Operating Instructions and Installation Instructions
VARINO GRANDE 350 - 600
Maat- en constructiewijzigingen voorbehouden! 18 Editie 01.03.2012
© Copyright YGNIS AG CH-Ruswil
6.9.2. Algemeen
Aansluiting op het net : Eenfasige wisselstroom 230 VAC +10%, 50 Hz +1% volgens EN50160.
Beveiliging maximaal 16 ampère (traag).
Stroomverbruik : (Zie "Technische gegevens"). Let erop dat de afzonderlijke aansluitingen van de
pompen als er verwarmingsregelaars ingebouwd zijn het maximale stroomverbruik
niet mogen overschrijden. Nauwkeurige gegevens over de afzonderlijke aansluitingen
(pompen, mengkraan, enz.) zijn in het meegeleverde elektrische schema te vinden.
Interne bedrading : De brander en alle bewakingscomponenten worden volledig bedraad geleverd.
Bedrading installatie : Alle componenten die ter plaatse aan het apparaat moeten worden aangesloten,
zoals voelers, pompen, mengkranen en externe beveiligingsinrichtingen, moeten
aangesloten worden op de voorziene klemmenstrip van het schakelpaneel van de
ketel. De controleplicht en de verantwoording voor de correcte werking van door
anderen geleverde apparatuur liggen bij de installateur.
Temperatuurvoelers : Alle in de bouw te monteren temperatuursensors (volgens de variant van het
ketelschakelpaneel) worden met montage instructies meegeleverd.
6.9.3. Montage van de voelers
Aftak- en contactdozen moeten vermeden worden, voeler- en laagspanningskabels moeten gescheiden van
netleidingen worden gelegd. Een eigen voelerkabel met maximumlengte 100 m, kabel 2x1 mm
2
, niet afgeschermd
gebruiken.
Leidinglengte : tot 25 m kabeldoorsnee : 0,25 mm
2
Leidinglengte : tot 50 m kabeldoorsnee : 0,5 mm
2
Leidinglengte : tot 100 m kabeldoorsnee : 1,0 mm
2
Buitenvoeler Monteren op 2/3 van de gevelhoogte of ter hoogte van de eerste verdieping, maar
niet boven vensters of onder een afdak, bij voorkeur op de noord- of noordwestkant.
Directe zonbestraling is absoluut te vermijden. De plaatsing eventueel met de
verwarmingsontwerper afspreken.
Vertreksonde Vertrek-contactsonde
Onmiddellijk na de pomp (ca 0,5 m) in het vertrekdeel van de verwarming of,
wanneer de pomp op de retour gemonteerd is, ongeveer 1,5 m na het mengorgaan
monteren.
Montage : Met bijgeleverde spanband op blanke buis, zonder warmtegeleidingspasta
monteren.
Vertrek-dompelsonde
Onmiddellijk na de pomp (ca 0,5 m) in het vertrekdeel van de verwarming of,
wanneer de pomp op de retour gemonteerd is, ongeveer 1,5 m na het mengorgaan
monteren.
Montage : In de buisbocht tegen de stroomrichting van het warmtemedium inbouwen.
Kamerafstandsbedieningen
In de woonkamer aan de binnenmuur monteren. Niet blootstellen aan zon of andere
warmtebronnen (schoorsteenmuur, bij een radiator, tocht, TV-toestel, lampen). Niet
afdekken met meubels of gordijnen, ca. 1,2 – 1,5 m boven de vloer monteren.
Installatiebuis tegen tocht afdichten. Alle kamersondes en afstandsbedieningen in
kamers zijn "actief" en dus direct aan de apparaatbus aangesloten. De kabellengte
van alle leidingen aan de apparaatbus mag niet groter zijn dan 200 m! Kabel 2x1
mm
2
litze niet afgeschermd, gescheiden van netleidingen leggen, aftak- en
contactdozen moeten vermeden worden.
Retoursonde, ketelsonde, maximaalthermostaat en thermostaat worden in de fabriek gemonteerd en bedraad
geleverd.
De O
2
-sonde word separaat meegeleverd en pas bij de inbedrijfstelling gemonteerd. Hierdoor worden eventuele
schaden aan de sonde tijdens de bouwperiode verhinderd.