User Manual

Table Of Contents
Multitimbrale toongenerator instellen om songs en patronen af te spelen (Mixing-modus)
MOTIF XF Naslaggids
198
Modus Voice Modus Song Modus Pattern Modus Mixing Modus Master Modus Utility Modus File
Modus
Performance
Modus
Sampling 1
Modus
Sampling 2
Referentie
Wat betreft de MIDI-ontvangstkanalen van de mixpartijen
als bestemming, worden de kanalen 1 – 4 toegewezen
aan Parts 1 – 4, kanalen 5 – 8 aan Parts 5 – 8, kanalen
9 – 12 aan Parts 9 – 12 en kanalen 13 – 16 aan
Parts 13 – 16.
In tegenstelling tot bij de Copy Performance Job wordt
een ander MIDI-ontvangstkanaal toegewezen aan elk van
de partijen, zodat u meer flexibiliteit hebt bij het maken
van instellingen met een multitimbrale toongenerator.
Denk eraan dat het ontvangstkanaal van de
bestemmingsmixpart wordt uitgezet als het
ontvangstkanaal van de bronperformancepart is uitgezet.
Mixing Voice Edit
Mixvoices zijn normale voices die speciaal zijn bewerkt voor en opgeslagen in een specifieke song-/patroonmix. U kunt
maximaal 16 mixvoices opslaan in elke song- of patroonmix. In deze modus kunt u de voices bewerken die zijn toegewezen
aan de mixpartijen 1 – 16 en deze opslaan als mixvoices. Er zijn ook Mixing Voice Jobs beschikbaar, zodat u over handige tools
beschikt om uw mixvoices te ordenen.
Druk op de knop [F6] Vce Edit om de modus Mixing Voice Edit te activeren.
Zie pagina 189 voor meer informatie over mixvoices.
Mixvoices bewerken
1
Druk in de song- of patroonmodus op de knop
[MIXING] om de display Mixing Play
(pagina 190) in de mixingmodus te activeren.
2 Verplaats de cursor naar de partij waaraan
de gewenste voice is toegewezen.
De naam van de geselecteerde voice verschijnt in de
rechterbovenhoek van de display. U kunt de voice hier ook
selecteren. Druk daarvoor op de knop [PROGRAM] (het
lampje gaat branden) en selecteer de gewenste voice met
de bankknoppen [PRE 1] – [GM], de groepsknoppen
[A] – [H] en de nummerknoppen [1] – [16].
3 Druk op de knop [F6] Vce Edit om de modus
Mixing Voice Edit te activeren.
4 Activeer de display Common Edit of de display
Element Edit (voor een normale voice) en de
display Key Edit (voor een drumvoice).
Druk op de knop [COMMON EDIT] om de display
Common Edit op te roepen. Als u meer algemene
parameters wilt bewerken betreffende de algemene voice
en de manier waarop deze wordt verwerkt (zoals
arpeggio, regelaar en effecten), roept u de display
Common Edit op.
Als u de display Element Edit wilt oproepen (voor een
normale voice), drukt u op een van de nummerknoppen
[1] – [8] om het te bewerken element te selecteren.
Als u de display Drum Key Edit wilt oproepen (voor een
drumvoice), drukt u op de knop [1] en op de toets die
u wilt bewerken. Als u wijzigingen wilt aanbrengen in
de geluiden waaruit een voice bestaat en in de
basisparameters waardoor het geluid wordt gedefinieerd,
zoals oscillator, pitch, filter, amplitude en EG (Envelope
Generator), roept u de display Element Edit of Drum
Key Edit op.
5 Activeer de display Edit met de parameters die
u wilt bewerken door te drukken op de
knoppen [F1] – [F6] en [SF1] – [SF5].
Zowel Common Edit als Element Edit (of Drum Key Edit)
bestaan uit meerdere displays. U vindt de gewenste
display door te kijken naar de tabmenu's van de knoppen
[F1] – [F5] en [SF1] – [SF5].
6 Verplaats de cursor naar de gewenste
parameter.
7 Bewerk de waarde met de knoppen [INC/YES],
[DEC/NO] en de datadraaiknop.
8 Bewerk de mixvoice door de stappen 4 – 7 naar
wens te herhalen.
9
Geef een naam op voor de mixvoice in
de display Name (pagina 55) van Common Edit.
Zie pagina 37 voor gedetailleerde instructies over het
opgeven van een naam.
10 Als u de bewerkte voice wilt opslaan, drukt
u op de knop [STORE] om het venster Store
(pagina 192) te activeren.
Zie pagina 144 voor gedetailleerde instructies over
het opslaan.
11 Druk op de knop [EXIT] of [MIXING] om terug
te keren naar de modus Mixing Play.
OPMERKING
OPMERKING
Voicecategorie Voicenaam
Voicenummer
Voicebank
[F6]-knop