User Manual

Table Of Contents
Performance bewerken
MOTIF XF Naslaggids
107
Ins A F B (A naar B)
Signalen verwerkt met het invoegeffect A worden naar het invoegeffect
B verzonden en signalen verwerkt met het invoegeffect B worden naar
Reverb en Chorus verzonden.
Ins A F B (B naar A)
Signalen verwerkt met het invoegeffect B worden naar het invoegeffect
A verzonden en signalen verwerkt met het invoegeffect B worden naar
Reverb en Chorus verzonden.
2 Insertion A (Invoegpunt A Categorie/Type)*
3 Insertion B (categorie/type voor invoeging B)*
Hier worden de effecttypen bepaald voor invoeging A en B.
In de kolom Category kunt u een van de effectcategorieën
selecteren. Elk van deze categorieën bevat verwante
effecttypen. In de kolom Type kunt u een van de effecttypen
uit de geselecteerde categorie selecteren.
Instellingen: Zie pagina 24 voor meer informatie over
de effectcategorieën en -typen.
U kunt de lijst oproepen met de knop [SF6] LIST en
vervolgens het gewenste item in de lijst selecteren.
Zie pagina 37 voor meer informatie.
Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het
pictogram LIST in het tabbladmenu bij de knop [SF6].
U kunt de lijst dan oproepen met de knop [SF6] LIST
en vervolgens het gewenste item in de lijst selecteren.
Zie pagina 37 voor meer informatie.
1 Category
2 Type
In de kolom Category kunt u een van de effectcategorieën
selecteren. Elk van deze categorieën bevat verwante
effecttypen. In de kolom Type kunt u een van de effecttypen
uit de geselecteerde categorie selecteren.
Instellingen: Zie pagina 24 voor meer informatie over
de effectcategorieën en -typen.
3 Preset
U kunt verschillende parameters instellen om de manier
te wijzigen waarop het geluid wordt beïnvloed door het
geselecteerde effecttype. Met deze parameter kunt u
de vooraf geprogrammeerde instellingen van deze
effectparameters oproepen.
4 Effect Parameters
Het aantal beschikbare parameters en waarden is afhankelijk
van het huidige geselecteerde effecttype. Zie pagina 27 voor
meer informatie over de effectparameters. Zie de aparte
datalijst voor meer informatie over de parameters van
elk effecttype.
Effect-instellingen—[F5] Effect
In de volgende displays kunt u de effect-aansluiting en de
waarden van andere parameters instellen. Zie pagina 23
voor meer informatie over de structuur in de modus
Performance.
Deze display biedt een algemeen overzicht van de
effectroutering, evenals uitgebreide controle over
de effecten.
Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het
pictogram LIST in het tabbladmenu bij de knop [SF6].
Nu kunt u de lijst oproepen met de knop [SF6] LIST
en vervolgens het gewenste item in de lijst selecteren.
Zie pagina 37 voor meer informatie.
1 Chorus (Choruscategorie/-type)
Selecteer een choruseffecttype voor het koorklankeffect na
het selecteren van een categorie. In de kolom Category kunt
u een van de effectcategorieën selecteren. Elk van deze
categorieën bevat verwante effecttypen. In de kolom Type
kunt u een van de effecttypen uit de geselecteerde categorie
selecteren.
Instellingen: Zie pagina 24 voor meer informatie over
de effectcategorieën en -typen.
2 Reverb (Reverbtype)
Hiermee wordt het type reverbeffect voor de nagalm
bepaald. Het is niet nodig een categorie te selecteren omdat
Reverb slechts één categorie bevat.
Instellingen: Zie pagina 24 voor meer informatie over de effecttypen.
3 CHORUS TO REVERB
Hiermee bepaalt u het zendniveau van het signaal dat wordt
verzonden van het chorus- naar het reverbeffect. Hoe hoger
de waarde is, hoe dieper de reverb is die wordt toegepast op
het met chorus verwerkte signaal.
Instellingen: 0 – 127
Instellingen Effect-parameter—
[SF3] Ins A, [SF4] Ins B
OPMERKING
1
2
3
4
OPMERKING
Effectverbindingsinstellingen—
[SF1] Connect
3
4
5
2
1
6
7
OPMERKING