User Manual

41
Nederlands
Details van elk element van de functie setup
Het gebruik van verschillende functies
Chapter
7
40
Het gebruik van verschillende functies
Chapter
7
Details van elk element van de functie setup
Klankkleur
De klankkleur van de toon kan van zacht tot helder
ingesteld worden.
Instelmarge
–2
(zacht)
Het instrument produceert
zachte en milde tonen.
–1
(zacht/normaal)
De instelling tussen zacht
en normaal.
0
(normaal)
Het instrument produceert
een normale toon.
1
(normaal/helder)
De instelling tussen
normaal en helder.
2
(helder)
Het instrument produceert
heldere tonen.
Standaardinstelling
0 (normaal)
N.B.
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling,
wanneer het uitgeschakeld wordt.
Aanslaggevoeligheid
U kunt de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord
uitkiezen. Kies een instelling die bij de verschillende
speelstijlen en voorkeuren passen.
Instelmarge
–2
(zacht)
Het instrument produceert
maximale geluidssterkte
bij een lichte aanslag.
–1
(zacht/midden)
De instelling tussen zacht
en midden.
0
(midden)
Het instrument reageert
op een gemiddelde
aanslag.
1
(midden/hard)
De instelling tussen
midden en hard.
2
(hard)
Het instrument vereist een
tamelijk harde aanslag om
maximale geluidssterkte
te bereiken.
Uit
(FIXED)
Het instrument produceert
alle tonen met dezelfde
geluidssterkte ongeacht de
sterkte van de aanslag.
Standaardinstelling
0 (midden)
N.B.
U kunt de aanslagdynamiek onder ,F2.2 FIXED Velocity‘
instellen wanneer voor Off (FIXED) gekozen is.
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling,
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
FIXED Aanslagdynamiek
U kunt de aanslagdynamiek veranderen, wanneer in de
Touch Sensitivity Setting (aanslagdynamiek instelling)
voor Off (FIXED) gekozen is.
Instelmarge
1 tot 127
Standaardinstelling
64
N.B.
Dit element verschijnt niet wanner voor een andere
parameter dan Off (FIXED) gekozen is onder ,F2.1 Touch
Sensitivity‘.
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
Toetsenbord transponeren
U kunt de toonhoogte van het toetsenbord
transponeren. De transpositie kan trapsgewijs op kleine
secundes ingesteld worden. D.w.z. als u de stap voor
de transpositie bijvoorbeeld op 5 instelt, wordt door het
spelen van C3 de toonhoogte F3 weergegeven.
Instelmarge
–12 tot 12
Standaardinstelling
0
Stemming van het toetsenbord
U kunt de toonhoogte van het toetsenbord in trapjes
van 0.2 Hz stemmen (ne tuning). Dit is nuttig als u de
piano in combinatie met andere instrumenten bespeelt.
Instelmarge
414.8 tot 466.8 (Hz)
Standaardinstelling
440.0 (Hz)
N.B.
De waarde verschijnt als een tweegetallig nummer met een
decimaal (b.v. “40.2” for 440.2 Hz).
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
Toonreeksen
Bepaalde muziekgenres zijn gecomponeerd, gebaseerd
op andere reeksen dan de gelijkzwevende stemming,
die de gebruikelijke stemming voor piano‘s is. Met
deze instelling kunt u de verschillende reeksen ervaren.
Instelmarge
1
(gelijkzwevende
stemming)
Een octaaf is
onderverdeelt in twaalf
gelijke intervallen.
Tegenwoordig de meest
gebruikelijke stemming
voor piano‘s.
2
(reine stemming
majeur)
Gebaseerd op de
natuurlijke boventonen
produceren drie
majeurakkoorden met
deze reeks een mooi, rein
geluid.
3
(reine stemming
mineur)
4
(Pythagoras)
Deze reeks, ontdekt door
Pythagoras, een Griekse
losoof, is gebaseerd op
een reine kwint. De terts
in onrein, maar de kwart
en de kwint zijn zeer
zuiver en geschikt voor
hoofdstemmen.
5
(Middentoon)
Deze reeks is een
verbetering van de
pythagoreïsche in die zin
dat de onreinheid van
de terts geëlimineerd
werd. Deze reeks werd
in de periode tussen de
late zestiende en de late
achttiende eeuw in zwang.
6
(Werckmeister)
Deze reeksen combineren
de middeltoon- en de
pythagoreïsche stemming
op verschillende
manieren. Met deze
reeksen verandert de
moderatie de indruk en het
gevoel van composities.
Ze werden vaak in de tijd
van Bach en Beethoven
gebruikt en worden
tegenwoordig toegepast
voor de muziek uit de tijd
van het klavecimbel. .
7
(Kirnberger)
Standaardinstelling
1 (gelijkzwevende
stemming)
N.B.
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
Grondtoon
U dient de grondtoon te bepalen wanneer u een andere
stemming dan de gelijkzwevende in de reeksinstelling
vastlegt.
Instelmarge
C, C#, D, E
, E, F, F#, G,
A
, A, B , B
Standaardinstelling
C
N.B.
Dit element verschijnt niet wanner voor 1 (gelijkzwevende
stemming) gekozen wordt in ,F4.1 Scale‘.
Het bovenste streepje duidt de verhoogde noot aan en het
onderste streepje het verlaagde noot.
(C#)
(E )
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
Geluidssterkte van de metronoom
U kunt de geluidssterkte van de metronoom aanpassen.
Instelmarge
1 to 20
Standaardinstelling
15
Eenmaal herhalen
U kunt de actueel gekozen titel herhalen
Instelmarge
Aan, uit
Standaardinstelling
Uit
N.B.
Deze instelling wordt bij willekeurig weergeven en alles
weergeven gedeactiveerd.
HoofdstukHoofdstuk