Operation Manual

6-11
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode
licht tot gemiddeld bruin verkleurd is
(de ideale kleur als normaal met de
machine wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de
motor dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:
De motor is misschien defect als een van
de bougies een duidelijk andere kleur
heeft. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw scooter nakijken door een Yamaha
dealer.
3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere neer-
slag. Vervang als dat nodig is.
OPMERKING:
Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aan-
haalmoment ongeveer correct als een
kwartslag tot een halve slag - verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het
juiste aanhaalmoment worden aange-
draaid.
4. Installeer de bougiedop.
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand
indien nodig af volgens de specifica-
tie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad
van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast met
het correcte aanhaalmoment.
a. Elektrodenafstand
Voorgeschreven bougie:
CR7E (NGK)
Elektrodenafstand:
0,70,8 mm
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m0kgf)
5GJ-9-D1(Dutch) 9/5/01 6:22 PM Page 54 (1,1)