User Manual

Table Of Contents
Systeeminstellingen (modus Utility, enz.)
MOTIF XF Naslaggids
227
In deze display kunt u de aansluiting van de invoegeffecten
instellen die worden toegepast op het audio-ingangssignaal
in de modus Voice. Deze display is alleen beschikbaar
wanneer u naar de modus Utility gaat vanuit de modus Voice.
1 INSERTION CONNECT (invoegaansluiting)
Hiermee wordt de effectrouting bepaald voor de
invoegeffecten A en B. De instellingswijzigingen worden
weergegeven in het diagram op de display en bieden
u een goed overzicht van de manier waarop het signaal
wordt gerouteerd.
Instellingen: Ins A F B, Ins B F A
Ins A F B
Signalen die zijn verwerkt met invoegeffect A worden verzonden naar
invoegeffect B en signalen die zijn verwerkt met invoegeffect B worden
verzonden naar Reverb en Chorus.
Ins B F A
Signalen die zijn verwerkt met invoegeffect B worden verzonden naar
invoegeffect A en signalen die zijn verwerkt met invoegeffect A worden
verzonden naar Reverb en Chorus.
2 Insertion A (categorie/type voor invoeging A)*
3 Insertion B (categorie/type voor invoeging B)*
Hier worden de effecttypen bepaald voor invoeging A en B.
In de kolom Category kunt u een van de effectcategorieën
selecteren. Elk van deze categorieën bevat verwante
effecttypen. In de kolom Type kunt u een van de effecttypen
uit de geselecteerde categorie selecteren.
Instellingen: Zie pagina 24 voor meer informatie over
de effectcategorieën en -typen.
U kunt de lijst oproepen en het gewenste item selecteren
door op de knop [SF6] LIST te drukken. Zie pagina 37
voor meer informatie.
In deze displays kunt u de invoegeffecttypen instellen die
worden toegepast op het audio-ingangssignaal in de modus
Voice. Deze displays zijn alleen beschikbaar wanneer u naar
de modus Utility gaat vanuit de modus Voice.
Afhankelijk van de geselecteerde parameter verschijnt het
pictogram LIST in het tabmenu dat overeenkomt met de
knop [SF6]. Nu kunt u de lijst oproepen met de knop
[SF6] LIST en vervolgens het gewenste item in de lijst
selecteren. Zie pagina 37 voor meer informatie.
1 Category
2 Type
In de kolom Category kunt u een van de effectcategorieën
selecteren. Elk van deze categorieën bevat verwante
effecttypen. In de kolom Type kunt u een van de effecttypen
uit de geselecteerde categorie selecteren. Zie pagina 24
voor meer informatie over de effectcategorieën.
3 Preset
Hiermee kunt u vooraf geprogrammeerde instellingen
oproepen voor elk effecttype, die zijn ontworpen voor gebruik
in specifieke toepassingen en situaties.
4 Effect Parameters
Het aantal beschikbare parameters en waarden is afhankelijk
van het huidige geselecteerde effecttype. Zie pagina 27 voor
meer informatie over de effectparameters. Zie de aparte
datalijst voor meer informatie over de parameters van elk
effecttype.
Aansluitingsinstellingen voor
invoegeffect—[SF2] Connect
1
2
3
OPMERKING
Instellingen voor het invoegeffecttype—
[SF3] Ins A, [SF4] Ins B
1
2
3
4
OPMERKING