Operation Manual
Table Of Contents
- INLEIDING
- BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
- INHOUDSOPGAVE
- VEILIGHEIDSINFORMATIE
- BESCHRIJVING
- FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
- VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
- GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
- PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
- Boordgereedschapsset
- Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem
- Algemeen smeer- en onderhoudsschema
- De stroomlijn- en framepanelen verwijderen en aanbrengen
- Bougie controleren
- Motorolie en oliefilterelement
- Koelvloeistof
- Vervangen van het luchtfilterelement en reinigen van de aftapslang
- Afstellen van het stationair toerental
- Vrije slag van de gaskabel afstellen
- Klepspeling
- Banden
- Gietwielen
- Vrije slag van koppelingshendel afstellen
- Vrije slag van voorremhendel controleren
- Vrije slag van rempedaal afstellen
- Controleren van voor- en achterremblokken
- Controleren van remvloeistofniveau
- Remvloeistof verversen
- Spanning aandrijfketting
- Aandrijfketting reinigen en smeren
- Kabels controleren en smeren
- Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel
- Controleren en smeren van rem- en schakelpedalen
- Controleren en smeren van rem- en koppelingshendels
- Zijstandaard controleren en smeren
- De achterbrugscharnierpunten smeren
- Voorvork controleren
- Stuursysteem controleren
- Controleren van wiellagers
- Accu
- Zekeringen vervangen
- Koplampgloeilamp vervangen
- Achterlicht/remlichtunit
- Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen
- Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen
- Parkeerlichtgloeilamp vervangen
- Ondersteunen van de motorfiets
- Voorwiel
- Achterwiel
- Problemen oplossen
- Storingzoekschema’s
- VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
- SPECIFICATIES
- GEBRUIKERSINFORMATIE

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16810
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
● Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
● Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
● Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16830
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
gedurende de eerste 1000 km (600 mi) niet
te zwaar worden belast. De verschillende
onderdelen van de motor slijten op elkaar in
totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn be-
reikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdu-
rig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAU16981
0–500 km (0–300 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 6000
tpm maken.
Zet de motor steeds af nadat deze een uur
heeft gedraaid en laat deze dan vijf tot tien
minuten lang afkoelen.
Varieer van tijd tot tijd het motortoerental.
Laat de motor niet steeds in één vaste stand
van de gasgreep draaien.
500–1000 km (300–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 8000
tpm maken.
Gebruik de motor in alle versnellingen,
maar draai het gas nooit helemaal open.
LET OP: Na 1000 km (600 mi) moet de
motorolie worden ververst, moet de olie-
filterpatroon of het oliefilterelement wor-
den vervangen en moet de oliezeef
worden gereinigd.
[DCA10321]
1000 km (600 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP
DCA10310
● Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone wijst.
● Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
U5D7D1D0.book Page 3 Friday, September 4, 2009 9:18 AM










