User Manual

Table Of Contents
MOTIF XF Naslaggids
219
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.)
In de modus Utility kunt u parameters instellen die van toepassing zijn op het gehele systeem van de MOTIF XF. Druk op de
knop [UTILITY] om de modus Utility in te schakelen. Druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar de oorspronkelijke display.
Voor systeeminstellingen die betrekking hebben op de sequencer in de afspeelmodus Song/Pattern/Arpeggio roept u de display
Sequencer Setup op door op de knop [SEQ SETUP] te drukken in de modus Song/Pattern/Performance.
Basisprocedure in de modus Utility
1
Schakel de modus Utility in.
Druk op de knop [UTILITY] om de modus Utility
in te schakelen. (De indicator licht op.)
2 Roep de gewenste display op.
Zoek de gewenste functie in de tabmenu's van de
knoppen [F1] – [F6] en [SF1] – [SF5] en druk vervolgens
op de betreffende knop om de gewenste display
op te roepen.
3 Stel de gewenste parameter in.
Verplaats de cursor naar de verschillende parameters
en stel de waarde in met de draaiknop Data, de knop
[INC/YES] en de knop [DEC/NO].
LET OP
Wanneer in de display 'Press [ENTER] to set' wordt
weergegeven, moet u op de knop [ENTER] drukken voordat u
naar de volgende stap gaat. Als u dat niet doet, dan worden de
instellingen niet opgeslagen, zelfs niet als u bij de volgende
stap op de knop [STORE] drukt.
4 Druk op de knop [STORE] om de instellingen
voor Utility en Sequencer Setup op te slaan in
het interne geheugen.
LET OP
Alle Utility-instellingen gaan verloren wanneer u het
instrument uitzet zonder de instellingen op te slaan.
De parameterinstellingen in de displays van Utility en
Sequencer Setup worden als één geheel opgeslagen.
Dit houdt in dat wanneer u de handeling Store uitvoert
in de modus Utility, de instellingen in de displays van
Sequencer Setup ook worden opgeslagen en
vice versa.
5 Druk op de knop [EXIT] om de modus Utility te
verlaten en naar de oorspronkelijke modus
terug te gaan.
Systeeminformatie—[SF6] INFO
In deze display staan de MIDI IN/OUT-instellingen en de
netwerkinstellingen. Deze display kan niet worden bewerkt.
1 MIDI IN/OUT (alleen aanduiding)
Hiermee wordt de hardwareaansluiting aangeduid via welke
de MIDI-data worden in- of uitgevoerd. De bijbehorende
parameters kunnen worden ingesteld in de display MIDI
(pagina 228).
2 Network Information
Hier staan de netwerkinstellingen. De bijbehorende
parameters kunnen worden ingesteld in de display Network
(pagina 221).
3 FL1/FL2 (alleen aanduiding)
Hiermee wordt aangegeven of de optionele
uitbreidingsmodule voor het Flash-geheugen FL512M/
FL1024M al dan niet is geïnstalleerd. Als dat geheugen is
geïnstalleerd, wordt in deze sectie ook de geheugengrootte
weergegeven en informatie of de module al is geformatteerd.
Algemene instellingen—
[F1] General
Toongenerator
Vanuit deze sectie kunt u algemene instellingen voor de
interne toongenerator selecteren. De instellingen die u hier
selecteert, gelden alleen voor het interne toongeneratorblok.
Ze hebben geen invloed op de MIDI-uitvoer.
1 Volume
Hiermee wordt het totaalvolume van het instrument bepaald.
Instellingen: 0 – 127
2 Note Shift
Hiermee wordt de hoeveelheid (in halve tonen) bepaald
waarin de toonhoogte van alle noten wordt verschoven.
Instellingen: -24 semi – +0 semi – +24 semi
OPMERKING
1
2
3
Toongenerator en
keyboardinstellingen—[SF1] Play
1
2
3
4
5
6
9
7
8