingen
MAC Address 1–10
Hierin geeft u de MAC-adressen (maximaal 10) op van de netwerkapparaten die toegang mogen
hebben tot het toestel als “Filter” is ingesteld op “On”.
Procedure
1
Gebruik de cursortoetsen (q/w) om “MAC Address 1–5” of “MAC Address 6–10” te
selecteren en druk op ENTER.
2
Gebruik de cursortoetsen (q/w) om een MAC-adresgetal te selecteren en druk op ENTER.
3
Gebruik de cursortoetsen (e/r) om de invoegpositie te verplaatsen en de cursortoetsen
(q/w) om een waarde te selecteren.
4
Druk op ENTER om de instelling te bevestigen.
5
Als u de wijzigingen wilt opslaan, gebruikt u de cursortoetsen om “OK” te selecteren en
drukt u op ENTER.
6
Druk op ON SCREEN om het menu te sluiten.
Network Name
Bewerkt de netwerknaam (de naam van het toestel op het netwerk) die andere netwerkapparaten
wordt weergegeven.
Procedure
1
Druk op ENTER om het scherm voor het bewerken van de naam te openen.
2
Gebruik de cursortoetsen en ENTER om de naam te wijzigen en selecteer “ENTER” om
de invoer te bevestigen.
Selecteer “CLEAR” om de invoer te wissen.
3
Gebruik de cursortoetsen om “OK” te selecteren en druk op ENTER.
Als u de standaardinstelling wilt herstellen, selecteert u “RESET”.
4
Druk op ON SCREEN om het menu te sluiten.
Off (standaard) Schakelt de netwerk stand-byfunctie uit.
On
Schakelt de netwerk stand-byfunctie in.
(Het toestel verbruikt meer stroom dan wanneer “Off” is geselecteerd.)
Off (standaard) Schakelt het MAC-adresfilter uit.
On
Schakelt het MAC-adresfilter in. In “MAC Address 1–10” moet u de MAC-adressen
opgeven van de netwerkapparaten die toegang mogen hebben tot het apparaat.