User Manual

Table Of Contents
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Over MIDI
MOTIF XF Naslaggids
32
Decay Time (besturingswijziging 075)
Hiermee past u de decaytijd van de voice AEG aan.
De decaytijd wordt aangepast door het databereik 0 – 127
te gebruiken als offsetwaarde met een weergavebereik van
-64 – +63 dat wordt toegevoegd aan de voicedata.
Effect Send Level 1 (reverbeffect) (besturingsnummer 091)
Hiermee wordt het zendniveau van het reverbeffect
opgegeven.
Effect Send Level 3 (choruseffect) (besturingsnummer 093)
Hiermee wordt het zendniveau van het delay/choruseffect
opgegeven.
Effect Send Level 4 (variatie-effect) (besturingsnummer 094)
Hiermee wordt het zendniveau van het variatie-effect
opgegeven.
Deze MIDI-event kan niet worden verwerkt door het
toongeneratorblok, hoewel deze wel kan worden
opgenomen op een song-/patroontrack.
Data Increment (besturingsnummer 096)
Data Decrement (besturingsnummer 097)
Deze MIDI-berichten nemen toe of nemen af met eenmaal de
waarde van instellingen voor pitchbendgevoeligheid, fijne
afstemming of minder verfijnde afstemming die zijn gemaakt
met behulp van de RPN (pagina 33).
NRPN MSB (Non-Registered Parameter Number MSB)
(besturingsnummer 099)
NRPN LSB (Non-Registered Parameter Number LSB)
(besturingsnummer 098)
Deze worden voornamelijk gebruikt als offsetwaarden voor
vibrato, filter, EG en andere instellingen. Data-invoer wordt
gebruikt om de parameterwaarde in te stellen nadat de
parameter is opgegeven via NRPN/MS en LSB. Nadat een
NRPN is opgegeven, wordt het volgende data-invoerbericht
dat op hetzelfde kanaal is ontvangen, verwerkt als de waarde
van die NRPN. Voorkom operationele fouten door verzending
van een RPN Null-bericht (7FH, 7FH) na gebruik van deze
berichten voor uitvoering van een besturingsbewerking.
Zie 'NRPN' voor informatie over de parameter (pagina 33).
Deze MIDI-event kan niet worden verwerkt door het
toongeneratorblok, hoewel deze wel kan worden
opgenomen op een song-/patroontrack.
RPN MSB (Registered Parameter Number MSB)
(Besturingsnummer 101)
RPN LSB (Registered Parameter Number LSB)
(Besturingsnummer 100)
Deze worden voornamelijk gebruikt als offsetwaarden voor
pitchbendgevoeligheid, stemming of andere instellingen van
een partij. Data-invoer (pagina 31) wordt gebruikt om de
parameterwaarde in te stellen nadat de parameter is
opgegeven via RPN MSB en RPN LSB. Nadat een RPN is
opgegeven, wordt het volgende data-invoerbericht dat op
hetzelfde kanaal is ontvangen, verwerkt als de waarde van die
RPN. Voorkom operationele fouten door verzending van een
Null-bericht (7FH, 7FH) na gebruik van deze berichten voor
uitvoering van een besturingsbewerking. Zie 'RPN' voor
informatie over de parameter.
All Sound Off (besturingsnummer 120)
Hiermee schakelt u alle momenteel klinkende noten uit voor
alle partijen.
Reset All Controllers (besturingsnummer 121)
Hiermee worden alle regelaars ingesteld op de oorspronkelijke
waarden. De volgende parameters worden hierdoor
beïnvloed: Pitch Bend, Channel Pressure, Polyphonic Key
Pressure, Modulation, Expression, Hold 1, Portamento,
Sostenuto, Soft Pedal, Portamento Control, RPN*, NRPN*
(*Voor de RPN en NRPN is opgegeven dat deze geen nummer
hebben en er worden geen interne data gewijzigd).
De volgende data worden niet beïnvloed: Program Change,
Bank Select MSB en LSB, Volume, Pan, Dry Send Level,
Effect Send Level 1, 3, en 4, Pitch Sensitivity, Fine Tuning,
Coarse Tuning.
Omni Mode Off (besturingsnummer 124)
Hierbij wordt dezelfde handeling uitgevoerd als wanneer een
All Notes Off-bericht wordt ontvangen. Het ontvangstkanaal is
ingesteld op 1.
Omni Mode On (besturingsnummer 125)
Hierbij wordt dezelfde handeling uitgevoerd als wanneer een
All Notes Off-bericht wordt ontvangen. Het ontvangstkanaal is
echter ingesteld op 'Omni On'.
Mono (besturingsnummer 126)
Hierbij wordt dezelfde handeling uitgevoerd als wanneer
een All Sound Off-bericht wordt ontvangen. Als de 3e byte-
parameter (de parameter waarmee het monogetal wordt
bepaald) tussen 0 – 16 ligt, worden de partijen die
overeenkomen met die kanalen ingesteld op mono.
Poly (besturingsnummer 127)
Hierbij wordt dezelfde handeling uitgevoerd als wanneer een
All Sound Off-bericht wordt ontvangen en de partijen die met
deze kanalen overeenkomen worden ingesteld op poly.
Channel Aftertouch (CAT)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt
uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
De data (000 – 127) vertegenwoordigen de hoeveelheid druk
die op de toets wordt uitgeoefend. Het staafdiagram aan de
rechterkant is een grafische weergave van de waarde.
Polyphonic Aftertouch (PAT)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt
uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
In tegenstelling tot bij de Channel Aftertouch-event worden
er echter voor elke toets afzonderlijke data geleverd.
Nootnaam (C -2 – G8) geeft de toets op. De data (000 – 127)
vertegenwoordigen de hoeveelheid druk die op de toets
wordt uitgeoefend. Het staafdiagram aan de rechterkant is
een grafische weergave van de waarde.
Polyphonic Aftertouch kan niet worden verwerkt door het
toongeneratorblok, hoewel deze event wel kan worden
opgenomen op een song-/patroontrack.
OPMERKING
OPMERKING
Datawaarde
Staafdiagram van
de datawaarde
Datawaarde
Staafdiagram van
de datawaarde
Nootnaam
OPMERKING